ECLI:NL:RBZWB:2018:2998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
02-810590-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • J. de Weert
  • A. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedragen in het kader van criminele activiteiten

In de strafzaak tegen de verdachte, die samen met zijn broer betrokken was bij het witwassen van een bedrag van € 26.120,-, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 mei 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het verbergen en verhullen van de herkomst van dit geld, dat afkomstig was uit criminele activiteiten, met name hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen, in de periode van 6 mei 2015 tot en met 23 juni 2015, dit bedrag voor zijn broer heeft bewaard, terwijl hij wist dat het geld van misdrijf afkomstig was. De officier van justitie had een geldboete van € 10.000,- geëist, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het risico op verlies van zijn baan bij een onvoorwaardelijke straf. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst van het geld en dat hij slechts een deel van het bedrag voor zijn broer had bewaard. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de criminele activiteiten van zijn broer en dat hij een actieve rol had gespeeld in het witwassen van het geld. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van witwassen en kreeg hij een geldboete van € 10.000,- opgelegd, met vervangende hechtenis van 85 dagen bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810590-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Koopman, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 18 april 2018 en 4 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 06 mei
2015 tot en met 23 juni 2015,in elk geval op of omstreeks 23 juni 2015 te
Tilburg, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld
(totaal 26.880 euro), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats
en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft
verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld was
en/of (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en)
geld (totaal 26.880 euro) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit
het misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
[naam] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 06 mei
2015 tot en met 23 juni 2015, in elk geval op of omstreeks 23 juni 2015 te
Tilburg, in elk geval in Nederland,(telkens) (van) (een) voorwerp(en), te
weten: (een) geldbedrag(en),(in totaal ongeveer 26.880 euro, althans enig
geldbedrag) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats
en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft
verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld was en/of
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld
(totaal 26.880 euro)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl die [naam] (telkens) wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden
dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks
de periode van 06 mei 2015 tot en met 23 juni 2015, in elk geval op of
omstreeks 23 juni 2015 te Tilburg, in elk geval in Nederland, (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door:
- aan die [naam] , een of meermalen zijn woning aan de [adres]
te Tilburg ter beschikking te stellen (voor het bewaren van geld van
[naam] waar in diverse kamers meerdere bundels van bankbiljetten, totaal
(ongeveer) 26.880 euro verborgen werden gehouden), en/of
- door als beheerder van het geld van [naam] op te treden en/of in die
hoedanigheid geld van [naam] te storten op een rekeningnummer van hem,
verdachte bij de Belgische Chaabi bank en aldus zijn, verdachtes bankrekening
ter beschikking te stellen en/of geld aan die [naam] te verstrekken
indien die [naam] daarover wenste te beschikken.
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op het aantreffen van een bedrag van € 26.120,= in de woning van verdachte en de verklaring van verdachte dat dat geld van zijn broer [naam] (hierna telkens: [naam] ) was. Dat bij verdachte de wetenschap aanwezig was dat dat geld van misdrijf afkomstig was, kan volgens de officier van justitie worden afgeleid uit de verklaring van verdachte dat [naam] van een uitkering moest leven en uit een telefoongesprek tussen verdachte en zijn broer, waaruit duidelijk werd dat [naam] actief was in de hennepteelt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte slechts een bedrag van € 16.120,= voor zijn broer [naam] heeft bewaard en dat het bedrag van € 10.000,=, aangetroffen in de ouderslaapkamer, spaargeld van verdachte was. Met betrekking tot het bij verdachte aangetroffen geld van [naam] heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had dat dat geld van misdrijf afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij een zoeking in de woning van verdachte aan de [adres] te Tilburg op 23 juni 2015 werd op de zolderkamer in een kledingkast in een koffer onder kleding een rode plastic zak aangetroffen met daarin een bundel bankbiljetten tot een totaalbedrag van € 16.120,=. Daarnaast werd in de ouderslaapkamer in de grote kledingkast een bundel geld aangetroffen tot een totaalbedrag van € 10.000,= [1] . Verdachte heeft verklaard dat zijn broer [naam] hem een tijdje geleden had gevraagd of hij geld voor [naam] wilde bewaren en dat het geld dat in zijn woning werd aangetroffen dan ook van [naam] was. [naam] zou ruim € 25.000,= bij hem hebben gelegd [2] . Voorts heeft verdachte over zijn broer [naam] verklaard dat zijn broer geen baan had en van een bijstandsuitkering moest leven [3] . Uit telefoongesprekken tussen verdachte en zijn broer [naam] kan naar het oordeel van de rechtbank ook worden geconcludeerd dat verdachte het geld van zijn broer [naam] bewaarde en ook min of meer beheerde. [naam] nam meerdere keren contact op met verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat [naam] geld bij verdachte op kwam halen. Voorts werd er tussen [naam] en verdachte gesproken over het storten van geld van [naam] door verdachte bij een bank. Op 13 juni 2015 werd tussen hen gesproken over het bedrag dat op dat moment bij verdachte zou liggen, waarbij verdachte het heeft over een bedrag van € 25.470,= [4] .
Omtrent de wetenschap bij verdachte of het geld dat hij voor zijn broer [naam] bewaarde, van misdrijf afkomstig was overweegt de rechtbank het volgende. Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte zelf verklaard dat [naam] geen baan had. Dit wordt ook bevestigd door de inhoud van de ICOV-rapportage, waaruit vast is komen te staan dat over [naam] geen inkomsten bekend zijn over 2014 en 2015 en dat [naam] zorgtoeslag ontving, gebaseerd op een rekeninkomen van € 0,= [5] . In een tussen verdachte en [naam] gevoerd telefoongesprek van 8 juni 2015 heeft [naam] aan verdachte verteld dat hij geld nodig had om de knippers te betalen en wordt gesproken over drogen, de prijs, gewicht, nat of droog en waar het wordt gedroogd [6] .
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van dit telefoongesprek kan worden geconcludeerd dat [naam] het op dat moment heeft over het oogsten c.q. kweken van hennep.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande, alles in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte voor [naam] een geldbedrag van € 26.120,= in bewaring heeft gehad en dat hij wist dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Dit oordeel baseert de rechtbank op de verklaring van verdachte dat hij dacht dat [naam] een bijstandsuitkering genoot. Hieruit volgt dat [naam] minimale inkomsten had en dus nooit over dergelijke grote bedragen kon beschikken. Verder wist verdachte dat [naam] zich bezig hield met het telen/oogsten van hennep. Anderzijds leidt de rechtbank uit voornoemde bewijsmiddelen in samenhang bezien af dat [naam] zijn uit criminele activiteiten verkregen geld heeft ondergebracht bij zijn broer, om zijn bezit van dit geld aldus te verhullen. Aldus is ook sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [naam] en verdachte ten aanzien van het voorhanden hebben van het geld van [naam] door verdachte.
Het verweer van de verdediging dat [naam] het geldbedrag in het casino had gewonnen verwerpt de rechtbank. De rechtbank constateert met name uit de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris dat hij stelt dat hij het geld heeft gewonnen bij het casino, maar hij heeft daarover geen nadere informatie gegeven en ook geen vragen daarover willen beantwoorden. De stelling dat het geld afkomstig was van het casino, is dan ook onvoldoende onderbouwd en daarmee ook onvoldoende controleerbaar. Voor zover er onderzoek gedaan kon worden, is dit uitgevoerd, maar dat onderzoek heeft niets opgeleverd.
Het verweer van de verdediging dat € 10.000,= van het gevonden bedrag spaargeld van verdachte betrof, verwerpt de rechtbank eveneens. Nu deze verklaring, die niet nader is onderbouwd, pas ter zitting komt, is deze nu niet meer verifieerbaar. Bovendien heeft verdachte destijds zelf bij de politie verklaard dat hij naast het bedrag van ongeveer € 25.000,= ook nog € 10.000,= thuis had liggen. De verklaringen zijn derhalve tegenstrijdig.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een bedrag van € 26.120,= heeft witgewassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 06 mei
2015 tot en met 23 juni 2015,in elk gevalop
of omstreeks23 juni 2015 te
Tilburg,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander
of
anderen,althans alleen, meermalen
van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld
(totaal 26.880 euro), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats
en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft
verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en), te weten een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld was
en/of (telkens) (een)voorwerp
(en
), te weten
een ofmeerdere hoeveelhe
(i)d
(en
)
geld (totaal 26.120 euro) voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en
/ofzijn
mededader
(s)wist
(en
)dat
dat/die voorwerp
(en
)
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig
was/waren uit
enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete van € 10.000,=.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met het gegeven dat verdachte een vaste en ook een goede baan heeft en dat een veroordeling voor verdachte nadelige gevolgen kan hebben bij het verkrijgen van een visum. Voorts heeft verdachte geen enkel financieel gewin gehad. Verdachte heeft enkel geld voor zijn broer [naam] bewaard en hij dreigt nu, in de visie van de verdediging, te worden meegetrokken in de criminele activiteiten van familieleden. De verdediging heeft daarom verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, of subsidiair een geldboete op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn broer [naam] schuldig gemaakt aan het witwassen van
€ 26.120,= door dat van misdrijf afkomstige bedrag voor zijn broer te bewaren. Daarmee heeft hij voor [naam] een mogelijkheid gecreëerd om van zijn te traceren crimineel vermogen af te komen. Op die manier zijn de geldstromen uit misdrijven voor het OM niet (of minder) zichtbaar en kunnen deze misdrijven moeilijker worden opgespoord.
Voor wat betreft de strafmaat bestaat er geen LOVS-oriëntatiepunt met betrekking tot het witwassen. Wel zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het oriëntatiepunt voor fraude. Witwassen wordt immers, net als fraudedelicten, ernstiger en strafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat, hoger worden. De maximale strafbedreiging op witwassen (zes jaar) is zelfs hoger dan die bij de meeste fraudedelicten. Volgens het oriëntatiepunt geldt als uitgangspunt bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,= en de € 70.000,= een gevangenisstraf van tussen de twee en de vijf maanden. Bij een bedrag van ongeveer € 26.000,= komt daarom een gevangenisstraf van ongeveer drie maanden in beeld.
Bij de bepaling van de strafsoort zal de rechtbank ten gunste van verdachte rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Verdachte is op 23 juni 2015 in verzekering gesteld. Dit betekent dat de termijn waarbinnen verdachte had moeten worden berecht, twee jaar, met bijna elf maanden is overschreden.
De rechtbank zal ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank begrijpt dat de baan van verdachte in gevaar komt bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De rechtbank zal dat eveneens bij het bepalen van de strafsoort mee laten wegen.
Ook zal zij in het voordeel van verdachte rekening houden met het gegeven dat verdachte een geheel blanco strafblad heeft.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde geldboete van € 10.000,=, voldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit werd gepleegd.

7.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair:
Medeplegen van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 10.000,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
85 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een micro SD-kaart, merk Kingston, een afstandsbediening met drie knoppen, kleur grijs en een geldbedrag van in totaal € 760,=.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. De Weert en mr. Schild, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 mei 2018.
Mr. Collombon en mr. Schild zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal in het onderzoek “Lantana” van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 2162.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1118.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1070.
4.Het proces-verbaal verdenking witwassen, pagina 1045.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1049.
6.Het proces-verbaal verdenking witwassen, pagina 1045.