Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
NJ2003/552) aanwezig is, als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is voorts vereist dat verdachte die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (‘op de koop toe heeft genomen’) (HR 25 maart 2003,
NJ2003/552). Uit de enkele omstandigheid dat de wetenschap van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg bij de verdachte aanwezig is of bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over dat wat op het moment van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Ook daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
NJ2012/518). Daarbij vormt, aldus de Hoge Raad, de vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten raad is gehandeld, maar hoeft dit de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
of omstreeks24 juni 2017 te Schijndel, gemeente Meierijstad, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meerdereverkeersdeelnemer
(s
)opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachte rade, van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan nietmet voorbedachte rade,
(tijdens de nachtelijke uren
) een sierkei
, althans een steen,
(met een gewicht van ongeveer 40 kilogram
)op het wegdek van de Structuurweg heeft gelegd,
en
provincialeweg buiten de bebouwde kom is met een aldaar ter plaatse toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur en
/ofter plaatse
nagenoegonverlicht was
), tengevolge waarvan een bestuurster van een over die weg rijdende personenauto
(genaamd [slachtoffer 1]
)tegen die
sierkei
, althans steen, is gebotst en
/ofde macht over het stuur heeft verloren en
/of (vervolgens
)met een aanzienlijke snelheid tegen een langs de weg staande boom is gebotst, en
/oftengevolge waarvan een bestuurder van een over die weg rijdende personenauto
(genaamd [slachtoffer 2] tegen
(een
of meerderebrokstuk
kenvan
)die
sierkei
, althans steen, is gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De benadeelde partij
Materiëleschade, bestaande uit de kleding en sieraden die mevrouw [slachtoffer 1] droeg op 24 juni 2017 en nieuw aangeschafte sportkleding. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de kleding en sieraden op 24 juni 2017 verloren zijn gegaan. Ook is voldoende aannemelijk dat er nieuwe sportkleding is aangeschaft voor het revalidatietraject. De rechtbank zal, bij gebrek aan volledige onderbouwing, de waarde van dit alles schatten op het gevorderde bedrag van € 1.200,=.
Medische kosten, bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering in 2017 en 2018 en de verhoogde premie in verband met de aangepaste verzekeringspolis, maar ook de kosten voor fysiotherapie die buiten de verzekering vallen en de geadviseerde vitamines. De rechtbank is van oordeel dat de kosten van het eigen risico en de gewijzigde polis toewijsbaar zijn, nu zij aannemelijk zijn en met facturen onderbouwd. Dit geldt ook voor de kosten van fysiotherapie. Gelet op de overgelegde facturen bestaat er bij de rechtbank geen twijfel dat deze kosten buiten de dekking van de verzekering vallen. De kosten van de geadviseerde vitamines zal de rechtbank niet ontvankelijk verklaren, nu dit een advies is en geen doktersvoorschrift én een verder te voeren discussie hierover een onevenredige belasting vormt van het strafgeding. Een bedrag van € 2.217,89 zal dan ook worden toegewezen en voor het overige zal mevrouw [slachtoffer 1] ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding. Dit gevorderde bedrag is overeenkomstig de richtlijn van de Letselschaderaad en wordt ook niet betwist door de verdediging. De rechtbank zal dit bedrag van € 2.156,= dan ook toewijzen.
Reiskosten. De eigen reiskosten van mevrouw [slachtoffer 1] naar Nijmegen en naar de fysiotherapie zal de rechtbank toewijzen. De overige reiskosten zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. Anders dan de raadsman van mevrouw [slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat de arresten van het Hof Arnhem-Leeuwarden die op 8 mei 2018 gewezen zijn niet betekenen dat verplaatste schade zoals thans gevorderd toewijsbaar is in het strafgeding. Een bedrag van € 528,84 zal dan ook worden toegewezen, voor het overige wordt mevrouw [slachtoffer 1] op dit punt niet-ontvankelijk verklaard.
Huishoudelijke hulp. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar. Het betreft rechtstreekse schade, die op basis van civielrechtelijke jurisprudentie toegekend kan worden. Dit kan ook in het strafgeding. Daarbij is het bedrag voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de gevorderde € 4.420,= zullen worden toegewezen.
Verlies aan Zelfwerkzaamheid. Ten aanzien van deze post is geen bedrag gevorderd, zodat er ook geen bedrag kan worden toegewezen.
Verzorgingskosten. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke kosten toegewezen kunnen worden op basis van civielrechtelijke jurisprudentie, maar ook op basis van de arresten van het hof Arnhem-Leeuwarden waarnaar de raadsman van mevrouw [slachtoffer 1] heeft verwezen. De gevorderde uren per week of maand en de uurtarieven zijn daarbij voldoende aannemelijk gemaakt. Wel zal de vordering ten aanzien van de kosten voor de opvang van de baby worden beperkt tot de periode na de geboorte van de baby en de periode van 1 week waarin er (extra) kraamhulp was. De conclusie van de rechtbank is dat dit in totaal een periode van 13 weken betreft. Een bedrag van € 6.305,= zal daarom worden toegewezen. Voor het overige wordt dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Verlies aan verdienvermogen. Ook deze post is voldoende aannemelijk gemaakt en onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 428,95 zal daarom worden toegewezen.
Smartengeld. De raadsman van mevrouw [slachtoffer 1] heeft verwezen naar de arresten van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2018. De rechtbank is van oordeel dat dit met de onderhavige zaak vergelijkbare zaken betreft. Er is namelijk ook in die zaken sprake van zeer ernstig letsel met levenslange gevolgen. Daarnaast was in die zaken geen (volledige) medische eindtoestand. Het bedrag van € 150.000,= zal dan ook worden toegewezen.
Telefoon-, en portikosten. De rechtbank is van oordeel dat het aannemelijk is dat er (aanzienlijke) extra kosten gemaakt zijn door mevrouw [slachtoffer 1] . Deze kosten worden door de rechtbank begroot op € 250,=.
Aangepaste auto. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er een auto moest worden aangeschaft ten behoeve van het vervoer van mevrouw [slachtoffer 1] . Daarbij is eveneens aannemelijk dat de aan te schaffen auto ruimte moet bieden aan het volledige gezin, met daarbij uiteraard de rolstoel van mevrouw [slachtoffer 1] en (voorlopig) ook de kinderwagen en toebehoren voor de baby. Wel is de rechtbank met de verdediging eens dat onduidelijk is waarom specifiek de auto moest worden aangeschaft zoals nu is aangeschaft. Het voeren van een verdere discussie hierover vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Om die reden zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag schatten. Naar algemene ervaring zal de aanschaf van een betrouwbare, tweedehands, auto van een formaat als nodig is voor het vervoer van het volledige gezin en toebehoren ongeveer € 15.000,= kosten. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook toewijzen. Voor het overige wordt dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Aangepaste tuin. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat het aanpassen van de voor- en achtertuin noodzakelijk is om mevrouw [slachtoffer 1] de gelegenheid te geven de tuinen en de in- en uitgangen te gebruiken. Dat er voor werkzaamheden en materiaal kosten zijn gemaakt is daarbij eveneens aannemelijk. Een verdere discussie over de hoogte van het daarmee gemoeide bedrag vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Om die reden zal de rechtbank het bedrag schatten op € 500,= en voor het overige zal de vordering op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aangepaste woning. Deze post leidt tot zeer veel discussie. Deze discussie ontstaat omdat er een bedrag door de gemeente is vergoed en er nu meer geld dan die vergoeding gevorderd wordt voor de uitgevoerde aanpassing en nog uit te voeren aanpassingen. Gelet op de (redenen van) discussie vormt dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding. Dit deel wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Diversen. Dit deel van de vordering bestaat uit verschillende onderdelen. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het geven van een borrel voor familie en vrienden die mevrouw [slachtoffer 1] gesteund hebben niet voor toewijzing in aanraking komen. Het is een sympathiek gebaar, maar is niet als rechtstreekse schade van het strafbare feit aan te merken. Dit deel zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. De kosten voor de huur van de rolstoel komen wel voor vergoeding in aanmerking. De post van € 577,50 zal dan ook worden toegewezen. Verder is een bedrag gevorderd in verband met gestelde extra kosten voor een weekendje weg. Deze post is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Er is onvoldoende gebleken dat de kosten per definitie hoger liggen. Overigens is ook de vraag of dit onder rechtstreekse schade kan worden geclassificeerd. Dit gedeelte van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. Tot slot wordt een bedrag gevorderd voor extra kosten voor een aangepaste commode en een kinderwagen en maxi-cosi die geschikt waren voor gebruik door mevrouw [slachtoffer 1] . Het is aannemelijk dat deze voorwerpen moeten voldoen aan bepaalde eisen om gebruikt te kunnen worden door mevrouw [slachtoffer 1] . Het is echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hier voor de kinderwagen en de maxi-cosi extra kosten aan verbonden zijn. Ten aanzien van het laten maken van de commode is wel voldoende aannemelijk dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Deze worden geschat op € 250,=. In totaal zal voor de post ‘diversen’ dan ook een bedrag van in totaal € 827,50 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten. Deze kosten, ook de ter zitting gevraagde verhoging, zijn naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar. Het betreft kosten voor het opvragen van medische verklaringen en van diverse zorgverleners, alsmede de kosten voor het opmaken van een rapport. De stelling van de verdediging dat deze kosten (deels) voor rekening van de advocaat van mevrouw [slachtoffer 1] komen, omdat de facturen aan hem gericht zijn, volgt de rechtbank niet. Immers, de raadsman zal deze kosten steeds doorbelasten aan mevrouw [slachtoffer 1] . Het bedrag van € 1.220,= wordt dan ook toegewezen.
€ 5.121,= (3 punten à € 1.707,= per punt).
€ 897,58 aan reparatiekosten voor zijn auto. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een jeugddetentie van 12 maanden;
gedeelte van deze jeugddetentie groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
een werkstraf van 150 uren;
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
75 dagen;
[slachtoffer 1]van
€ 150.000,=ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 juni 2017 tot aan de dag van algehele voldoening en
€ 40.175,18ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
[slachtoffer 2]van
€ 897,58, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;