ECLI:NL:RBZWB:2018:3621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
C/02/334896 / HA ZA 17-588
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na autodiefstal en de rol van de verzekeraar

In deze zaak vordert eiseres, een autobezitster, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen NV na de diefstal van haar BMW 520D. Eiseres heeft de auto gekocht via haar autobedrijf, Autocenter Oss B.V., en deze was verzekerd tegen diefstal. Na de aangifte van diefstal op 9 februari 2017, heeft Achmea een expert ingeschakeld om de claim te onderzoeken. De expert concludeerde dat er onduidelijkheden waren over de sleutels die door eiseres waren ingeleverd, wat leidde tot de afwijzing van de schadeclaim door Achmea. Eiseres stelt dat zij twee originele sleutels heeft overhandigd, terwijl Achmea betwist dat beide sleutels bij de auto hoorden. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende bewijs heeft geleverd van de diefstal en dat Achmea niet zorgvuldig heeft gehandeld in de afhandeling van de claim. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt Achmea tot betaling van de schadevergoeding van € 32.495, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Achmea wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/334896 / HA ZA 17-588
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. L.P. Schuttelaar te 's-Hertogenbosch,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NV t.h.o.d.n. INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2017 met de daarin vermelde stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 29 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,- samengevat - veroordeling van Achmea tot betaling van € 32.495,--, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Achmea voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
In dit geding wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. [eiseres] oefent samen met haar echtgenoot en één van haar zoons een autobedrijf uit, genaamd Autocenter Oss B.V. (hierna: Autocenter).
b. Op 22 maart 2016 heeft Autocenter een auto van het merk en type BMW 520D, met kenteken [nummer] (hierna: de auto) gekocht in Duitsland bij het Duitse bedrijf BCA Autoauktionen GmbH voor een totaalbedrag van € 24.887,15.
c. Na invoer van de auto in Nederland heeft [eiseres] de auto op 1 juli 2016 van Autocenter gekocht.
d. [eiseres] heeft de auto - onder andere tegen diefstal - verzekerd bij Achmea, zijnde een volledige casco verzekering tot een bedrag van € 77.694,--. Op de verzekering zijn de voorwaarden modelnummers 20203, 20276 en 20298 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing verklaard.
e. In de algemene polisvoorwaarden van modelnummer 20203 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 2 Wat zijn de verplichtingen bij schade
De verzekerde is verplicht om zodra hij op de hoogte is of hoort te zijn van een gebeurtenis die voor ons tot een verplichting kan leiden:
(…)
7. de schade aannemelijk te maken en, als wij daarom vragen, een schriftelijke en ondertekende verklaring aan ons te geven over het ontstaan, de aard en de omvang van de schade.
De opgaven die de verzekerde mondeling of schriftelijk verstrekt, gebruiken wij om de omvang van de schade vast te stellen en om het recht op uitkering te bepalen.
(…)
Artikel 4 Wat is uitgesloten
1.De verzekering geeft geen dekking als:
(…)
c. een verzekerde een verplichting uit de verzekering niet of niet tijdig is nagekomen en ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad;
(…)”
In de bijzondere voorwaarden Motorrijtuigverzekering met modelnummer 20298 staat, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende:
“(…)
Artikel 3 Wat is verzekerd
Wij verzekeren schade aan het motorrijtuig of geheel of gedeeltelijk verlies daarvan ontstaan door:
(…)
c. diefstal van het motorrijtuig of onderdelen daarvan, verduistering, inbraak of joy-riding door anderen dan de verzekerde of pogingen daartoe en beschadiging die ontstaan is terwijl het motorrijtuig was ontvreemd.
(…)
Voor de schademelding aan ons moet altijd eerst aangifte bij de politie zijn gedaan, onmiddellijk na ontdekking van de diefstal;(…)”
f. Op 9 februari 2017 heeft één van de zoons van [eiseres] , de heer [nummer] [eiseres] , aangifte gedaan van diefstal van de auto. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.
g. [eiseres] heeft bij Achmea gemeld dat de auto zou zijn gestolen en aanspraak gemaakt op de hieruit voortvloeiende schade.
h. Achmea heeft een expert, de heer [naam] (hierna: de expert) ingeschakeld die
op 14 februari 2017 met [eiseres] een gesprek op haar huisadres heeft gevoerd. Bij dit gesprek was de echtgenoot van [eiseres] aanwezig. Tijdens dit gesprek heeft [eiseres] twee autosleutels aan de expert overhandigd. De expert heeft van de ontvangst van de bewuste sleutels het navolgende ontvangstbewijs aan [eiseres] verstrekt, welk stuk zowel door [eiseres] als de expert is ondertekend:
Daarnaast hebben [eiseres] en de expert een akkoordverklaring ondertekend, inhoudende het akkoord van [eiseres] ter zake de door de expert aangegeven poliswaarde van de auto van € 32.495,--.
i. Op 27 februari 2017 heeft [eiseres] gesproken met de toedrachtonderzoeker van Achmea. Tijdens dit gesprek heeft de toedrachtonderzoeker aan [eiseres] medegedeeld dat de expert aan wie [eiseres] twee sleutels tijdens het bezoek van 14 februari 2017 heeft overhandigd, deze sleutels heeft uitgelezen en vastgesteld dat slechts één van de sleutels bij de bewuste auto hoort.
j. Bij brief van 14 maart 2017 heeft Achmea [eiseres] bericht dat haar claim tot vergoeding van de schade ten gevolg van de vermeende diefstal wordt afgewezen. Achmea betwist de door [eiseres] gestelde schade omdat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gedekt evenement volgens de polis. In voormelde brief staat, voor zover hier van belang, nog het navolgende:
“(…)Wij lieten de 2e sleutel uitlezenOmdat de 2e sleutel optisch afweek van de 1e sleutel lieten wij deze sleutel uitlezen. Hieruit bleek dat de ingeleverde sleutel niet bij de gestolen BMW met kenteken [nummer] hoorde. Deze behoorde bij een voertuig wat nooit van u of van Autocenter Oss is geweest. Ook is de auto nooit in onderhoud geweest bij Autocenter Oss. (…)
Ik heb navraag gedaan bij de betreffende expert. Deze wist mij desgevraagd te vertellen dat hij beide sleutels in een envelop heeft ontvangen en deze thuis uit de envelop heeft gehaald. Op dat moment viel hem op dat er een afwijkende sleutel bij zat. Deze heeft hij binnen twee dagen uit laten lezen en daaruit bleek dat de sleutel bij een ander voertuig hoorde.(…)
Omdat wij een sleutel ontvingen die niet bij het voertuig hoort en u hier ook geen plausibele verklaring voor kan afleggen, kunnen wij niet beoordelen of er sprake is van een gedekt evenement. Daarom wijzen wij de schade af. (…)”
k. Bij brief van 11 mei 2017 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit van Achmea.
l. Bij e-mailbericht van Achmea van 9 juni 2017 aan de advocaat van [eiseres] is een reactie van de expert bijgevoegd waarin, voor zover hier van belang, onder meer het navolgende staat:
“(…)Ik neem de sleutels bij de verzekerde in en vraag “altijd” zijn dit de originele sleutels en of er sleutels zijn bijgemaakt. Zo ook bij deze verzekeringnemer.Tijdens het bezoek bij verzekerde controleer ik altijd de baard van de ingeleverde sleutels. Indien deze baard afwijkt bespreek ik dit direct en vraag dan waarom het twee verschillende sleutels zijn.(…)
Aan de buitenzijde kan ik niet zien of de ingeleverde sleutels wel van het betreffende voertuig zijn. Op het betreffende moment kan ik alleen de baarden controleren. Wat ik wel constateerde is dat er een afwijking aan de behuizing van de sleutel was. Dit kan en behoeft geen signaal of iets dergelijks te zijn dat er iets niet klopt. Na het ondertekenen van het ontvangstbewijs en de akkoordverklaring stop ik de sleutels met de kentekendelen in een envelop en stop deze envelop samen met de andere ingenomen stukken in een plastic insteekmap in mijn afsluitbare tas.Het uitlezen van de door de verzekerde ingeleverde sleutels gebeurt ten alle tijden thuis.(…)Het uitlezen thuis gebeurt bijna altijd op dezelfde dag, dit afhankelijk van de werkvoorraad en de nieuwe opdrachten.(…)”
m. Partijen hebben nog verder gecorrespondeerd ten aanzien van de kwestie, maar zijn niet tot een vergelijk gekomen.
n. De auto heeft vóór de datum van de gestelde diefstal door Autocenter Oss te koop aangeboden op de website van Autoweek.nl, met daarop een foto waarop de originele sleutels zichtbaar waren.
3.2.
[eiseres] vordert veroordeling van Achmea - uit hoofde van de bij haar afgesloten motorrijtuigenverzekering - tot vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de vermeende diefstal van de bewuste auto.
3.3.
Achmea voert verweer en stelt primair, met een beroep op artikel 4 lid 1 sub c van de algemene voorwaarden, dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar verplichting om de schade aannemelijk te maken waardoor Achmea in een redelijk belang is geschaad. In dit verband voert Achmea aan dat sprake is van onduidelijkheden betreffende één van de aan de expert overhandigde sleutels van de betreffende auto, alsmede dat [eiseres] niet in staat is gebleken die onduidelijkheden op te helderen terwijl [eiseres] twee originele sleutels bij de aanschaf van de auto heeft ontvangen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat sprake is van een onder de motorrijtuigenverzekering gedekt evenement.
Subsidiair voert Achmea aan dat [eiseres] haar mededelingsplicht ex artikel 7:941 lid 5 BW heeft geschonden met het opzet Achmea te misleiden. In dit verband beroept Achmea zich tevens op artikel 4 lid 2 van haar polisvoorwaarden. Achmea betoogt dat [eiseres] getracht heeft Achmea te misleiden door bij de schademelding onwaarheden en tegenstrijdigheden te verklaren.
3.4.
Volgens vaste jurisprudentie dient de verzekerde die onder een verzekering wegens diefstal aanspraak maakt op uitkering, conform de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door de verzekeraar ook te bewijzen, dat sprake is van diefstal die meebrengt dat de verzekeraar gehouden is tot het doen van een uitkering uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst
(HR 28 oktober 1994, NJ 1995/141). Aan het bewijs van de gestelde diefstal in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om de diefstal van een geparkeerde auto, mogen echter geen al te zware eisen worden gesteld. In een dergelijk geval zal de verzekerde kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden. Daarbij kan, afhankelijk van hetgeen door de verzekerde met betrekking tot de toedracht van de diefstal is gesteld en hetgeen de verzekeraar ter betwisting daarvan heeft aangevoerd, onder omstandigheden de enkele aangifte van de diefstal in een door de politie opgemaakt proces-verbaal als voldoende bewijs worden aanvaard (HR 11 april 2003, NJ 2004/568).
3.4.1.
Uit voormelde maatstaf volgt dat aan het bewijs voor diefstal van een auto niet al te zware eisen voor de verzekerde gesteld mogen worden. Wel mogen hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de verklaring van de verzekerde. In het onderhavige geval volgt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie (zie prod. 14 akte houdende in het geding brengen producties) en de conclusie van antwoord dat Achmea niet twijfelt aan de gestelde diefstal van de bewuste auto. Ter comparitiezitting heeft Achmea echter verklaard dat, gezien de gerezen twijfels, ook reden is om te twijfelen aan de gestelde diefstal van de auto, maar dat die fase nog niet is aangebroken. Gelet hierop geldt dat de diefstal van de auto in deze procedure tussen partijen niet in geschil is.
3.4.2.
In het onderhavige geval is tussen partijen in debat of [eiseres] de door haar gestelde schade aannemelijk heeft weten te maken gezien de betwisting hiervan door Achmea. Achmea betwist dat sprake is van een schadevoorval en zij baseert dit op de kwestie rondom de sleutel(s) van de bewuste auto en met name hetgeen de door haar ingeschakelde expert hierover heeft gerapporteerd. Gelijk bij de maatstaf voor diefstal is overwogen, geldt hierbij het uitgangspunt dat het aan [eiseres] is als verzekerde, die aanspraak maakt op uitkering, om te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting door Achmea te bewijzen dat het verzekerde voorval zich heeft voorgedaan. Ook hierbij mogen geen al te zware eisen worden gesteld aan het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] ter zake van de gestelde schade in beginsel kan volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat zij eigenaar was van de bewuste auto en dat de bewuste auto is gestolen waardoor zij schade heeft geleden. De aangifte van vermissing of diefstal in combinatie met de verklaring van [eiseres] over de feiten en omstandigheden ter zake de bewuste auto én rondom de diefstal hiervan kan als voldoende bewijs worden aanvaard. Ook hierbij geldt dat hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de verklaring van [eiseres] , omdat het bewijs in belangrijke mate daarop berust.
3.4.3.
In het onderhavige geval is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] vóór de melding van de diefstal heeft beschikt over twee originele sleutels van de bewuste auto (zie het standpunt van Achmea hierover op pagina 13 van haar CvA). Vast staat verder dat de expert op 14 februari 2017 een ontvangstbewijs aan [eiseres] heeft verstrekt waarop staat dat hij twee originele autosleutels in ontvangst heeft genomen. De door [eiseres] op 27 februari 2017 jegens de toedrachtsonderzoeker afgelegde verklaringen omtrent het bezit van beide sleutels en hetgeen zij hierover ter comparitiezitting heeft verklaard, leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [eiseres] . Ter comparitiezitting heeft [eiseres] onder meer verklaard dat zij twee originele en identieke sleutels van de betreffende auto aan de expert heeft overhandigd en dat beide sleutels voorzien waren van een label. Volgens [eiseres] heeft de expert de sleutels ook bekeken en heeft hij vervolgens de labels van beide sleutels eraf gehaald, waarna hij de sleutels in een enveloppe heeft gedaan en [eiseres] hiervan een ontvangstbewijs verstrekt.
3.4.4.
Achmea acht echter van doorslaggevende betekenis dat de door haar ingeschakelde expert heeft geconcludeerd dat [eiseres] twee sleutels, beide beweerdelijk behorend bij de auto in kwestie, heeft ingeleverd, terwijl de expert ná het uitlezen van die sleutels heeft vastgesteld dat één van de door [eiseres] ingeleverde sleutels niet bij de bewuste auto hoort. Hieraan verbindt Achmea de conclusie dat [eiseres] twee verschillende sleutels bij de betreffende expert heeft ingeleverd. Gezien de doorslaggevende betekenis die Achmea toekent aan de conclusies van de door haar ingeschakelde expert, dient naar het oordeel van de rechtbank sprake te zijn van een niet voor discussie vatbare werkwijze van de expert in kwestie, meer specifiek het proces van ontvangst en inspectie van sleutels waarvan de verzekerde (i.c. [eiseres] ) stelt dat deze bij de gestolen auto thuishoren. Tot de conclusie dat hij twee originele sleutels in ontvangst heeft genomen, is de expert gekomen ná inspectie van de zogeheten baarden van de bewuste sleutels. Dit ondanks de verklaring van de expert dat hij aan de buitenzijde van de sleutels niet kan zien of de ingeleverde sleutels van het betreffende voertuig zijn. De omstandigheid dat de expert nádat hij meergenoemd ontvangstbewijs aan [eiseres] heeft verstrekt eerst op een andere datum en locatie dan die waarop hij [eiseres] heeft bezocht de sleutels heeft laten uitlezen en vervolgens concludeert dat hij niet beschikt over twee originele sleutels behorend bij de bewuste auto, dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van Achmea te komen. In ieder geval kan op basis van deze gang van zaken niet geconcludeerd worden dat [eiseres] onwaarheden of tegenstrijdigheden ter zake de sleutels heeft verschaft. Dit geldt in dit geval te meer nu uit het bericht van de expert (prod. 14 akte in het geding brengen van producties) te lezen valt dat hij op de datum dat hij de sleutels van [eiseres] overhandigd heeft gekregen, kennelijk geconstateerd heeft dat er een afwijking aan de behuizing van de sleutel was. De expert licht echter niet toe op welke afwijking hij doelt. Ongeacht de aard van de geconstateerde afwijking had van de expert verwacht mogen worden dat hij dit terstond aan [eiseres] zou melden en bespreken en in ieder geval ter zake hiervan een aantekening op het ontvangstbewijs moeten plaatsen met een eventuele vermelding dat hiernaar verder onderzoek zou worden verricht. De omstandigheid dat de expert aangeeft dat dit geen signaal hoeft te zijn dat er iets niet klopt, acht de rechtbank niet redengevend. Dit te meer nu [eiseres] ter comparitiezitting onweersproken heeft verklaard dat de expert de labels van de bewuste sleutels heeft verwijderd, zodat de expert een eenvoudig te ontdekken afwijking, te weten één sleutel met vier knoppen terwijl de andere sleutel beschikte over drie knoppen, eenvoudig had kunnen en dienen vast te stellen. Achmea hanteert kennelijk een werkwijze waarbij na een vluchtige inspectie van de sleutels door de expert overgegaan wordt tot het verstrekken van een ontvangstbewijs aan de verzekerde inhoudende dat twee originele sleutels in ontvangst zijn genomen, zonder dit nader middels beeld- of fotomateriaal vast te leggen, terwijl zij vervolgens ná afgifte van het ontvangstbewijs hierop terugkomt op basis van latere informatie en inzichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Achmea [eiseres] hiermee - gezien op de op haar rustende bewijslast - onnodig in een lastig parket gebracht. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank - mede in het licht van de inhoud van het aan [eiseres] verstrekte ontvangstbewijs - niet op zorgvuldigheid die van een verzekeraar jegens haar verzekerde mag worden verwacht. Van een professioneel expert, in dit geval een register-expert zoals Achmea stelt, mag immers juist worden verwacht dat hij nauwgezet let op onvolkomenheden ter zake in ontvangst genomen zaken, te meer als hieraan door de verzekeraar verregaande consequenties in het nadeel van de verzekerde kunnen worden verbonden.
3.5.
Gelet op het vorenstaande, in onderling samenhang en verband met de ter comparitiezitting gedane verklaring van Achmea dat het theoretisch gezien mogelijk is dat één sleutel bij de expert de heer [naam] is zoekgeraakt, ziet de rechtbank wat de aanspraak van [eiseres] betreft onvoldoende reden tot twijfel aan de consistentie en volledigheid van de verklaringen van [eiseres] . Dit betekent dat [eiseres] haar vordering voldoende heeft onderbouwd en geldt de betwisting door Achmea, waaronder begrepen de overige door haar gestelde tegenstrijdigheden en onjuistheden ter zake de schademelding, naar het oordeel van de rechtbank als ontoereikend. Het verweer van Achmea dat [eiseres] haar mededelingsplicht op dit punt niet zou zijn nagekomen, kan gelet op het voorgaande niet worden aangenomen, laat staan dat zij opzet op misleiding van Achmea zou hebben gehad. Dat betekent dat het beroep van Achmea op verval van het recht op uitkering op grond van artikel 7:941 lid 4 en 5 BW en artikel 4 van de polisvoorwaarden wordt verworpen.
3.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de geclaimde schade onder de dekking van de motorrijtuigenverzekering valt. De expert heeft bij expertiserapport van 20 september 2017 de schade op dit punt vastgesteld op een bedrag van € 32.495,-- (prod. 4 bij CvA), dit conform het op 14 februari 2017 door de expert en [eiseres] ondertekende akkoordverklaring. Tegen deze vaststelling hebben partijen op voormelde data geen bezwaar gemaakt. Achmea betwist thans echter wel de omvang van de door [eiseres] gestelde schade, stellende dat het door de expert vastgestelde schadebedrag gebaseerd is op door [eiseres] verstrekte informatie, waarbij Achmea nu juist vraagtekens plaatst. Gelet op de conclusie dat onvoldoende grond bestaat te twijfelen aan het relaas van [eiseres] is de rechtbank van oordeel dat het verweer van Achmea ter zake de hoogte van de schade dient te worden verworpen. De rechtbank acht de vordering tot betaling van het gevorderde bedrag van € 32.495,-- dan ook toewijsbaar.
3.6.1.
[eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank niet (voldoende) toegelicht op grond waarvan Achmea op 25 mei 2017 in verzuim zou zijn geraakt; de enkele verwijzing naar de in de sommatiebrief genoemde termijn volstaat daartoe niet. De rechtbank zal de wettelijke rente over dit bedrag toewijzen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding, derhalve
24 augustus 2017.
3.7.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim van Achmea ná 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 1.099,95. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis.
3.8.
Achmea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 102,10
- griffierecht € 883,00
- salaris advocaat
€ 1.158,00(2 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 2.143,10
De verzochte wettelijke rente over de proceskosten en uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis zullen - als inhoudelijk onbetwist - worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt Achmea tot betaling aan [eiseres] de ter zake de diefstal van de BMW door [eiseres] geleden schade ad € 32.495,-- (zegge: tweeëndertigduizend vierhonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke hierover met ingang van 24 augustus 2017;
4.2.
veroordeelt Achmea tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke kosten ad
€ 1.099,95, vermeerderd met wettelijke rente hierover met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis;
4.3.
veroordeelt Achmea in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op € 2.143,10 te voldoen binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.