In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 6 juni 2016, waarin zijn WIA-uitkering werd beëindigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, die al jarenlang kampt met ernstige hoofdpijnklachten en cognitieve beperkingen, betwistte de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV, die deze op 18,56% had vastgesteld. Eiser stelde dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren meegewogen en dat hij geen benutbare mogelijkheden had om te werken. Tijdens de zitting op 16 maart 2017 werd een neuroloog geraadpleegd, die op 5 december 2017 en 21 februari 2018 rapporten uitbracht over de toestand van eiser. De rechtbank oordeelde dat de deskundige rapporten overtuigend waren en dat eiser, gezien zijn klachten, niet in staat was om 40 uur per week te werken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser met terugwerkende kracht tot 9 januari 2016. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.