ECLI:NL:RBZWB:2018:3692

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
AWB 16_4674
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie door UWV

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 6 juni 2016, waarin zijn WIA-uitkering werd beëindigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, die al jarenlang kampt met ernstige hoofdpijnklachten en cognitieve beperkingen, betwistte de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV, die deze op 18,56% had vastgesteld. Eiser stelde dat zijn medische beperkingen onvoldoende waren meegewogen en dat hij geen benutbare mogelijkheden had om te werken. Tijdens de zitting op 16 maart 2017 werd een neuroloog geraadpleegd, die op 5 december 2017 en 21 februari 2018 rapporten uitbracht over de toestand van eiser. De rechtbank oordeelde dat de deskundige rapporten overtuigend waren en dat eiser, gezien zijn klachten, niet in staat was om 40 uur per week te werken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser met terugwerkende kracht tot 9 januari 2016. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/4674 WIA

uitspraak van 28 juni 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[werkgever], te Waalwijk, (werkgever)
gemachtigde: mr. M.A.J. Schrover.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2016 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Eiser heeft toestemming verleend voor kennisname door de werkgever van de medische stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 16 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde mr. M.C.G. van der Sman. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] . Derde partij is niet verschenen. Het onderzoek is ter zitting geschorst om een deskundige te raadplegen.
Neuroloog [naam neuroloog] heeft op 5 december 2017 rapport uitgebracht. Partijen hebben op dit rapport gereageerd. Op 21 februari 2018 heeft [naam neuroloog] daarop een aanvullende rapportage uitgebracht. Partijen hebben hierop weer gereageerd.
Omdat partijen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 17 mei 2018 gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als begeleider B bij [werkgever] (de werkgever). Voor dat werk is hij op 26 februari 2012 uitgevallen vanwege hoofdpijn- en cognitieve klachten.
Bij besluit van 2 april 2015 heeft het UWV aan eiser met ingang van 5 maart 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 20 oktober 2015 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 5 januari 2016 eindigt en dat hij vanaf deze datum in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
De werkgever heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Op 8 april 2016 heeft het UWV aan eiser en de werkgever meegedeeld dat hij voornemens is het primaire besluit te herzien, in die zin dat de WGA-uitkering van eiser 2 maanden na 8 april 2016 wordt ingetrokken, omdat hij voor 18,56% arbeidsongeschikt wordt beschouwd.
Eiser heeft op dit voornemen gereageerd.
Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van de werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Eisers WGA-loonaanvullingsuitkering wordt met ingang van 9 juni 2016 beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2. In geschil is of het UWV terecht eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 9 juni 2016 heeft vastgesteld op 18,56%.
3. Eiser heeft in beroep samengevat aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische beperkingen. Eiser heeft al jarenlang constant hoofdpijnklachten, die verergeren bij inspanning. Die klachten zijn niet alleen subjectief van aard; de oorzaak daarvan is objectiveerbaar. Eisers situatie is in de loop van de tijd niet verbeterd. Desondanks is zijn arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagd van 80-100% naar 18,56%. Eiser stelt dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft, omdat hij zeer wisselend belastbaar is. In ieder geval zou een urenbeperking gesteld moeten worden. In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is eiser als beperkt zelfredzaam aangemerkt, krijgt hij hulp bij de huishouding en wordt hij op dit moment niet in staat geacht om te werken. Voorts stelt eiser de geduide functies niet te kunnen uitvoeren. Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] geeft nu een andere uitleg aan de beperking ‘rechtstreeks toezicht’ dan de arbeidsdeskundige die in 2015 eisers arbeidsmogelijkheden heeft beoordeeld. Die arbeidsdeskundige gaf toen aan dat met name de noodzaak tot intensieve begeleiding van en rechtstreeks toezicht op eiser in zijn werk het duiden van passende functies moeilijk maakt. In de thans geduide functies wordt een behoorlijke mate van zelfstandigheid verwacht en er lijkt geen sprake van rechtstreeks toezicht met veelvuldig feedback en/of intensieve begeleiding. Het kunnen terugvallen op een leidinggevende voldoet niet aan de gestelde beperking in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser onder meer een rapport overgelegd van register arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 2] van 1 maart 2017.
4. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 9 van het Schattingsbesluit worden bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen de volgende regels in acht genomen:
a. in aanmerking wordt genomen die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen, waaronder mede wordt begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Deze arbeid wordt nader omschreven in de vorm van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies. Deze functies vertegenwoordigen ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. De gegevens met betrekking tot de in aanmerking genomen functies, met alle daaraan verbonden specifieke aspecten inzake belasting, beloning en opleidingseisen mogen op het moment van de datum waarop de ter gelegenheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gegeven beschikking betrekking heeft, niet ouder zijn dan 24 maanden; (…)
e. indien betrokkene zodanige kenmerken heeft, dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen, blijft die arbeid bij de toepassing van onderdeel a buiten beschouwing; (…)
5. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts van het UWV.
De verzekeringsarts ( [naam verzekeringsarts] ) heeft eiser gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser bekend is met een geboortetrauma aan het hoofd, waarvoor hij al op jonge leeftijd geopereerd moest worden, waarbij een drain is ingebracht. Verder is eiser medisch bekend met een doorgemaakte hersenvliesontsteking. Vanaf zijn 14e jaar heeft eiser hoofdpijnklachten, waarbij diverse revisies van de bij eisers aanwezige drain de klachten niet verhielpen. Reeds eind 2005/begin 2006 uitgevoerd neuropsychologisch onderzoek wees uit dat er sprake is van verschillende stoornissen bij eiser (geheugenstoornis, visueel ruimtelijk en executieve stoornis, wanneer er veel prikkels tegelijkertijd op eiser afkomen). Wanneer eiser voldoende tijd en overzicht heeft en dingen één voor één kan doen is hij in staat om veel handelingen te verrichten. Echter onder tijdsdruk en met veel prikkels tegelijkertijd verliest hij het overzicht en gaat hij fouten maken. Uit op 16 april 2014 uitgevoerd neuropsychologisch onderzoek blijkt dat er nog onveranderd sprake is van (forse) cognitieve beperkingen, tot uiting komend in aandachtproblemen, maar met name in geheugenproblemen. Door de trage informatieverwerking is er sprake van een vertraagde uitvoer, waardoor de aandachtsfuncties (richten, volhouden) beperkt worden. De concentratieprestatie is hierdoor
beneden gemiddeld. Er is sprake van forse geheugenproblemen, welke tot uiting komen in
problemen met inprenten, vasthouden en reproduceren van nieuw geleerde informatie. In vergelijking met het onderzoek eind 2005/begin 2006 kan gesteld worden dat er nog
steeds sprake is van een onveranderd ernstige geheugenstoornis bij eiser. Op 10 maart 2015 werd eiser op het spreekuur gezien in kader van de einde wachttijd voor de WIA. Eiser bleek in september 2014 te zijn geopereerd aan een malformatie bij achterhoofd en
nek, waarvan hij sindsdien herstellende was en onder behandeling van een fysiotherapeut en een psycholoog (vanwege verwerkingsproblematiek). Op grond van de bevindingen van dat onderzoek was de medische conclusie dat eiser gezien de geconstateerde bevindingen aanzienlijke beperkingen heeft in het cognitieve functioneren en daarnaast ook beperkingen in het fysieke functioneren, conform de opgestelde FML. Prognostisch werd niet of nauwelijks verbetering van de functionele mogelijkheden verwacht. Uit huidig spreekuurcontact blijkt dat de medische toestand van eiser en de hiermee gepaard gaande klachten en beperkingen in het functioneren nauwelijks gewijzigd te zijn (hetgeen ook verwacht werd). Uit het dagverhaal van eiser blijkt dat hij zowel fysiek als mentaal nog zeer beperkt functioneert. Bij psychisch functioneren valt op dat eiser mentaal zeer matig functioneert. Op grond van de huidige onderzoeksbevindingen is het medisch standpunt dat eiser wel duurzaam benutbare mogelijkheden heeft, maar beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Op grond van de bij eiser middels NPO-onderzoek vastgestelde ernstige beperkingen in de mentale belastbaarheid zijn - onveranderd - aanzienlijke beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren vastgesteld en daarnaast fysieke beperkingen, samenhangend met de geobjectiveerde fysieke afwijkingen bij dient. De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 23 februari 2016.
De bezwaarverzekeringsarts ( [naam bezwaarverzekeringsarts] ) heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de door de verzekeringsarts opgevraagde informatie van psycholoog [naam psycholoog] van 7 maart 2016, bestudeerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft, omdat uit de gegevens van het onderzoek van de primaire verzekeringsartsen van februari 2016 en maart 2015 blijkt dat eiser niet valt in één van de uitzonderingscategorieën. Hij is immers in fysieke en mentale zin zelfredzaam; hij is ADL-zelfstandig, doet lichte huishoudelijke klussen, heeft zijn sociale contacten wat kunnen uitbreiden, wandelt, speelt gitaar en kijkt tv. Voorts ziet de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding voor het aannemen van beperkingen op de onderdelen ‘vasthouden van de aandacht’ en ‘verdelen van de aandacht’. Verder stelt de bezwaarverzekeringsarts dat de subjectieve waardering van de arbeidsbeperkingen als gevolg van de klachten en aandoeningen afwijkt van de op basis van objectieve medische gegevens door de primaire verzekeringsarts reëel geachte arbeidsbeperkingen. Dat eiser een vrijwel constante, met name inspanningsgerelateerde hoofdpijn heeft is bekend, en eiser weet dat er niets anders opzit dan met deze klachten te leren leven, met name mèt en ondanks de hoofdpijn zijn sterk afgenomen conditie weer op te bouwen, al dan niet met de hulp van een fysiotherapeut. De bezwaarverzekeringsarts ziet geen aanleiding om de door de verzekeringsarts vastgestelde FML aan te passen.
6. Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een bezwaararbeidsdeskundige van het UWV.
Rekening houdend met de FML heeft de arbeidsdeskundige ( [naam arbeidsdeskundige 1] ) een arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld met voor eiser geschikte functies. Eiser wordt in ieder geval geschikt geacht voor de functies van wikkelaar (Sbc-code 267050), productiemedewerker (Sbc-code 111180) en machinebediende (Sbc-code 271093).
De bezwaararbeidsdeskundige ( [naam bezwaararbeidsdeskundige] ) heeft na eigen onderzoek geconcludeerd dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies geschikt zijn voor eiser.
In beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige gereageerd op de beroepsgronden.
7. In het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien om een deskundige te raadplegen. De rechtbank heeft neuroloog [naam neuroloog] als zodanig benoemd.
Op 5 december 2017 heeft de neuroloog rapport uitgebracht. De neuroloog heeft daarin onder meer de diagnose spanningshoofdpijn met een migrainecomponent gesteld. Dit houdt volgens de neuroloog in dat eiser één tot twee dagen per week beperkt wordt in zijn geestelijk en lichamelijk functioneren met een toename van de beperkende hoofdpijn bij geestelijke en lichamelijke belasting. Deze beperkingen waren ook reeds op de datum in geding, 9 juni 2016, aan de orde. De neuroloog acht eiser niet in staat om 40 uur per week te werken.
In zijn aanvullende rapport van 21 februari 2018 heeft de neuroloog verduidelijkt dat eiser gemiddeld één tot twee dagen per week beperkende hoofdpijn heeft, waardoor hij op die dagen volledig beperkt is.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent en de rechtbank ziet geen reden om de conclusie van de deskundige niet te volgen. Zij volgt het oordeel van de neuroloog dan ook.
Nu de neuroloog aangeeft dat eiser één tot twee dagen per week niet kan werken is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanig verzuimrisico dat van een werkgever in redelijkheid tewerkstelling niet kan worden verlangd, zoals bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arbeidsdeskundigen dan ook ten onrechte gesteld dat er functies voor eiser zijn te duiden. Omdat er geen functies zijn te duiden dient eiser op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt te worden beschouwd. Het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking.
8. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat eiser (met ingang van 9 januari 2016) recht heeft op voortzetting van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering.
9. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
10. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser met ingang van 9 januari 2016 recht
heeft op voortzetting van zijn WGA-loonaanvullingsuitkering;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.