Op 5 juni 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker op 21 mei 2018, met betrekking tot een kantonrechter die eerder op 6 april 2018 een eindbeschikking had gegeven in een civiele procedure. Verzoeker was belanghebbende in die procedure en verzocht om wraking van de kantonrechter, die belast was met de behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een rechter te wraken nadat deze de behandeling van de zaak heeft beëindigd door het geven van een eindbeslissing. Dit betekent dat de rechter geen verdere bemoeienis met de zaak heeft en dat het wrakingsverzoek niet kan worden ingewilligd. De beslissing is openbaar uitgesproken en werd genomen door de rechters M. Poerink, A. van Kralingen en J. de Roos, in aanwezigheid van griffier de Jong.