Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 oktober 2017 en de daarin vermelde processtukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 mei 2018,
- de bij gelegenheid van de comparitiezitting door partijen in het geding gebrachte stukken, te weten de brief van mr Duk van 4 januari 2018, de akte met producties no. 20 en 21van mr Vergouwen, de antwoordakte van mr Duk en het faxbericht van mr Vergouwen van 16 mei 2018. Aan het faxbericht zijn producties gehecht bestemd voor een kort geding behandeling in een andere procedure; de rechtbank houdt het er voor dat het in het geding brengen van deze stukken op een vergissing van mr Vergouwen berust.
- de akte vermindering eis van mr Duk van 11 juli 2018.
2.Het geschil
3.De beoordeling
af te ronden; dat is echter geen verplichting. Aan dergelijke werkzaamheden worden bovendien geen financiële afspraken verbonden. De afspraken zijn echter helaas gemaakt; wij zullen die dan ook met inachtneming van de regelgeving correct afwikkelen”. Bij elkaar opgeteld erkent gedaagde in deze brief declaraties van eiser tot een totaalbedrag van € 75.000,-- exclusief BTW.
omzeilen”door “
de bezoldiging te vervangen door een promotie bonus”wil betogen dat deze betrokken decaan en directeur dit contract dus onbevoegd hebben gesloten volgt de rechtbank gedaagde niet.
omzeilen” is niet redengevend voor het antwoord op de vraag of die decaan en die directeur de bevoegdheid hadden om een dergelijk contract af te sluiten. In elk geval kan met een verwijzing naar vermeld artikel uit het reglement niet zonder meer afgeleid worden dat zij daartoe de bevoegdheid misten.
Eervol ontslagen hoogleraren behouden nog gedurende vijf jaren na hun ontslag het recht als promotor op te treden.” Blijkens de toelichting, aldus gedaagde, is dit recht geen te vercommercialiseren “asset”, maar heeft het voortduren van het ius promovendi als doel en strekking om benadeling van promovendi te voorkómen.
pervers”.
een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.”