ECLI:NL:RBZWB:2018:4616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
02-800094-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • P. Peters
  • M. de Weert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van amfetamine

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juni 2018, staat de verdachte terecht voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte is beschuldigd van het vervoeren van ongeveer 9500 gram amfetamine op 8 februari 2018 in Nederland, met specifieke locaties in Tilburg, Berkel-Enschot en Gilze-Rijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een auto reed waarin tien pakketten met amfetamine waren aangetroffen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen dat de pakketten positief getest zijn op amfetamine, en de rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als niet geloofwaardig beoordeeld. De verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht, maar de rechtbank concludeert dat de omstandigheden vragen om een uitleg die niet is gegeven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het vervoeren van amfetamine en heeft een gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de hoeveelheid drugs en de professionele betrokkenheid van de verdachte in het drugscircuit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800094-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende te PI Zuid-West De Dordtse Poorten te Dordrecht
raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Mr. Schoolderman is daarbij waargenomen door mr. M.A.W. Nillesen.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 08 februari 2018 te Tilburg en/of Berkel-Enschot en/of
Gilze-Rijen, althans in Nederland, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9500 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van amfetamine. Hij baseert zich daarbij op de tien door de politie aangetroffen pakketten in de auto waarin verdachte reed, die alle positief indicatief zijn getest op amfetamine. Tevens baseert hij zich op de bevindingen van het NFI, die representatief zijn voor de gehele aangetroffen partij. Gelet op het feit dat het verpakkingsmateriaal is meegewogen en er daardoor sprake is van een bruto uitkomst, gaat hij bij de bewezenverklaring uit van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine. Hoewel verdachte reed in de auto die op naam staat van zijn vriendin, mag er gelet op het feit dat zij samenwonen vanuit worden gegaan dat hij op de hoogte is van hetgeen daarin ligt, temeer nu hij de enige inzittende was en de doos met pakketten is aangetroffen achter de bestuurdersstoel. Verdachte beroept zich bovendien op zijn zwijgrecht, terwijl de omstandigheden om een uitleg vragen. Dat mag in zijn nadeel worden uitgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte beroept zich op zijn zwijgrecht. Bij verdachte in de auto is een doos aangetroffen met daarin acht pakketten bevattende een witte substantie en twee pakketten met een roze substantie. Op de pakketten zijn verschillende symbolen aangebracht: streepjes, driehoekjes en rondjes. Zoals uit de foto in het dossier blijkt, is de indicatieve test gedaan op een pakket met een streepjes-symbool. Van deze partij zijn twee monsters genomen, die voor onderzoek zijn ingezonden naar het NFI. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de geteste monsters amfetamine bevatten. De bemonstering kan echter, gelet op het verschil in markering en uiterlijke verschijningsvorm, niet representatief zijn voor de gehele partij. Onduidelijk is ook welke van de tien pakketten zijn bemonsterd, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de twee monsters afkomstig zijn uit hetzelfde pakket. Uit het onderzoek van het NFI is dan ook enkel komen vast te staan, dat één pakket amfetamine betreft. Nu één pakket een gewicht heeft van ongeveer een kilogram, kan maximaal tot de bewezenverklaring worden gekomen van het vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine door verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Naar aanleiding van een vermoeden van een criminele ontmoeting bij een parkeerplaats bij restaurant [naam restaurant] in Hulten is verdachte met de personenauto waarin hij reed, vanaf die parkeerplaats gevolgd over de A58 en op 8 februari 2018 te Berkel-Enschot staande gehouden. [1]
Tijdens de doorzoeking van de personenauto waarin verdachte reed, trof de politie achter de bestuurdersstoel een tas aan met daarin een bruine kartonnen doos. Bij het openen van deze doos bleek dat hierin tien doorzichtig verpakte blokken poeder zaten. Tenslotte werden in de auto een cryptotelefoon, twee jammers en een apparaat dat 2G, 3G, 4G bluetooth en wifi signalen kan detecteren aangetroffen. Het is verbalisant [naam verbalisant] ambtshalve bekend dat onder andere cryptotelefoons gebruikt worden voor criminele doeleinden. [2]
In de doos zaten acht pakketten met een witte substantie, twee pakketten met een roze substantie en één pakket met diverse kleinere verpakkingen met daarin een witte en roze substantie. Na weging bleek dat twee pakketten een gewicht hadden van 1020 gram per stuk, zes verpakkingen een gewicht hadden van 1030 gram per stuk, één pakket 1040 gram betrof en één verpakking 440 gram zwaar was. Het totale gewicht van de pakketten inclusief verpakkingsmateriaal betrof 9700 gram. Op twee verpakkingen werd een indicatieve test uitgevoerd, waarvan uit de uitslag bleek dat het amfetamine betrof. Deze partij heeft SIN-nummer AAKX4761. [3] Het NFI heeft uit deze partij twee crèmekleurige monsters onderzocht met SIN-nummers AALE4859NL en AALE4860NL. De uitslag daarvan is dat de stof van de geteste monsters amfetamine betreft. [4]
Verdachte verklaarde over de aangetroffen doos dat hij deze had gevonden en zelf in de auto had gezet. [5]
Verbalisant [naam verbalisant] heeft over de aangetroffen doos verklaard dat hij aan de onderkant daarvan heeft gevoeld of deze vochtig was, aangezien de grond, de straatstenen, het gras en de bosgebieden erg vochtig dan wel bevroren waren in de periode rondom 8 februari 2018. Hij constateerde dat zowel de doos als de tas waarin de doos zat, kurkdroog waren. [6]
Overwegingen
Op grond van het vorengaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 8 februari 2018 te Tilburg en Berkel-Enschot en Gilze-Rijen een hoeveelheid amfetamine in de auto waarin hij reed vervoerde.
Om de hoeveelheid vervoerde amfetamine vast te kunnen stellen dient de rechtbank, gelet op het gevoerde verweer, eerst te beoordelen of ten aanzien van alle tien de pakketten kan worden geconcludeerd dat deze amfetamine bevatten.
Daartoe leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat de onder verdachte aangetroffen partij bestond uit acht pakketten met een witte substantie en twee pakketten met een lichtroze substantie. Op de foto’s in het dossier is te zien dat de indicatieve testen tenminste op één van de witte pakketten zijn uitgevoerd. Dit blijkt daarnaast ook uit het proces-verbaal van bevindingen, waarin is gerelateerd dat een indicatieve test is uitgevoerd op twee verpakkingen.
Aan de hand van twee monsters, die de SIN-nummers AALE4859NL en AALE4860NL hebben meegekregen en in de aanvraag van het onderzoek worden omschreven als wit van kleur, heeft het NFI bevestigd dat het om amfetamine gaat.
Gelet op de overeenkomsten in kleur en verpakking is de rechtbank van oordeel dat van de acht witte pakketten kan worden vastgesteld dat het amfetamine betreft. Zelfs als de twee monsters afkomstig zijn uit hetzelfde pakket met een witte substantie, is deze bemonstering naar het oordeel van de rechtbank representatief voor alle acht pakketten. De monsters zijn uit dezelfde partij afkomstig en komen qua uiterlijke verschijningsvorm en verpakkingswijze overeen.
Er zou twijfel kunnen bestaan over de vraag of de andere twee pakketten ook amfetamine bevatten. De stof die in deze pakketten is verpakt heeft immers de kleur roze. Van deze twee pakketten is geen monster genomen. Dit leidt de rechtbank af uit de aanvraag voor het NFI-onderzoek, waarin wordt gesproken over de kleur wit. Verder beschrijft het NFI de monsters als monsters met crèmekleurig poeder of brokjes. Naar het oordeel van de rechtbank komt de kleur wit dan wel crème niet overeen met de kleur roze. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de pakketten met een roze substantie amfetamine betreffen. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte acht pakketten amfetamine heeft vervoerd.
Vervolgens dient de rechtbank het gewicht van de pakketten amfetamine vast te stellen. Zij overweegt daartoe het volgende. Uit het voorgaande blijkt dat het totale gewicht van de tien pakketten inclusief verpakkingsmateriaal 9700 gram betrof. Omgerekend naar het aantal pakketten komt dat neer op een bruto gemiddelde van ongeveer 1000 gram per pakket. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte acht pakketten amfetamine bij zich had, hetgeen een bruto hoeveelheid amfetamine betreft van ongeveer 8000 gram. Het nettogewicht kan echter niet worden vastgesteld, omdat het verpakkingsmateriaal is meegewogen en onbekend is wat het gewicht van het verpakkingsmateriaal is. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine. Bij de bepaling van de strafmaat zal de rechtbank er vanuit gaan dat het ongeveer om een hoeveelheid van zeven kilogram gaat.
Omtrent de wetenschap van verdachte, dat het amfetamine betreft, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard, toen hij door de politie werd gecontroleerd, dat hij de doos heeft gevonden en hem in de auto heeft gelegd. Voor het overige beroept verdachte zich op zijn zwijgrecht.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte echter niet geloofwaardig. Verbalisant [naam verbalisant] heeft immers omtrent de staat van de doos en de weersomstandigheden van dat moment gerelateerd dat de doos en de tas waarin die doos zat, kurkdroog waren, terwijl de grond in de periode erg vochtig was. Als de doos daadwerkelijk op straat zou zijn gevonden, had deze doos dus vochtig moeten zijn. Verder heeft verdachte, daartoe bevraagd, geen verklaring willen geven, terwijl er een forse hoeveelheid amfetamine bij hem in de auto is aangetroffen. Hoewel verdachte het recht heeft te zwijgen, vraagt het aantreffen van een dergelijke grote hoeveelheid amfetamine om een uitleg. Deze uitleg is echter uitgebleven. Ook over de aangetroffen telefoon, de jammers en de cellular activity monitor heeft verdachte geen verklaring afgelegd. Verdachte was de enige inzittende van de auto, de auto stond op naam van zijn vriendin waarmee hij samenwoont en kan daardoor direct aan verdachte gekoppeld worden. De doos met daarin de amfetamine lag direct achter de bestuurdersstoel en was daarmee duidelijk zichtbaar. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte wetenschap had van de verdovende middelen in de auto en deze stof derhalve opzettelijk heeft vervoerd.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde, te weten het vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, in de zin van artikel 2 onder B van de Opiumwet.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks08 februari 2018 te Tilburg en
/ofBerkel-Enschot en
/of
Gilze-Rijen,
althans in Nederland, opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt
en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9500 gram, in elk
gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie gaat uit van een netto hoeveelheid van ongeveer 8700 gram amfetamine en acht geen omstandigheden aanwezig, die aanleiding zouden geven om ten aanzien van de strafoplegging van de richtlijnen af te wijken. Temeer omdat bij verdachte in de auto apparatuur is aangetroffen die wijst op professionele betrokkenheid in het drugscircuit.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede het feit dat de medeverdachten zich niet voor de rechter hoeven te verantwoorden. Nu de verdediging uitgaat van een hoeveelheid van ongeveer 1000 gram en verdachte first offender is op het gebied van de Opiumwet, wordt – onder verwijzing naar vergelijkbare jurisprudentie – bepleit om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De verdediging voert tenslotte aan dat de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor het vervoer van harddrugs niet zonder meer toegepast kunnen worden, nu in de jurisprudentie bij de strafmaat onderscheid wordt gemaakt naar het soort harddrugs. Amfetamine moet minder zwaar tellen dan cocaïne, omdat de waarde van amfetamine veel lager is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid amfetamine. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig feit is. Amfetamine is immers een stof die schadelijk is voor de gezondheid en sterk verslavend is.
De grote hoeveelheid drugs, alsmede de aangetroffen apparatuur waarvan bekend is dat deze gebruikt wordt bij criminele doeleinden, duiden bovendien op een zekere professionaliteit bij de betrokkenheid bij harddrugs.
De handel in harddrugs veroorzaakt schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte first offender is op het gebied van de Opiumwet.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen door verdachte is aangevoerd over zijn persoonlijke omstandigheden en het door de verdediging overgelegde voorlichtingsrapport over verdachte d.d. 18 mei 2018. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte gedurende de afgelopen jaren meerdere eigen bedrijven heeft gehad waarmee hij, mede als gevolg van de economische crisis, in forse problemen terecht is gekomen. Deze problemen hebben ook invloed gehad op zijn persoonlijke financiële situatie en de relatie met zijn partner.
Gelet op de bewezenverklaarde hoeveelheid amfetamine, de aard en ernst van het feit alsmede de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank overweegt daarbij dat, anders dan door de verdediging is aangevoerd, er geen aanleiding is voor amfetamine niet de voornoemde oriëntatiepunten voor harddrugs van toepassing te laten zijn.
Alles afwegend acht zij een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 13 en 14 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven
verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 32 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Peters en mr. De Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
6 juni 2018.
Mr. Collombon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant uit het dossier met proces-verbaalnummer PL2600—2018010083 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 128, hierna het eindproces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 90.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 100.
4.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 13 februari 2018;
5.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 90.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 90.