In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2018, staat de verdachte terecht voor diefstal van twee elektrische tandenborstels en drie flessen shampoo. De feiten hebben zich voorgedaan op 27 oktober 2017 in Roosendaal. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in PI Middelburg, heeft de diefstal bekend. De officier van justitie, mr. S.J. Huizenga, heeft de verdachte beschuldigd van diefstal, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. van Asselt, heeft de diefstal van de tandenborstels erkend, maar betwist of de shampoo ook gestolen is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank oordeelt dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
Wat betreft de strafoplegging heeft de officier van justitie een ISD-maatregel gevorderd, gezien het recidiverisico en het feit dat eerdere straffen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte een strak kader nodig heeft. De rechtbank legt de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in verzekering heeft doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.