ECLI:NL:RBZWB:2018:4621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
02-800085-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Collombon
  • A. Peters
  • M. de Weert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op verbalisanten tijdens alcoholcontrole met een auto

Op 3 februari 2018 omstreeks 03:45 uur vond er een alcoholcontrole plaats aan de Burgemeester Prinsensingel te Roosendaal. Verdachte, die een zwarte Seat Ibiza bestuurde, negeerde meerdere stoptekens van de verbalisanten en reed met hoge snelheid op hen af. De verbalisanten moesten zich in veiligheid brengen om niet aangereden te worden. De rechtbank oordeelde dat verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, aangezien hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij de verbalisanten zou kunnen doden of ernstig verwonden. De verdediging ontkende dat verdachte de bestuurder was, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hadden geleden door de acties van verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/800085-18; 02/800829-13 (tul); 02/800468-16 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
adres [adres]
thans verblijvende te P.I. HvB Grave, 5361 ME Grave, Muntlaan 1
raadsman mr. B.P.A. van Beers, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Voorts zijn gehoord de deskundigen R. Stoffer en A.D. de Mello, beiden reclasseringswerker.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovenvermelde parketnummers behandeld.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 03 februari 2018 te Roosendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met (zeer)
hoge/aanzienlijke snelheid, althans sterk accelererend, op voornoemde [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] is ingereden, althans in de richting van die
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 februari 2018 te Roosendaal
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door als bestuurder van een (personen)auto met (zeer) hoge/aanzienlijke
snelheid, althans sterk accelererend, in te rijden op, althans te rijden in de
richting van voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] .
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, te weten poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van de verbalisanten (hierna tevens te noemen politieambtenaren) [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] , de processen-verbaal van bevindingen van de andere betrokken verbalisanten en de processen-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden. Uit de tijdlijn die aan de hand van voormelde bewijsmiddelen is te reconstrueren, volgt dat het niet anders kan zijn dat verdachte de bestuurder van de zwarte Seat Ibiza is geweest, die naar de plaats van de alcoholcontrole is gereden en met hoge snelheid op de verbalisanten is afgereden. Daarin past de verklaring van verdachte niet en deze moet als ongeloofwaardig worden bezien. Verdachte is met zeer hoge snelheid en zonder op enig moment af te remmen, ondanks meerdere sommaties tot stoppen, afgereden op de verbalisanten, die doende waren met de alcoholcontrole. Door dit gedrag heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard, dat de verbalisanten niet op tijd zouden kunnen wegspringen en dodelijk gewond zouden raken.
De officier van justitie verwijst hierbij naar de uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2011:BY2059.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair verdachte integraal vrij te spreken van het verdachte tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent de bestuurder van de door hem gehuurde Seat Ibiza te zijn geweest op het moment dat met deze personenauto bij de alcoholcontrole op politieambtenaren is ingereden. Het klopt dat hij kort voor het gebeuren in deze auto heeft gereden, maar hij is vlak nadat hij bij het Emile van Loonpark in Roosendaal was ingestapt, weer gestopt en heeft een kennis, die hij onderweg tegen kwam, in zijn plaats op de bestuurdersstoel laten plaats nemen. Deze kennis is vrijwel direct met de auto doorgereden. Verdachte heeft nog enige tijd met een andere kennis staan praten en is vervolgens in een andere auto gestapt. Dit scenario past ook in de tijdslijn zoals die door de politie is vastgesteld op basis van de processen-verbaal van bevindingen en de camerabeelden.
Subsidiair verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde feit, te weten poging tot doodslag althans zware mishandeling, wegens het ontbreken van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisanten. Zo zijn de desbetreffende verbalisanten gewaarschuwd door hun collega [naam 4] , dat de auto eraan kwam. Alle verbalisanten verklaren dat zij vanwege het hoge toerental van de auto, zelf de auto hebben horen aankomen en vervolgens ook hebben gezien. Zij hadden zich op een veilige plek kunnen opstellen. Er is geen stuurbeweging in de richting van de verbalisanten gemaakt. Tot slot berust de geschatte snelheid volgens de verdediging niet op objectieve metingen, waardoor niet kan worden vastgesteld met welke snelheid is gereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 3 februari 2018 omstreeks 03.45 uur hielden verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] een alcoholcontrole aan de Burgemeester Prinsensingel te Roosendaal. Zij gaven aan de bestuurder van een zwarte Seat Ibiza met kenteken [kenteken] meerdere stoptekens. Deze werden door de bestuurder genegeerd. Voormelde politieambtenaren moesten vervolgens van de weg springen om het voertuig te ontwijken, terwijl de bestuurder met hoge snelheid zijn weg vervolgde. [1] Door verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] werd vervolgens aangifte gedaan.
Verbalisant [naam 2] heeft hierover verklaard dat hij ten tijde van de hiervoor bedoelde alcoholcontrole zag dat een zwarte personenauto met hoge snelheid, naar schatting met 100 kilometer per uur, recht op de controleplaats af reed. [naam 2] zag dat collega [naam 1] de bestuurder een stopteken gaf, waarna hij zelf ook naar de auto gebaarde dat deze moest stoppen. [naam 2] hoorde dat de bestuurder echter snelheid bleef maken en hij zag dat de auto recht op hem en [naam 1] kwam afgereden. Hij had het idee dat de bestuurder hem omver zou rijden. [naam 2] was zeer angstig en sprong weg. Hij zag dat ook andere collega’s wegrenden en wegsprongen. [naam 2] voelde de wind langs zijn broek, zo dichtbij reed de auto. Als de auto hem had geraakt, zou hij zwaargewond of zelfs dood hebben kunnen gaan. Toen de auto de bocht om ging zag hij dat de auto zo hard reed dat de auto aan de verkeerde kant van de weg reed en slippend de bocht nam. Hij hoorde dat de banden piepten over het asfalt. Hij zag toen ook dat het een Seat Ibiza met kenteken [kenteken] betrof. [2]
Ook de aanwezige verbalisant [naam 3] heeft aangifte gedaan en heeft verklaard dat zij een zwarte Seat met hoge snelheid op de controleplaats zag af komen. Zij zag dat haar collega [naam 1] het voertuig een stopteken gaf. [naam 3] constateerde dat het voertuig hier vanwege de hoge snelheid nooit op tijd aan zou kunnen voldoen. Op het moment dat het voertuig op 10 à 15 meter afstand van de controleplaats was, reed het nog steeds op volle snelheid daarop af. [naam 3] had het idee dat de bestuurder zelfs gas bij gaf. Omdat zij midden op de weg stond en vreesde dat het voertuig haar zou aanrijden, is zij opzij gesprongen om te voorkomen dat zij zwaar letsel zou oplopen met wellicht de dood tot gevolg. Meerdere collega’s stonden op dat moment ter hoogte van dezelfde plaats en moesten allen wegspringen om te voorkomen dat zij werden aangereden. Toen het voortuig haar voorbij reed zag zij dat het met hoge snelheid en piepende banden rechtsaf sloeg. [naam 3] hoorde via de portofoon dat collega [naam 5] het kenteken van het voertuig doorgaf, te weten [kenteken] . [3]
Verbalisant [naam 1] heeft in zijn aangifte verklaard, dat hij zag dat een auto met een onverminderde snelheid van 80 à 100 kilometer per uur in zijn richting kwam gereden. Dit was volgens [naam 1] zo bedreigend, dat hij opzij moest springen om niet te worden aangereden. Ook zag hij dat zijn collega’s een veilige plek zochten om een aanrijding te voorkomen. Hij zag dat de bestuurder naar de kruising reed en al hard remmend en piepend rechtsaf de Brugstraat opreed en daarbij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer kwam. Hij hoorde dat zijn collega [naam 5] het kenteken van het voertuig omriep, te weten [kenteken] . Als [naam 1] niet opzij was gesprongen, had hij de klap van de aanrijding met de auto zeker niet kunnen overleven gezien de hoge snelheid van de auto. [4]
Op de camerabeelden van het Emile van Loonpark was te zien dat om 03.43.15 uur, een man in een donkere Seat stapte en met hoge snelheid wegreed. Tevens was hierop te zien dat om 03.40 uur diezelfde man op de Markt stond te praten met politieambtenaren. Verbalisant [naam 6] was een van deze politieambtenaren. [5] Hij verklaarde dat hij met verdachte stond te praten. Tevens herkende hij op de camerabeelden de persoon die in het voertuig stapte als zijnde verdachte. [6] Verbalisant [naam 7] heeft onderzoek gedaan naar de camerabeelden en enkele metingen verricht in het politiesysteem Atlas. Omstreeks 03.44.44 uur zag hij blauwe knipperlampen weerkaatsen en zag hij dat vanuit de richting van de Kloosterstraat een politiemotor met blauwe knipperlampen in de richting van de Molenstraat wegreed. Op dit moment was het desbetreffende voertuig al ruim buiten beeld. Hij stelde vast dat dat de afstand tussen de Markt waar de politieambtenaren met de man praatten en de parkeerplaats ongeveer 130 meter bedroeg. De afstand tussen deze parkeerplaats en de plaats waar de eerste politieambtenaar moest wegspringen bleek ongeveer 475 meter te zijn en de afstand van de parkeerplaats tot de plaats waar de overige politieambtenaren moesten wegspringen bedroeg ongeveer 700 meter.
De politie heeft daaruit geconcludeerd dat vanaf het moment dat verdachte naar de personenauto liep tot aan het moment dat de politiemotor wegreed, maximaal anderhalve minuut is verstreken. [7]
Het kenteken [kenteken] is gecontroleerd in de politiesystemen. Hieruit bleek dat het voertuig afkomstig was van autoverhuurbedrijf [naam 8] te Roosendaal. Na contact met [naam 8] ontving verbalisant [naam 9] het verhuurcontract van het voertuig. Op dit contract zag zij dat het voertuig met eerdergenoemd kenteken van 1 tot en met 3 februari 2018 werd verhuurd aan verdachte. [8]
Verbalisant [naam 4] heeft verklaard dat hij omstreeks 03.45 uur zag dat een voertuig als een gek kwam aanrijden vanuit de Vughtstraat in de richting van de Kloosterstraat. Hij zag dat het voertuig met hoge snelheid richting de alcoholcontrole reed. [9] Hij heeft niet gezien dat het voertuig op de Kloosterstraat heeft stilgestaan. Daarnaast heeft hij aangegeven dat de snelheid van het voertuig dermate hoog was en niet bereikt kon worden als verdachte was gestopt bij het gemeentehuis. [10]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij op 3 februari 2018 een auto had gehuurd bij [naam 8] te Roosendaal en dat dit een zwarte Seat betrof. Omstreeks 03.43 uur was hij bij het Emile van Loonpark te Roosendaal in de auto gestapt om deze te verplaatsen. [11]
Overwegingen
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de bestuurder van de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] op 3 februari 2018 omstreeks 03.44 uur met hoge snelheid op de alcoholcontrole is afgereden, die werd gehouden aan de Burgemeester Prinsensingel te Roosendaal.
Omtrent de snelheid waarmee is gereden overweegt de rechtbank het volgende.
De gereden snelheid door het voertuig is niet met objectieve meetapparatuur vastgesteld. Er zijn echter meerdere verbalisanten die hebben verklaard dat de snelheid van het voertuig naar hun schatting tussen de 80 en 100 kilometer per uur betrof. Gelet op de ervaring van politieambtenaren om in het verkeer snelheid te schatten en de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van de auto - de auto reed bij de bocht met piepende banden, moest sterk remmen, maar het lukte desondanks kennelijk niet om op de eigen weghelft te blijven - gaat de rechtbank ervan uit dat de verbalisanten wel hebben kunnen constateren dat het voertuig aanzienlijk harder reed dan de daar geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Gelet op het feit dat uit de verklaringen van de agenten blijkt dat de personenauto met hoge snelheid recht op de aangevers kwam afgereden, de personenauto daarbij niet van richting is veranderd en de aangevers zich op het laatst genoodzaakt zagen om van de weg af te springen teneinde een aanrijding te voorkomen, stelt de rechtbank vast dat het voertuig op de aangevers is ingereden.
Was verdachte bestuurder?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte ook de bestuurder van de Seat Ibiza is geweest. Verdachte heeft dat ontkend. Hij heeft wel verklaard dat hij op dat moment de auto huurde.
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij na het wegrijden bij het Emile van Loonpark ter hoogte van het gemeentehuis van (bestuurders)plaats is gewisseld met een kennis die hij onderweg tegenkwam en dat hij ongeveer vijf minuten met die persoon heeft staan praten, alvorens deze met de auto is doorgereden. In tweede instantie, voor het eerst ter zitting, heeft verdachte verklaard dat het slechts rond de tien seconden heeft geduurd voordat een ander met de auto is doorgereden. Hij zou twee personen zijn tegen gekomen; de eerste is meteen met zijn auto doorgereden en met de tweede persoon zou hij nog even hebben staan praten. Verdachte heeft echter geen openheid van zaken gegeven door niet meer gegevens van deze desbetreffende persoon en de andere betrokkenen te noemen dan een enkele voornaam. Het is hierdoor niet mogelijk de juistheid van het verhaal van verdachte te verifiëren. De verklaring dat hij gestopt is, komt bovendien niet overeen met de waarnemingen van verbalisant [naam 4] , die heeft verklaard dat hij de auto niet heeft zien stoppen. Daarnaast past de verklaring van verdachte ten aanzien van het stoppen, het uitstappen, het wisselen van bestuurder en vervolgens weer wegrijden niet in de geconstateerde korte tijd die is gelegen tussen het wegrijden van de auto bij het Emile van Loonpark en het inrijden op de alcoholcontrole, ook niet wanneer het maar kort heeft geduurd voordat de auto weer is doorgereden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom ongeloofwaardig.
De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die met de Seat Ibiza met hoge snelheid op de alcoholcontrole is afgereden.
Kwalificatie
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van een poging tot doodslag.
De hiervoor omschreven handeling van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Zij overweegt daartoe als volgt.
Dat verdachte de wil had om de verbalisanten om het leven te brengen, is niet gebleken. Van ‘volle’ opzet op de dood is derhalve geen sprake. De volgende vraag is of er sprake is van voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisanten door zijn handelen zouden komen te overlijden. In dit verband dient te worden beoordeeld of het met hoge snelheid inrijden op een persoon de aanmerkelijke kans op diens overlijden met zich meebrengt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Algemene ervaringsregels leren dat wanneer verdachte met hoge snelheid met de auto de verbalisanten had geraakt, deze politieambtenaren als gevolg van deze aanrijding hadden kunnen komen te overlijden. Doordat verdachte desondanks met hoge snelheid is doorgereden, heeft verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans op dit gevolg aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden is niet aan verdachte te danken, maar uitsluitend aan het tijdig reageren van de verbalisanten. Dat zij tijdig konden wegspringen doet aan het aanwezige, al dan niet voorwaardelijke, opzet bij verdachte niet af, immers had verdachte niet kunnen voorzien wat de verbalisanten in een reactie op zijn handelen zouden doen of kunnen doen. Het feit dat zij wellicht eerder aan de kant hadden kunnen gaan, doet eveneens niet terzake, nu het hun taak was om voertuigen staande te houden en ervoor te zorgen dat deze voertuigen zouden stoppen om hen te onderwerpen aan een alcoholcontrole.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de verbalisanten. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks03 februari 2018 te Roosendaal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam 1] en
/of[naam 2] en
/of[naam 3]
opzettelijk van het leven te beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met (zeer)
hoge/aanzienlijke snelheid,
althans sterk accelererend, op voornoemde [naam 1]
en
/of[naam 2] en
/of[naam 3] is ingereden,
althans in de richting van die
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert primair aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden. Hoewel de reclassering heeft geadviseerd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor jongvolwassenen (hierna: Jovo-ISD-maatregel) op te leggen en hij ook aan de vereisten daarvoor voldoet, acht zij deze maatregel, gelet op de aard en ernst van het feit, niet passend. Subsidiair vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, al dan niet in de vorm van de ISD-maatregel maar dan wel voor volwassenen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bepleit de verdediging onder verwijzing naar vergelijkbare jurisprudentie de eis van de officier van justitie te matigen en hoogstens aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast wordt oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid bepleit. Ten aanzien van de subsidiair gevorderde ISD-maatregel, vraagt de verdediging zich af of wel wordt voldaan aan de wettelijke vereisten. Indien dit wel het geval is, wordt bepleit deze maatregel niet op te leggen omdat er momenteel een wachtlijst is. Verdachte is hiervoor bovendien niet gemotiveerd, waardoor de maatregel niet zal leiden tot een gedragsverandering bij verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Hij is met hoge snelheid op politieambtenaren ingereden, die in de rechtmatige uitoefening van hun beroepswerkzaamheden doende waren met een alcoholcontrole. Verdachte heeft zich bij de controleplaats niets van de stoptekens aangetrokken, die door diverse verbalisanten zijn gegeven en is bewust met hoge snelheid op de alcoholcontroleplaats afgereden en vervolgens gepasseerd. Hij heeft daarmee het risico op een dodelijk ongeluk op de koop toegenomen. Deze handelswijze getuigt niet alleen van het ontbreken van respect voor het gezag van politieambtenaren, maar vooral ook van het ontbreken van respect voor het menselijk leven. Dat er geen ernstige aanrijding is gevolgd, is niet aan verdachte te danken, maar komt enkel en alleen vanwege het adequate handelen van de slachtoffers.
Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat de gebeurtenis bij hen grote angst teweeg heeft gebracht en dat zij daarvan bij hun huidige werkzaamheden nog steeds hinder ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven, geen verantwoording ter zitting heeft af willen leggen en daardoor geen inzicht in de ernst van zijn handelen heeft getoond.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar veelvuldig is veroordeeld voor diverse strafbare feiten en tevens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Bij de strafoplegging neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) tot uitgangspunt.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van Reclassering Nederland van 8 februari 2018 en 4 mei 2018. Hierin wordt vermeld dat verdachte al sinds zijn 13e jaar in aanraking komt met justitie. Ondanks meerdere trajecten bij de jeugd- en volwassenenreclassering is het verdachte niet gelukt om een delictvrij bestaan op te bouwen. Er is sprake van gebrekkige vaardigheden waarbij ondoordacht handelen, roekeloosheid, het niet nemen van verantwoordelijkheden en het zich niet inzetten voor praktische zaken overheersen. Hierdoor lukt het hem niet om een stabiel leven op te bouwen. Teneinde gedragsverandering te bereiken, dient er intensief te worden ingezet op praktische hulp, het aanleren van vaardigheden en het naleven van normen en waarden, maar daarvoor is eerst diagnostisch onderzoek nodig teneinde zicht te krijgen op de vermoedelijk aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte weigert hieraan mee te werken. Verdachte zegt thans open te staan voor ambulante begeleiding, ook met aanscherping van de voorwaarden die thans gelden, maar dat lijkt een strategische keuze om oplegging van de ISD-maatregel te voorkomen. De reclassering ziet voor ambulante behandeling geen mogelijkheden meer. Het toewerken naar een gedragsverandering wordt enkel mogelijk bevonden, wanneer duidelijk zicht is op zijn (persoonlijkheids)problematiek en cognitieve vermogens en dit in een drang- en dwangkader, zoals de ISD-maatregel, plaatsvindt. Geadviseerd wordt dan ook om aan verdachte op te leggen de Jovo-ISD-maatregel.
De deskundigen hebben ter zitting dit advies bevestigd.
Gelet op de justitiële documentatie van verdachte alsmede de bevindingen van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar noodzakelijk is om het herhalende delictgedrag van verdachte te beëindigen en de maatschappij te beveiligen. Om dat te bewerkstelligen resteert naar het oordeel van de rechtbank de ISD-maatregel als enige mogelijkheid. Eerdere interventies gericht op gedragsverandering en beperking van recidivegevaar in een ambulant kader hebben daarin immers geen verandering teweeg kunnen brengen. Volgens de informatie van de reclassering is een strak kader nodig, omdat verdachte zich niet uit eigen beweging aan gestelde voorwaarden houdt. Om die reden ziet de rechtbank dan ook geen ruimte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel dan wel een andere voorwaardelijke straf.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Het door verdachte begane misdrijf betreft immers een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf is veroordeeld, dit feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Hoewel de reclassering adviseert om de Jovo-ISD maatregel op te leggen, dat wil zeggen de Jong Volwassenen variant van deze maatregel, ziet de rechtbank hiertoe onvoldoende aanleiding. Er is niets over de cognitieve vermogens van verdachte bekend en zijn leeftijd geeft daartoe ook geen aanleiding. De rechtbank legt daarom de ISD-maatregel in het kader van het volwassenenstrafrecht op.

7.De benadeelde partijen

[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert ten aanzien van het tenlastegelegde feit een schadevergoeding van € 500,- wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente toekennen vanaf de dag van ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert ten aanzien van het tenlastegelegde feit een schadevergoeding van € 500,- wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de wettelijke rente toekennen vanaf de dag van ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

02/800829-13 (tul)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf, die aan verdachte is opgelegd bij uitspraak d.d. 26 mei 2015 van de politierechter, locatie Breda, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tegen deze uitspraak in hoger beroep is gegaan en dat bij uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 30 juni 2017 deze uitspraak van de politierechter is vernietigd. De officier van justitie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
02/800468-16 (tul)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 18 dagen gevangenisstraf, die aan verdachte is opgelegd bij uitspraak d.d. 26 juli 2017 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat toewijzing gelet op het opleggen van de ISD-maatregel niet opportuun is. De vordering van de officier van justitie wordt derhalve afgewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
Benadeelde partijen
[naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 500,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 1] , € 500,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 500,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 2] , € 500,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 3 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/800829-13;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/800468-16 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Peters en mr. De Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
6 juni 2018.
Mr. Collombon is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant uit het dossier met proces-verbaalnummer PL2000—2018032546 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 65, hierna het eindproces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte, eindproces-verbaal p. 26, laatste alinea, en p.27.
3.Het proces-verbaal van aangifte, eindproces-verbaal p. 29, laatste alinea, en p.30.
4.Het proces-verbaal van aangifte, eindproces-verbaal p. 33.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 41.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 42, derde, vierde en zesde alinea, p. 43, derde alinea.
7.Het proces-verbaal van relaas, eindproces-verbaal p. 2, zesde alinea.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 49, eerste tot en met vierde alinea.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 38, vierde en vijfde alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.