4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 3 februari 2018 omstreeks 03.45 uur hielden verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] een alcoholcontrole aan de Burgemeester Prinsensingel te Roosendaal. Zij gaven aan de bestuurder van een zwarte Seat Ibiza met kenteken [kenteken] meerdere stoptekens. Deze werden door de bestuurder genegeerd. Voormelde politieambtenaren moesten vervolgens van de weg springen om het voertuig te ontwijken, terwijl de bestuurder met hoge snelheid zijn weg vervolgde.Door verbalisanten [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] werd vervolgens aangifte gedaan.
Verbalisant [naam 2] heeft hierover verklaard dat hij ten tijde van de hiervoor bedoelde alcoholcontrole zag dat een zwarte personenauto met hoge snelheid, naar schatting met 100 kilometer per uur, recht op de controleplaats af reed. [naam 2] zag dat collega [naam 1] de bestuurder een stopteken gaf, waarna hij zelf ook naar de auto gebaarde dat deze moest stoppen. [naam 2] hoorde dat de bestuurder echter snelheid bleef maken en hij zag dat de auto recht op hem en [naam 1] kwam afgereden. Hij had het idee dat de bestuurder hem omver zou rijden. [naam 2] was zeer angstig en sprong weg. Hij zag dat ook andere collega’s wegrenden en wegsprongen. [naam 2] voelde de wind langs zijn broek, zo dichtbij reed de auto. Als de auto hem had geraakt, zou hij zwaargewond of zelfs dood hebben kunnen gaan. Toen de auto de bocht om ging zag hij dat de auto zo hard reed dat de auto aan de verkeerde kant van de weg reed en slippend de bocht nam. Hij hoorde dat de banden piepten over het asfalt. Hij zag toen ook dat het een Seat Ibiza met kenteken [kenteken] betrof.
Ook de aanwezige verbalisant [naam 3] heeft aangifte gedaan en heeft verklaard dat zij een zwarte Seat met hoge snelheid op de controleplaats zag af komen. Zij zag dat haar collega [naam 1] het voertuig een stopteken gaf. [naam 3] constateerde dat het voertuig hier vanwege de hoge snelheid nooit op tijd aan zou kunnen voldoen. Op het moment dat het voertuig op 10 à 15 meter afstand van de controleplaats was, reed het nog steeds op volle snelheid daarop af. [naam 3] had het idee dat de bestuurder zelfs gas bij gaf. Omdat zij midden op de weg stond en vreesde dat het voertuig haar zou aanrijden, is zij opzij gesprongen om te voorkomen dat zij zwaar letsel zou oplopen met wellicht de dood tot gevolg. Meerdere collega’s stonden op dat moment ter hoogte van dezelfde plaats en moesten allen wegspringen om te voorkomen dat zij werden aangereden. Toen het voortuig haar voorbij reed zag zij dat het met hoge snelheid en piepende banden rechtsaf sloeg. [naam 3] hoorde via de portofoon dat collega [naam 5] het kenteken van het voertuig doorgaf, te weten [kenteken] .
Verbalisant [naam 1] heeft in zijn aangifte verklaard, dat hij zag dat een auto met een onverminderde snelheid van 80 à 100 kilometer per uur in zijn richting kwam gereden. Dit was volgens [naam 1] zo bedreigend, dat hij opzij moest springen om niet te worden aangereden. Ook zag hij dat zijn collega’s een veilige plek zochten om een aanrijding te voorkomen. Hij zag dat de bestuurder naar de kruising reed en al hard remmend en piepend rechtsaf de Brugstraat opreed en daarbij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer kwam. Hij hoorde dat zijn collega [naam 5] het kenteken van het voertuig omriep, te weten [kenteken] . Als [naam 1] niet opzij was gesprongen, had hij de klap van de aanrijding met de auto zeker niet kunnen overleven gezien de hoge snelheid van de auto.
Op de camerabeelden van het Emile van Loonpark was te zien dat om 03.43.15 uur, een man in een donkere Seat stapte en met hoge snelheid wegreed. Tevens was hierop te zien dat om 03.40 uur diezelfde man op de Markt stond te praten met politieambtenaren. Verbalisant [naam 6] was een van deze politieambtenaren.Hij verklaarde dat hij met verdachte stond te praten. Tevens herkende hij op de camerabeelden de persoon die in het voertuig stapte als zijnde verdachte.Verbalisant [naam 7] heeft onderzoek gedaan naar de camerabeelden en enkele metingen verricht in het politiesysteem Atlas. Omstreeks 03.44.44 uur zag hij blauwe knipperlampen weerkaatsen en zag hij dat vanuit de richting van de Kloosterstraat een politiemotor met blauwe knipperlampen in de richting van de Molenstraat wegreed. Op dit moment was het desbetreffende voertuig al ruim buiten beeld. Hij stelde vast dat dat de afstand tussen de Markt waar de politieambtenaren met de man praatten en de parkeerplaats ongeveer 130 meter bedroeg. De afstand tussen deze parkeerplaats en de plaats waar de eerste politieambtenaar moest wegspringen bleek ongeveer 475 meter te zijn en de afstand van de parkeerplaats tot de plaats waar de overige politieambtenaren moesten wegspringen bedroeg ongeveer 700 meter.
De politie heeft daaruit geconcludeerd dat vanaf het moment dat verdachte naar de personenauto liep tot aan het moment dat de politiemotor wegreed, maximaal anderhalve minuut is verstreken.
Het kenteken [kenteken] is gecontroleerd in de politiesystemen. Hieruit bleek dat het voertuig afkomstig was van autoverhuurbedrijf [naam 8] te Roosendaal. Na contact met [naam 8] ontving verbalisant [naam 9] het verhuurcontract van het voertuig. Op dit contract zag zij dat het voertuig met eerdergenoemd kenteken van 1 tot en met 3 februari 2018 werd verhuurd aan verdachte.
Verbalisant [naam 4] heeft verklaard dat hij omstreeks 03.45 uur zag dat een voertuig als een gek kwam aanrijden vanuit de Vughtstraat in de richting van de Kloosterstraat. Hij zag dat het voertuig met hoge snelheid richting de alcoholcontrole reed.Hij heeft niet gezien dat het voertuig op de Kloosterstraat heeft stilgestaan. Daarnaast heeft hij aangegeven dat de snelheid van het voertuig dermate hoog was en niet bereikt kon worden als verdachte was gestopt bij het gemeentehuis.
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij op 3 februari 2018 een auto had gehuurd bij [naam 8] te Roosendaal en dat dit een zwarte Seat betrof. Omstreeks 03.43 uur was hij bij het Emile van Loonpark te Roosendaal in de auto gestapt om deze te verplaatsen.
Overwegingen
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de bestuurder van de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] op 3 februari 2018 omstreeks 03.44 uur met hoge snelheid op de alcoholcontrole is afgereden, die werd gehouden aan de Burgemeester Prinsensingel te Roosendaal.
Omtrent de snelheid waarmee is gereden overweegt de rechtbank het volgende.
De gereden snelheid door het voertuig is niet met objectieve meetapparatuur vastgesteld. Er zijn echter meerdere verbalisanten die hebben verklaard dat de snelheid van het voertuig naar hun schatting tussen de 80 en 100 kilometer per uur betrof. Gelet op de ervaring van politieambtenaren om in het verkeer snelheid te schatten en de uiterlijke verschijningsvorm van het rijgedrag van de auto - de auto reed bij de bocht met piepende banden, moest sterk remmen, maar het lukte desondanks kennelijk niet om op de eigen weghelft te blijven - gaat de rechtbank ervan uit dat de verbalisanten wel hebben kunnen constateren dat het voertuig aanzienlijk harder reed dan de daar geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Gelet op het feit dat uit de verklaringen van de agenten blijkt dat de personenauto met hoge snelheid recht op de aangevers kwam afgereden, de personenauto daarbij niet van richting is veranderd en de aangevers zich op het laatst genoodzaakt zagen om van de weg af te springen teneinde een aanrijding te voorkomen, stelt de rechtbank vast dat het voertuig op de aangevers is ingereden.
Was verdachte bestuurder?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte ook de bestuurder van de Seat Ibiza is geweest. Verdachte heeft dat ontkend. Hij heeft wel verklaard dat hij op dat moment de auto huurde.
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij na het wegrijden bij het Emile van Loonpark ter hoogte van het gemeentehuis van (bestuurders)plaats is gewisseld met een kennis die hij onderweg tegenkwam en dat hij ongeveer vijf minuten met die persoon heeft staan praten, alvorens deze met de auto is doorgereden. In tweede instantie, voor het eerst ter zitting, heeft verdachte verklaard dat het slechts rond de tien seconden heeft geduurd voordat een ander met de auto is doorgereden. Hij zou twee personen zijn tegen gekomen; de eerste is meteen met zijn auto doorgereden en met de tweede persoon zou hij nog even hebben staan praten. Verdachte heeft echter geen openheid van zaken gegeven door niet meer gegevens van deze desbetreffende persoon en de andere betrokkenen te noemen dan een enkele voornaam. Het is hierdoor niet mogelijk de juistheid van het verhaal van verdachte te verifiëren. De verklaring dat hij gestopt is, komt bovendien niet overeen met de waarnemingen van verbalisant [naam 4] , die heeft verklaard dat hij de auto niet heeft zien stoppen. Daarnaast past de verklaring van verdachte ten aanzien van het stoppen, het uitstappen, het wisselen van bestuurder en vervolgens weer wegrijden niet in de geconstateerde korte tijd die is gelegen tussen het wegrijden van de auto bij het Emile van Loonpark en het inrijden op de alcoholcontrole, ook niet wanneer het maar kort heeft geduurd voordat de auto weer is doorgereden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom ongeloofwaardig.
De rechtbank concludeert dan ook dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die met de Seat Ibiza met hoge snelheid op de alcoholcontrole is afgereden.
Kwalificatie
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of er sprake is van een poging tot doodslag.
De hiervoor omschreven handeling van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Zij overweegt daartoe als volgt.
Dat verdachte de wil had om de verbalisanten om het leven te brengen, is niet gebleken. Van ‘volle’ opzet op de dood is derhalve geen sprake. De volgende vraag is of er sprake is van voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisanten door zijn handelen zouden komen te overlijden. In dit verband dient te worden beoordeeld of het met hoge snelheid inrijden op een persoon de aanmerkelijke kans op diens overlijden met zich meebrengt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Algemene ervaringsregels leren dat wanneer verdachte met hoge snelheid met de auto de verbalisanten had geraakt, deze politieambtenaren als gevolg van deze aanrijding hadden kunnen komen te overlijden. Doordat verdachte desondanks met hoge snelheid is doorgereden, heeft verdachte willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans op dit gevolg aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden is niet aan verdachte te danken, maar uitsluitend aan het tijdig reageren van de verbalisanten. Dat zij tijdig konden wegspringen doet aan het aanwezige, al dan niet voorwaardelijke, opzet bij verdachte niet af, immers had verdachte niet kunnen voorzien wat de verbalisanten in een reactie op zijn handelen zouden doen of kunnen doen. Het feit dat zij wellicht eerder aan de kant hadden kunnen gaan, doet eveneens niet terzake, nu het hun taak was om voertuigen staande te houden en ervoor te zorgen dat deze voertuigen zouden stoppen om hen te onderwerpen aan een alcoholcontrole.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de verbalisanten. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk poging tot doodslag, meermalen gepleegd.