ECLI:NL:RBZWB:2018:4674

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
02-820007-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. De Boer
  • mr. Goossens
  • mr. Breeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en mishandeling van (ex-)vriendin met imitatiewapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2018, staat de verdachte terecht voor bedreiging en mishandeling van zijn (ex-)vriendin, alsook voor het bezit van een imitatiewapen. De feiten vonden plaats op 1 januari 2018 in Roosendaal, waar de verdachte de aangeefster bedreigde met een pistool en haar meermalen mishandelde. De rechtbank heeft de zaak op 3 mei 2018 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster, ondersteund door getuigenverklaringen en bewijsstukken, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig en overtuigend. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met de aangeefster en een meldplicht bij de reclassering. De benadeelde partij, de aangeefster, vorderde schadevergoeding, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, mishandeling en verboden wapenbezit, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/820007-18 en 02/003146-17 (vordering tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
gedetineerd in de PI Zuid-West - De Dordtse Poorten
raadsman mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Huizenga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Roosendaal [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend een pistool, althans een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op en/of getoond aan die [naam 1] ;
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Roosendaal [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1]
-meermalen, althans eenmaal, met een lamp, althans een hard voorwerp, op/tegen het lichaam (kapot) te slaan en/of
-vast te pakken en haar (vervolgens) door verschillende ruimtes te sleuren/trekken en/of
-meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist(en)) te slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam en/of
-meermalen, althans eenmaal, te schoppen/trappen tegen het lichaam;
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Roosendaal een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (pistool Beretta) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen, de foto’s van het letsel van het slachtoffer en het proces-verbaal met betrekking tot het aantreffen van het imitatiepistool (Beretta).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen met betrekking tot de feiten 1 en 2 en wijst daarbij op de onbetrouwbare verklaringen van de aangeefster, die het enige bewijs vormen zonder dat enig ondersteunend bewijs aanwezig is. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 eist de verdediging derhalve vrijspraak. Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[naam 1] (hierna: aangeefster) heeft op 1 januari 2018 om 2.45 uur de politie gebeld waarbij zij aangeeft dat zij zojuist gevlucht is uit de woning aan de [adres] waar zij mishandeld en bedreigd is met een vuurwapen door haar ex-vriend [verdachte] [1] . Aangeefster heeft later in haar aanvullende verklaring verklaard dat verdachte die bewuste nacht een pistool op haar had gericht en dat zij kort daarvoor en daarna door verdachte is geslagen in haar gezicht en op haar lichaam. [2]
Feit 1 Bedreiging met (imitatie)pistool
Ondanks dat verdachte heeft ontkend aangeefster te hebben bedreigd met een imitatiepistool, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. Aangeefster heeft, toen zij midden in de nacht belde met de meldkamer van de politie, meteen verteld dat zij was bedreigd met een echt pistool of een balletjespistool. In haar aanvullende verklaring heeft aangeefster daarover uitgebreider, maar in de kern gelijkluidend verklaard. Als steunbewijs - naast de aangifte [3] , de aanvullende verklaring bij de aangifte en het proces-verbaal met betrekking tot het gesprek met de meldkamer van de politie - gebruikt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij een balletjespistool in zijn bezit had en dat pistool ook mee naar buiten heeft genomen in zijn vlucht voor de politie. [4] Het verhaal van aangeefster wordt voor wat betreft de aanwezigheid van het (balletjes)pistool dus bevestigd door verdachte zelf. De rechtbank ziet op dit punt dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster.
Feit 2 Mishandeling
Op foto’s van aangeefster zijn rode verkleuringen zichtbaar zijn rond de elleboog en op het voorhoofd. [5] Uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat er op 1 januari 2018 in de woning aan de [adres] ruzie is geweest tussen verdachte en aangeefster. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangeefster heeft vastgepakt en uit de woning heeft gezet. Hij heeft tevens ter zitting verklaard dat de rode plekken op de arm van aangeefster daarvan het gevolg zouden kunnen zijn. [6] Uit de verklaring van de bovenbuurman [naam 2] blijkt tevens dat verdachte en aangeefster ruzie hadden. De bovenbuurman heeft aangeefster op 1 januari 2018 horen roepen: “Help, help”. Toen hij naar beneden liep zag hij aangeefster huilend op de grond zitten. [7]
Nu op foto’s van aangeefster flinke rode plekken op de armen te zien zijn, moet zij naar het oordeel van de rechtbank hardhandig zijn vastgepakt bij haar armen. Weliswaar heeft verdachte ontkend haar te hebben geslagen in het gezicht, maar gelet op de bult op het voorhoofd van aangeefster - waarover zij heeft verklaard bij de rechter-commissaris [8] en die te zien is op foto’s bij de door haar ingediende vordering [9] - acht de rechtbank naast het vastpakken bij de armen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op het gezicht heeft geslagen.
Ten aanzien van de overige onderdelen van het ten laste gelegde onder feit 2 spreekt de rechtbank verdachte vrij, aangezien hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig is.
Feit 3 Verboden wapenbezit
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van feit 3 en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 mei 2018, [10]
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aangetroffen imitatiepistool. [11]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks01 januari 2018 te Roosendaal [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
een pistool, althans een vuurwapen, in elk gevaleen op een vuurwapen gelijkend voorwerp
,gericht op
en/of getoond aandie [naam 1] ;
2.
hijop
of omstreeks01 januari 2018 te Roosendaal [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1]
-meermalen, althans eenmaal, met een lamp, althans een hard voorwerp, op/tegen het lichaam (kapot) te slaan en/of
-vast te pakken
en haar (vervolgens) door verschillende ruimtes te sleuren/trekkenen
/of
-meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist(en))te slaan
/stompen in/op/tegen het gezicht
en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam en/of
-meermalen, althans eenmaal, te schoppen/trappen tegen het lichaam;
3.
hij op
of omstreeks01 januari 2018 te Roosendaal een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat
/dievoor wat betreft zijn
/hunvorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (pistool Beretta), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling door Novadic Kentron en een contactverbod met het slachtoffer.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van oordeel dat bij de hoogte van de straf ermee rekening dient te worden gehouden dat verdachte al in hoge mate is gestraft, doordat hij in zijn buik en been is geschoten door de politie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een imitatiepistool en mishandeling van zijn (ex-)vriendin. Hij heeft daarmee een grote inbreuk gemaakt op haar gevoelens van veiligheid en haar lichamelijke integriteit. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
Hoewel de rechtbank er oog voor heeft dat verdachte nog dagelijks herinnerd wordt aan de gebeurtenissen bij zijn aanhouding en de zichtbare en onzichtbare gevolgen daarvan, ziet zij daarin geen reden om in het geheel geen of een fors lagere straf op te leggen, aangezien verdachte dat vooral aan zichzelf te wijten heeft. De rechtbank acht het wel een hoopvol signaal dat verdachte de gebeurtenissen ziet als een keerpunt in zijn leven en bereid is te werken aan zijn toekomst, maar tegelijkertijd vindt de rechtbank de bewezen verklaarde feiten zo ernstig, dat verdachte daarvoor een flinke straf verdient.
De rechtbank zal bij de hoogte van straf rekening houden met het feit dat verdachte reeds een keer eerder voor mishandeling en voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie is veroordeeld. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Novadic Kentron, ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster, passend en geboden is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 5.567,= bestaande uit € 567,= aan materiële schadevergoeding en € 5.000,= aan immateriële schadevergoeding, voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat niet voldoende is gebleken dat de opgegeven schade door deze feiten is toegebracht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Het beslag

8.1.
De onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen imitatie pistool (Beretta), is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat feit 1 is begaan met betrekking tot dit voorwerp. Verder is het voorwerp van zodanige aard dat het bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
8.2.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 20 uur taakstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van politierechter op 23 maart 2017 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging, nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die hieraan in de weg staan, worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 36b, 36c, 91, 285, 300, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 55, 56, 60 van de Wet Wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2: Mishandeling;
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat
van deze gevangenisstraf 2 maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 werkdagen na het beëindigen van de detentie bij Novadic Kentron reclassering zal melden en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic Kentron, Kentra of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact met [naam 1] heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen imitatiepistool (Beretta);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van het merk Nokia en twee simkaarten;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 maart 2017 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/003146-17
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
20 uur taakstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. De Boer, voorzitter, mr. Goossens en mr. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Heel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2018000437 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 180.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 66 tot en met 70
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43 en proces-verbaal van de aangifte, pagina 44
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 mei 2018
5.Foto’s van letsel, pagina 72 en 73
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 mei 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , pagina 36 en 37
8.Verklaring getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris d.d. 17 april 2018
9.Foto’s bij vordering benadeelde partij
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 mei 2018
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 35