ECLI:NL:RBZWB:2018:4710

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
02/345033 HA RK 18-104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Poerink
  • A. Kool
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een kantonrechter in civiele procedure

Op 11 juni 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen een kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 22 mei 2018, waarbij de verzoekster aanvoerde dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt. Dit zou zijn ontstaan doordat de kantonrechter zonder tussenkomst van de raadsman van de verzoekster telefonisch contact had gehad met een vertegenwoordiger van het Centraal Justitieel Incassobureau (CVOM) en bovendien onvoldoende dossierkennis zou hebben gehad. De kantonrechter had in een e-mailbericht aan de griffier laten weten dat zij in de wraking berustte, wat betekende dat het verzoek als ingetrokken werd beschouwd, tenzij de raadsman van de verzoekster anders zou berichten.

De raadsman heeft echter telefonisch laten weten dat hij het verzoek tot wraking niet wenste in te trekken. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld dat, op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, een partij een rechter kan wraken op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat, omdat de kantonrechter berustte in de wraking, het doel van de verzoekster al was bereikt. Hierdoor had de verzoekster geen belang meer bij het verzoek, en werd zij niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/345033 HA RK 18-104
Beslissing van 11 juni 2018 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster]
gevestigd aan de [vestigingsplaats],
verzoekster,
raadsman [naam raadsman], advocaat te [woonplaats].

1.Procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • het verzoek tot wraking van 22 mei 2018;
  • het e-mailbericht van de gewraakte rechter van 28 mei 2018 aan de griffier van de wrakingskamer, waarin zij laat weten dat zij in de wraking berust;
  • de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van [naam kantonrechter], optredend als kantonrechter in de zaak met zaaknummer [zaaknummer] (hierna: de hoofdzaak) op de gronden die verzoekster heeft uiteengezet in haar wrakingsverzoek.
2.2.
Blijkens het hiervoor genoemde e-mailbericht, berust de kantonrechter in het verzoek tot wraking.
2.3.
Bij brief van 29 mei 2018 heeft de griffier van de wrakingskamer de raadsman van verzoekster laten weten dat de kantonrechter berust in de wraking en meegedeeld dat het verzoek als ingetrokken wordt beschouwd, tenzij hij per ommegaande anders bericht.
2.4.
De raadsman van verzoekster heeft de rechtbank telefonisch laten weten dat hij het verzoek tot wraking niet wenst in te trekken.

3.Standpunt verzoeker

Verzoekster heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat de kantonrechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt doordat:
  • zij buiten de raadsman van verzoekster om telefonisch contact heeft gehad met een vertegenwoordiger van het CVOM, in welk gesprek is afgesproken dat de zaak zal worden aangehouden;
  • zij over onvoldoende dossierkennis beschikte, wat gezien de dikte van het dossier niet is voor te stellen;
  • zij een onvolledig proces-verbaal van de zitting heeft ondertekend.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Als de rechter berust in de wraking is dat doel al bereikt zonder dat de wrakingskamer heeft te beoordelen of de rechter terecht is gewraakt.
4.3.
Gelet op het vorenoverwogene heeft verzoekster geen belang meer bij het verzoek, zodat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Omdat de niet-ontvankelijkheid kennelijk is, kan een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart verzoekerster kennelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 11 juni 2018, door mr. Poerink, voorzitter, mr. Kool en mr. van der Lende-Mulder Smit, leden van de wrakingskamer, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. van Wijk, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.