ECLI:NL:RBZWB:2018:4727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
C/02/346902 / KG ZA 18-426
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Koch
  • mr. Van de Kar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicatie van een boek over echtscheiding en de gevolgen voor de eer en goede naam van de ex-echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die haar ex-echtgenoot is. De eiseres vorderde een verbod op de publicatie van een boek geschreven door de gedaagde, waarin hij zijn ervaringen tijdens hun echtscheiding beschrijft. De eiseres stelde dat de publicatie onrechtmatig was, omdat deze inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer en haar eer en goede naam schaadde. De gedaagde voerde aan dat hij met het boek aandacht wilde vragen voor misstanden in de samenleving, met name rondom echtscheidingen.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde pseudoniemen had gebruikt en dat de kring van personen die de eiseres in de publicatie zouden kunnen herkennen, beperkt was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de publicatie van het boek niet onrechtmatig was, omdat de eiseres geen publieke of maatschappelijke rol van betekenis vervulde en de inhoud van het boek niet als beledigend of grievend kon worden aangemerkt. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de eer en goede naam. De voorzieningenrechter oordeelde dat in dit geval het belang van de gedaagde bij publicatie zwaarder woog dan het belang van de eiseres bij bescherming van haar goede naam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/346902 / KG ZA 18-426
Vonnis in kort geding van 18 juli 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam] ,
eiseres,
advocaat mr. H. Warendorp Torringa te Alphen aan den Rijn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juli 2018 met producties 1 t/m 17;
  • de brief van mr. Warendorp Torringa van 10 juli 2018 met producties 18 t/m 24;
  • het verweerschrift van [gedaagde] , tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 t/m 17;
  • de mondelinge behandeling op 12 juli 2018 en de ter gelegenheid daarvan door [gedaagde] overgelegde drie producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Ter zitting is door (de advocaat van) [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de door [gedaagde] overgelegde producties aangezien hij deze pas kort voor dan wel ten tijde van de zitting heeft ontvangen.
1.4.
Aangezien de voorzieningenrechter op verzoek van [eiseres] de reguliere dagvaardingstermijn van acht dagen heeft verkort tot twee dagen, kan van [gedaagde] niet gevergd worden dat hij -conform artikel 6.2. Van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie- uiterlijk 24 uur voor de zitting de producties overlegt. De producties worden daarom aan het procesdossier toegevoegd. Bovendien heeft de voorzieningenrechter mr. Warendorp Torringa ter zitting een leespauze aangeboden, hetgeen door hem niet is geaccepteerd. Overigens heeft mr. Warendorp Torringa ter zitting verklaard dat de producties niet relevant zijn, zodat hij er kennelijk kennis van heeft kunnen nemen.
1.5.
Op grond van artikel 7.1 van voormeld Procesreglement kan een eis in reconventie alleen worden ingesteld door een partij die bij advocaat is verschenen. Nu [gedaagde] in persoon is verschenen kan de eis in reconventie niet worden toegestaan.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening, samengevat, [gedaagde] :
I te verbieden het boek “[naam boek]” in de huidige vorm, dan wel in bewerkte vorm, dan wel in een eerdere of latere versie, op welke wijze dan ook (nog verder) geheel of gedeeltelijk te (doen of laten) verveelvoudigen, verspreiden of openbaren, waaronder mede begrepen het (door derden laten) citeren daaruit ten behoeve van enige publicatie, zulks op straffe van een dwangsom;
II te veroordelen ervoor zorg te dragen dat binnen twee weken na betekening van dit vonnis voormeld boek in de huidige dan wel in een door hem bewerkte vorm dan wel in een eerdere of latere versie, op geen enkele wijze (meer) door hemzelf of door derden (te koop) wordt aangeboden, zulks op straffe van een dwangsom;
III te gebieden om zich op geen enkele andere wijze, dus ook niet via het internet of ander (openbaar) medium, beledigend, laatdunkend en/of grievend danwel intimiderend of anderszins onrechtmatig jegens en/of over [eiseres] en/of de dochters van [eiseres] uit te laten, op straffe van een dwangsom;
IV te veroordelen ervoor zorg te dragen dat binnen twee weken na betekening van dit vonnis de Facebookpagina over [naam boek] offline is gehaald, dan wel dat de inhoud daarvan niet langer toegankelijk is voor enige derde, op straffe van een dwangsom;
V te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Partijen zijn op 1 oktober 1987 met elkaar gehuwd.
- Uit hun huwelijk zijn twee thans meerderjarige dochters geboren: [dochter A] en [dochter B] .
- Het huwelijk is op 13 januari 2012 door echtscheiding ontbonden. Het initiatief tot echtscheiding is door [eiseres] genomen. Tussen partijen hebben diverse juridische procedures plaatsgevonden. De echtscheiding is te kwalificeren als een “vechtscheiding”.
- [gedaagde] heeft onder het pseudoniem [pseudoniem] een boek geschreven met de titel “[naam boek]” (ISBN: 9789082 821000). Op de eerste pagina van het boek staat “thriller. Waar gebeurd”. Op de achterzijde van de boek staat de navolgende samenvatting:
“ [personage A] reist voor zijn werk de hele wereld rond om als alleenverdiener zijn gezin al het nodige te kunnen geven. In korte tijd verliest hij alles wat hem lief is en komt hij terecht in een verbijsterende scheidingsoorlog. Hij krijgt niet alleen te maken met een valse meedogenloze ex- vrouw die nergens voor terugdeinst om haar dreigement van 'totale destructie' uit te voeren, maar ook met vooringenomen overheidsinstanties, dwalende rechtspraak, en een door manipulatieve leugens verscheurde familie. Als hij zowel emotioneel als financieel de bodem heeft geraakt, krijgt zijn leven een verrassende wending en ontdekt hij samen met zijn nieuwe liefde het sluwe masterplan van zijn valse ex-vrouw. Zal zij in haar kwade opzet slagen?”.
- Het boek is geschreven in de ik-vorm. Zeer kort weergegeven komt in het boek aan de orde de relatie tussen partijen vlak voor, tijdens en na de echtscheidings- procedure. [gedaagde] beschrijft in het boek aan de hand van diverse voorvallen hoe de tussen hem en [eiseres] gerezen conflicten steeds verder escaleren.
- Het boek wordt vanaf 20 mei 2018 in eigen beheer uitgegeven door uitgeverij [naam uitgeverij] . Dit is een eenmanszaak van de huidige echtgenote van [gedaagde] , [echtgenote gedaagde] .
- Door de uitgever is op Facebook een pagina over [naam boek] aangemaakt waarop berichten met betrekking tot het boek worden geplaatst.
- Op 29 mei 2018 is door radio Rijnmond een interview uitgezonden met [gedaagde] als [pseudoniem] , waarin hij de gelegenheid heeft gekregen om een toelichting te geven op de inhoud en het doel van het boek.
- Het boek is inmiddels via boekhandels alsmede online via Bol.com en AKO te verkrijgen.
- Op de Facebookpagina van [naam boek] is op 12 juni 2018 aangekondigd dat gehoopt wordt binnen twee weken een E-bookversie beschikbaar te hebben.
- Bij email van 6 juli 2018 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om -onder meer- verdere openbaarmaking, verspreiding of verveelvoudiging, op welke wijze dan ook, van (delen van) het boek per omgaande te staken en gestaakt te houden, ervoor te zorgen dat het boek op geen enkele wijze meer (te koop) wordt aangeboden alsmede om de facebookpagina over [naam boek] per omgaande offline te halen.
- [gedaagde] heeft daar niet aan voldaan.
3.2.
[eiseres] stelt dat de publicatie van het boek [naam boek] onrechtmatig is jegens haar en haar dochters aangezien
(1) er sprake is van handelen in strijd met een wettelijke plicht, namelijk de plicht zich te onthouden van handelingen die gekwalificeerd kunnen worden als smaad, smaadschrift, laster en belediging.
(2) op onaanvaardbare wijze inbreuk wordt gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer.
(3) de publicatie in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [eiseres] voert daartoe het navolgende aan.
In het boek worden vele details uit de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] en haar dochters vermeld, terwijl deze niet in overeenstemming zijn met de waarheid maar wel als zodanig worden gepresenteerd. Hoewel [gedaagde] de persoonsnamen in het boek heeft aangepast, zijn deze eenvoudig te herleiden tot degene om wie het in werkelijkheid gaat, nu de gekozen namen sterk lijken op de echte namen. Zo heet [gedaagde] in het boek [personage A] , [eiseres] (eiseres) [personage B] , [dochter A] (oudste dochter) [personage C] en [dochter B] (jongste dochter) [personage D] . Bovendien zijn de verjaardagen, woonplaatsen, studies en sommige straatnamen wel in overeenstemming met de werkelijkheid.
Het boek bevat een enorm grote hoeveelheid onware, diffamerend, kwetsende, suggestieve en derhalve als onrechtmatig te kwalificeren passages waarin met name [eiseres] en haar dochters bijzonder negatief worden afgeschilderd. Zij wordt daardoor in haar eer en goede naam geschaad. [eiseres] heeft een selectie van dergelijke passages overgelegd als producties 20 en 21.
Het boek is louter geschreven en gepubliceerd om hen schade te berokkenen. Dit blijkt volgens [eiseres] uit de email van [gedaagde] van 18 juni 2016, waarin hij –onder meer- aan haar schrijft:
“Ik heb slecht nieuws: binnen enkele weken neem ik de moeilijk beslissing of ik het leven van jou, jouw kinderen en [naam A] nog vele malen onmogelijker zal maken als jij al die jaren bij mij doet.
Ik heb er de tijd voor, ben al volop bezig met jullie, vlieg deze week naar Hong Kong, heb contact met de media om jou en jouw handlangers publiekelijk te confronteren, en ik zal ook de rol van [kantoornaam] uitgebreid aan de kaak stellen.
Na de [naam B] zal binnenkort ook bv. [naam C] en de rest van de wereld de bedenkelijke rol van jouw dochter [dochter B] en haar moeder weten. Het mooiste blijft nog even een verrassing.
Er breken voor mij mooie tijden aan: jullie gaan erger doorstaan dan wat jullie mij allemaal hebben aangedaan. Jij laat mij geen andere keuze. Het spijt me voor jullie.(…)”.
Volgens [eiseres] lijdt het geen twijfel dat [gedaagde] met dit emailbericht zinspeelde op [naam boek], waaraan hij toen kennelijk werkte. Volgens [eiseres] worden zij en haar dochters door de inhoud van het boek publiekelijk aan de schandpaal genageld. Voor een dergelijk handelen bestaat geen rechtvaardiging. Indien [gedaagde] dit boek heeft geschreven in het kader van zijn eigen verwerkingsproces dan nog was er geen noodzaak om het publiekelijk te verspreiden. Nu niet valt in te zien welk ander belang [gedaagde] heeft bij de publicatie van dit boek dan het beschadigen van de eer en goede naam van [eiseres] en haar dochters, dient hun belang bij een verbod te prevaleren boven het belang van [gedaagde] bij publicatie. Ten slotte wijst [eiseres] er op dat [gedaagde] het boek actief onder derden verspreidt aangezien diverse derden het boek “spontaan” hebben ontvangen.
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] de uitgever van het boek had dienen te dagvaarden, aangezien deze gaat over de uitgave en publiciteit van het boek.
Voorts beroept hij zich op artikel 7 van de grondwet. Hij beoogt met de publicatie van het boek -dat hij heeft geschreven tussen 2 januari 2018 en begin mei 2018- aandacht te vragen voor misstanden in de samenleving, meer in het bijzonder voor (v)echtscheidingen, de positie van ongeëmancipeerde vrouwen, de demonisering van mannen door hun ex-vrouwen, de vooringenomenheid van overheidsinstanties, rechterlijke dwaling en achterhaalde wetgeving ten aanzien van de echtscheidingsrechtspraak. Dit maatschappelijk belang dient naar zijn mening zwaarder te wegen dan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiseres] . Ten slotte betwist [gedaagde] het spoedeisend belang.
3.4.
Anders dan [gedaagde] meent heeft [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen. De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
3.5.
Voor zover de vorderingen betrekking hebben op de dochters van partijen stelt de voorzieningenrechter vast dat beide dochters meerderjarig zijn en dat zij geen eiseressen zijn in dit kort geding. De voorzieningenrechter zal zich derhalve beperken tot de vorderingen voor zover die ten behoeve van [eiseres] zijn ingesteld.
3.6.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van [gedaagde] dat de verkeerde partij is gedagvaard. Gelet op de omstandigheid dat uitgever [naam uitgeverij] de eenmanszaak is van de echtgenote van [gedaagde] , is er sprake van een zodanig nauwe verwevenheid dat ervan uitgegaan mag worden dat [gedaagde] invloed heeft op de publicatie en verspreiding van het boek.
3.7.
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Ten eerste het aan de zijde van [eiseres] aanwezige recht op eerbiediging van de eer en goede naam en aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting.
Toewijzing van het onder 2 onder I, II en IV gevorderde houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eiseres] dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval en met inachtneming van de noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets
3.8.
Het boek is het persoonlijke verhaal van [gedaagde] over zijn scheiding met [eiseres] . Op pagina 2 van het boek is het door hem omschreven als een thriller, gebaseerd op waargebeurde feiten, vonnissen, aangiftes, correspondentie en gebeurtenissen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is duidelijk dat het verhaal is geschreven vanuit de perceptie van [gedaagde] . De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat dit voor het publiek, ieder redelijk denkend lezer, ook duidelijk zal zijn.
Nu het boek een weergave is van de eigen bevindingen en ervaringen van [gedaagde] , brengt dit met zich dat diverse door hem beschreven situaties door [eiseres] anders ervaren kunnen zijn en door haar als onwaar worden bestempeld.
Los van de vraag of de in het boek omschreven situaties feitelijk onjuist zijn, is het publiceren daarvan naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zichzelf niet onrechtmatig, indien [eiseres] daardoor niet in haar eer of goede naam wordt aangetast.
[gedaagde] heeft in het boek pseudoniemen gebruikt voor zowel zichzelf als auteur alsmede voor de personen die in het boek worden genoemd, waaronder [eiseres] . De voorzieningenrechter passeert de stelling van [eiseres] dat desondanks de inhoud van het boek naar haar te herleiden is omdat door [gedaagde] wel de juiste verjaardagen, woonplaatsen, studies en sommige straatnamen zijn gebruikt. Nu [eiseres] geen bekende persoonlijkheid is en zij geen publieke of maatschappelijke functie van betekenis vervult, wordt voorshands aangenomen dat de kring van personen die haar in de publicatie zouden kunnen herkennen niet alleen beperkt van omvang is, maar bovendien haar en [gedaagde] destijds ook echt goed moeten hebben gekend (de intimi). Door [eiseres] is niet inzichtelijk gemaakt hoe de inhoud van het boek, door derden buiten haar kring van intimi, naar haar is te herleiden. De voorzieningenrechter acht het daarom niet aannemelijk dat [eiseres] door de (verdere) publicatie van het boek in haar eer of goede naam wordt aangetast. Daarbij heeft te gelden dat de intimi reeds op de hoogte zijn van (de inhoud van) het boek, hetgeen blijkt uit de door haar overgelegde verklaringen. [gedaagde] heeft betwist dat hij de intimi het boek heeft verstrekt. Hij stelt door het gebruik van pseudoniemen juist getracht te hebben de privacy van betrokkenen, waaronder [eiseres] , te waarborgen.
3.9.
Gelet op alle feiten en omstandigheden van dit geval en hetgeen hiervoor is overwogen, valt de belangenafweging in dit geval in het voordeel van [gedaagde] uit. Dit betekent dat de vorderingen I, II en IV worden afgewezen.
3.10.
Vordering III wordt eveneens afgewezen. Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] zich beledigend, laatdunkend en/of grievend danwel intimiderend of anderszins onrechtmatig jegens [eiseres] heeft uitgelaten of uitlaat, op een wijze waarbij het voor derden kenbaar is dat de uitlatingen [eiseres] betreffen.
3.11
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 291,= aan griffierecht.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 291,= ,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Koch, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2018 in tegenwoordigheid van mr. Van de Kar.