ECLI:NL:RBZWB:2018:4847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
02-665395-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Weert
  • A. Beudeker
  • J. Fontein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld op Camping Fort Oranje met verwerping van noodweer

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 14 augustus 2018 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, is de verdachte veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld op Camping Fort Oranje op 26 juni 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij waarbij de aangever, [naam 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, te weten een gebroken kuitbeen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever, getuigen en camerabeelden als bewijs gebruikt. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit beroep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zelf de aanval hadden gekozen door met pepperspray en een ploertendoder de confrontatie aan te gaan. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan openlijk geweld, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van pepperspray. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665395-17
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven,
raadsman mr. G.A. Dorsman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 juli 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [naam 1]
(senior) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
(kuit)been, heeft toegebracht, door met zijn mededader(s), althans alleen, die
[naam 1] (meermalen) pepperspray, althans een bijtende vloeistof, in
de/het ogen/gezicht te spuiten en/of (meermalen) tegen de rug, althans tegen
het lichaam, te schoppen en/of te trappen en/of tegen het lichaam te slaan
en/of stompen en/of stoten en/of met een ploertendoder, althans een hard
voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of die [naam 1] te duwen en/of
(daarbij) ten val te brengen en/of (terwijl die [naam 1] op de grond lag)
met een (houten) balk en/of een ploertendoder, althans (een) hard(e)
voorwerp(en), (meermalen) tegen het lichaam te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, openlijk,
te weten op of aan de openbare weg, de Bredaseweg, in elk geval op of aan een
openbare weg, en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, op camping [naam 2] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam 1] (senior),
welk geweld bestond uit
- het spuiten van pepperspray, althans een bijtende vloeistof, in de/het
ogen/gezicht van die [naam 1] en/of
- het (meermalen) tegen de rug, althans tegen het lichaam, van die [naam 1]
schoppen en/of trappen en/of
- het slaan en/of stompen en/of stoten tegen het lichaam van die [naam 1]
en/of
- met een ploertendoder, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam van die
[naam 1] slaan en/of
- het duwen tegen het lichaam van die [naam 1] te duwen en/of het
(daarbij) ten val te brengen van die [naam 1] en/of
- ( terwijl die [naam 1] op de grond lag) met een (houten) balk en/of een
ploertendoder, althans (een) hard(e) voorwerp(en), (meermalen) slaan tegen het
lichaam van die [naam 1] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam 1]
(senior) heeft mishandeld door die [naam 1] (meermalen) pepperspray,
althans een bijtende vloeistof, in de/het ogen/gezicht te spuiten en/of
(meermalen) tegen de rug, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of te
trappen en/of tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of stoten en/of met
een ploertendoder, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te slaan en/of
die [naam 1] te duwen en/of (daarbij) ten val te brengen en/of (terwijl
die [naam 1] op de grond lag) met een (houten) balk en/of een
ploertendoder, althans (een) hard(e) voorwerp(en), (meermalen) tegen het
lichaam te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken (kuit)been, ten gevolge heeft gehad;
art 47 Wetboek van strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een busje
pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende
stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
art 47 Wetboek van strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van
categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
art 47 Wetboek van strafrecht
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 is tenlastegelegd, heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij zich met name gebaseerd op de verklaring van aangever, op verklaringen van getuigen, op camerabeelden en op de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte. Van noodweer, dan wel noodweerexces, is naar de opvatting van de officier van justitie geen sprake omdat, samengevat, de verdachten zelf naar camping [naam 2] zijn gereden, pepperspray en een ploertendoder hebben meegenomen, zelf zijn uitgestapt en als eerste geweldshandelingen hebben gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 baseert zij zich eveneens op de camerabeelden en op de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1, maar dit kan niet leiden tot een veroordeling van de beide verdachten omdat de handelingen niet strafbaar zijn en verdachten dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Uit camerabeelden blijkt van een gedetailleerde voorbereiding van de aanval op de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . Voor hen werd een wegversperring opgeworpen en wapens werden verzameld en klaargelegd. Zij zijn vervolgens door hun aanvallers tegengehouden en treiterend werden de autoportieren en achterklep opengetrokken om hen te provoceren en hen tot uitstappen te dwingen. Nadat de gebroeders [verdachte en medeverdachte] uiteindelijk waren uitgestapt, zijn de vijf aanvallers vol overgegaan tot de aanval. Beide broers hebben zich verdedigd tegen deze ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van hun beider lijf en goed. Het gebruik van de pepperspray door [medeverdachte] valt ruim binnen de proportionaliteitseis. Verder hebben zij bij de verdediging gebruik gemaakt van de door de aanvallers verzamelde wapens (stokken). Het gebruik van die middelen past binnen de zeer heftige gemoedstoestand van beide broers.
De verdediging is van oordeel dat de broers op geen enkel moment de grenzen van de noodzakelijke verdediging hebben overschreden, zodat sprake is van gerechtvaardigd noodweer. Aangevoerd is dat de handelingen niet strafbaar zijn zodat zij dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor zover de rechtbank de verdediging hierin niet volgt, wordt een beroep gedaan op noodweerexces.
Ten aanzien van feit 2 is verzocht de verdachte vrij te spreken nu hij de pepperspray niet voorhanden heeft gehad en van medeplegen geen sprake is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 juni 2016 was [naam 1] op camping [naam 2] aan de [adres 1] te Rijsbergen aanwezig [1] . Op dat moment bestond er onenigheid met een, eveneens op de camping wonende, Poolse man. Aangever werd gebeld door zijn dochter die hem vertelde, dat de Poolse man met een wapenstok en een mes bij haar caravan stond. Aangever is met zijn bestelbus naar de caravan van zijn dochter gereden. Met enkele andere personen stond hij daar. Plotseling zag hij dat de Poolse man met zijn broer aan kwam rijden in een blauwe Renault Megane. Met de beheerder van de camping ging aangever midden op de weg staan zodat de Poolse mannen niet weg konden rijden. Hij zag dat beide Poolse mannen uitstapten. Hij zag dat de bestuurder van de Megane op hem toeliep. Hij zag dat de man een busje omhoog hield welke hij in zijn rechterhand had. Aangever voelde en zag dat er een vloeistof uit het busje spoot. Hij voelde dat de vloeistof in zijn ogen kwam. Hij voelde een brandend gevoel op zijn huid en in zijn ogen. Aangever kon op dat moment niets meer zien. Aangever draaide zich om. Op dat moment kreeg hij van één van de Poolse mannen een duw in zijn rug waardoor hij voorover op de grond viel. Toen hij op de grond lag, voelde hij dat één van hen nogmaals pepperspray in zijn ogen spoot waardoor hij weer pijn in zijn ogen voelde. Hij voelde dat hij tegen zijn rug werd geschopt. Ook voelde hij dat hij door iets hard werd geraakt, een ploertendoder of iets dergelijk. Hij werd meerdere keren geschopt en geslagen. Hij voelde door de klappen die hij kreeg pijn in zijn rug en benen. Aangever probeerde op te staan. Op dat moment zag hij dat de bestuurder van de Megane hem met een ploertendoder op zijn benen sloeg. Hij werd meerdere keren geraakt. Aangever stond op en zag dat de bijrijder hem sloeg met een balk die aangever eerst zelf vast had. Hij zag dat de man met kracht met de balk sloeg. Hij werd daarbij vaak door de man geslagen. Vervolgens is aangever de caravan van zijn dochter in gerend.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft over de vechtpartij verklaard, dat hij samen met zijn broer [verdachte] was [2] . [medeverdachte] droeg een grijze trui en een spijkerbroek. Toen zij kwamen aanrijden, werd de weg voor hen geblokkeerd en werden de portieren en de achterklep van hun auto opengetrokken. [medeverdachte] had een busje pepperspray in zijn handen.
Verdachte, [verdachte] heeft verklaard dat de portieren van de auto waarin hij en zijn broer [medeverdachte] zaten, werden opengetrokken [3] . Zijn broer [medeverdachte] stapte uit. [verdachte] had een telescopische stok in zijn handen. [verdachte] heeft verklaard dat hij getrokken en geduwd heeft.
Van de vechtpartij zijn camerabeelden gemaakt. De meest relevante beelden zijn ter zitting getoond. Door de verdediging is daarbij terecht de opmerking gemaakt dat in het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden verdachte en zijn medeverdachte zijn verwisseld in de beschrijving. [medeverdachte] was de bestuurder van de Renault Megane en droeg een grijskleurig trui/shirt, [verdachte] droeg een blauw shirt.
Op de beelden van camera 4 (26/06/2016 16:25:43) is het volgende te zien [4] . Vijf personen staan op een weg en in de berm als er een blauwe personenauto aan komt rijden. De auto komt tot stilstand. Te zien is dat een portier door een van deze vijf personen wordt opengetrokken. De auto rijdt een klein stukje verder en stopt vervolgens weer. Ook de achterklep van de auto wordt opengetrokken. Te zien is dat de bestuurder, [medeverdachte] (grijs shirt) en de passagier [verdachte] (blauw shirt) uitstappen. Direct bij het uitstappen heeft [verdachte] een voorwerp in zijn handen waarmee hij een zwaaiende beweging maakt. Beide mannen lopen in de richting van aangever [naam 1] (wit shirt) die een slagvoorwerp in zijn handen heeft. [medeverdachte] spuit daarbij een vloeistof in de richting van het gezicht van aangever [naam 1] . [naam 1] probeert daarbij de spuitbus uit de handen van [medeverdachte] te slaan.
[verdachte] slaat vervolgens met het voorwerp in zijn handen diverse malen tegen het lichaam van [naam 1] . [naam 1] slaat vervolgens met een slagvoorwerp de achterruit van de Renault kapot en slaat vervolgens ook [medeverdachte] . [medeverdachte] duwt daarna tegen het lichaam van [naam 1] waardoor deze ten val komt. Terwijl [naam 1] op de grond ligt, wordt hij door beide verdachten met een slagvoorwerp meerdere malen geslagen tegen het lichaam, te weten op zijn rug en zijn benen. Terwijl [naam 1] probeert op te staan, wordt hij door [medeverdachte] nogmaals met een slagvoorwerp op de rug en tegen zijn benen geslagen. Door een van de omstanders wordt [naam 1] vervolgens weggetrokken.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat van noodweer dan wel noodweerexces geen sprake is.
Al eerder heeft de Hoge Raad bepaald (ECLI:NL:HR:2010:BK4788) dat het blijkens de wettelijke omschrijving van noodweer gaat om de "verdediging" van bepaalde rechtsgoederen tegen een (wederrechtelijke) aanranding. Dit betekent dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht. In zo een geval kan ook een beroep op noodweerexces of op putatief noodweer niet slagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn broer over camping [naam 2] zijn gereden. Met de verdediging heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat enkele portieren en de achterklep van de auto waarin verdachte en zijn broer zaten, door de omstanders werden opengetrokken. De portieren zijn vervolgens ook weer dichtgegooid. Verdachte en zijn broer zijn vervolgens zelf uitgestapt, zij zijn er niet uitgesleept. [medeverdachte] had daarbij een busje pepperspray in zijn handen, [verdachte] had een ploertendoder in zijn handen welke hij direct bij het uitstappen, uitzwaaide. De rechtbank is van oordeel dat zij door dit handelen zelf de aanval hebben gekozen terwijl zij ook de mogelijkheid hadden om in de auto te blijven zitten, de politie te bellen of weg te rennen. Beide verdachten zijn er vervolgens “vol” ingegaan door direct gebruik te maken van de pepperspray en de ploertendoder. Nadat aangever [naam 1] op de grond was beland, hebben zij beiden op hem staan inschoppen en slaan terwijl op de getoonde beelden is te zien dat er zeker momenten zijn geweest waarop de verdachten weg hadden kunnen gaan. Onder deze specifieke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen moet worden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld zoals tenlastegelegd onder 1 subsidiair. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte niet hebben geleid tot zwaar lichamelijk letsel. Dit brengt met zich mee dat verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 primair is tenlastegelegd.
Niet wettig en overtuigend bewezen acht de rechtbank hetgeen verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd. Het was medeverdachte [medeverdachte] die het busje pepperspray in zijn auto had liggen en in zijn handen had toen zij uitstapten. Niet vastgesteld kan worden dat verdachte dit feit heeft medegepleegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 3, het voorhanden hebben van de ploertendoder, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Door de politie is vastgesteld dat de ploertendoder een wapen betreft van de categorie I, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie [5] . Toen verdachte [verdachte] op camping [naam 2] uit de auto stapte had hij een ploertendoder in zijn handen [6] . Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat van medeplegen geen sprake is. Medeverdachte [medeverdachte] had de ploertendoder in zijn auto voorhanden, terwijl verdachte [verdachte] de ploertendoder buiten de auto voorhanden had. Van medeplegen zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.subsidiair
hijop
of omstreeks26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert, openlijk,
te weten
op ofaan de openbare weg, de Bredaseweg,
in elk geval op of aan een
openbare weg,en
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats
of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte,op camping [naam 2] ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam 1] (senior),
welk geweld bestond uit
- het spuiten van pepperspray
, althans een bijtende vloeistof,in de/het
ogen/gezicht van die [naam 1] en
/of
- het
(meermalen
)tegen de rug
althans tegen het lichaam,van die [naam 1]
schoppen en
/of trappen en
/of
- het slaan en
/ofstompen
en/of stotentegen het lichaam van die [naam 1]
en
/of
- met een ploertendoder
, althans een hard voorwerp,tegen het lichaam van die
[naam 1] slaan en
/of
- het duwen tegen het lichaam van die [naam 1]
te duwenen
/ofhet
(daarbij
)ten val te brengen van die [naam 1] en
/of
-
(terwijl die [naam 1] op de grond lag
)met een
(houten
)balk en
/ofeen
ploertendoder,
althans (een) hard(e) voorwerp(en), (meermalen
)slaan tegen het
lichaam van die [naam 1] ;
3.
hijop
of omstreeks26 juni 2016 te Rijsbergen, gemeente Zundert,
tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meerwapen
svan
categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Zoals hiervoor onder 4.3 is gemotiveerd ten aanzien van feit 1, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer niet en is het beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarbij is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en de feiten 2 en 3.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt en het feit en verdachte strafbaar acht wordt verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn broer hebben zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Daarnaast heeft verdachte een ploertendoder voorhanden gehad.
Samen met zijn broer is verdachte over camping [naam 2] gereden. Zij werden daar opgewacht door vijf personen. Deze vijf hadden de intentie om de verdachten tegen te houden. Wat klein begon, is uitgegroeid tot een grote en ernstige vechtpartij. Verdachte en zijn broer zijn uitgestapt en hebben daarbij gekozen voor een directe aanval door meteen gebruik te maken van de pepperspray en de ploertendoder waarna de vechtpartij escaleerde. Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat ook de “tegenpartij” zich niet onbetuigd heeft gelaten. Over en weer werd de confrontatie opgezocht, echter verdachte en zijn broer zijn daarin veel verder gegaan. Met name tilt de rechtbank zwaar aan het feit dat, terwijl aangever [naam 1] op de grond lag, hij werd geslagen en dat vele malen op hem ingeschopt is. Dit verklaart ook de ernst van het letsel dat [naam 1] daarbij heeft opgelopen, te weten een gebroken kuitbeen.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van wat oudere feiten waarbij de rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, met ruim 1 maand is overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van het voorarrest, noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie, ook niet in de omstandigheid dat verdachte, anders dan zijn broer, wordt vrijgesproken van het bezit van pepperspray.
De rechtbank neemt daarbij mee dat verdachte niet in Nederland woont en zich ook niet bereid heeft getoond een werkstraf te kunnen verrichten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 91 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder
1 primair en 2tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Weert, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Fontein, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 augustus 2018.
Mr. Fontein is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016164858 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 238.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] , pagina 142.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , pagina 153
4.De eigen waarneming van de rechtbank zoals gerelateerd in het proces-verbaal van de zitting van 31 juli 2018.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van het bureau Wapens, Munitie en Explosieven, pagina 214.
6.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 154.