Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 29 januari 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Algemene bepalingen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 29 januari 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres beroep heeft ingesteld tegen twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. Het eerste besluit betreft de afwijzing van een verzoek om kilometervergoeding op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), en het tweede besluit betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar haar beperkingen en dat de afwijzing van de kilometervergoeding niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres met de reeds verstrekte voorzieningen, waaronder een scootmobiel en aangepaste autostoelen, voldoende is gecompenseerd voor haar vervoersbehoefte. De rechtbank oordeelt dat de participatie van eiseres niet in het geding is en dat er geen recht bestaat op een aanvullende voorziening.
Met betrekking tot de huishoudelijke hulp heeft eiseres betoogd dat de hulp per datum aanvraag had moeten ingaan en dat het college het tarief voor het persoonsgebonden budget (pgb) niet had opgenomen in het bestreden besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres in 2016 voldoende zelfredzaam was met hulp van een persoon uit haar sociale netwerk, waardoor het college op goede gronden heeft besloten de voorziening voor huishoudelijke hulp pas per 1 januari 2017 te laten ingaan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de hoogte van het pgb niet in het besluit hoefde te worden opgenomen, omdat er nog nader onderzoek nodig was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.