ECLI:NL:RBZWB:2018:5177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
AWB 17_6529 en 17_8121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van DUO inzake studiefinanciering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het eerste besluit, gedateerd 2 september 2017, verklaarde het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 31 maart 2017 niet-ontvankelijk. Dit besluit had betrekking op de herziening van de studiefinanciering van eiser, die sinds maart 2016 als thuiswonende werd aangemerkt, terwijl hij in werkelijkheid in het buitenland verbleef voor een stage. Het tweede besluit, van 11 december 2017, betrof een herhaalde aanvraag om toekenning van de uitwonendenbeurs, die door DUO werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.

De rechtbank heeft op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van het besluit van 31 maart 2017, omdat hij geen e-mail had ontvangen van DUO. De rechtbank oordeelde dat eiser verantwoordelijk was voor het regelmatig controleren van zijn Mijn DUO-account en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser had weliswaar aangegeven berichten digitaal te willen ontvangen, maar dit ontsloeg hem niet van de verplichting om zijn account te raadplegen.

Wat betreft de herhaalde aanvraag oordeelde de rechtbank dat eiser geen nieuw gebleken feiten had aangedragen, aangezien zijn verblijf in het buitenland vóór het besluit van 31 maart 2017 had plaatsgevonden en hij DUO daar niet tijdig van op de hoogte had gesteld. De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en legde de proceskostenveroordeling achterwege. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/6529 WSFBSF en 17/8121 WSFBSF

uitspraak van 30 augustus 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. L.G.C.M. de Wit,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs(DUO), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van DUO van 2 september 2017 inzake de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn bezwaar (bestreden besluit 1) en van 11 december 2017 inzake de herhaalde aanvraag om toekenning van de uitwonendenbeurs (bestreden besluit 2).
Het onderzoek ter zitting in beide beroepszaken heeft plaatsgevonden in Breda op 19 juli 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. DUO heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J.M. Naber.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser volgde sinds september 2014 een HBO-opleiding en ontving een uitwonendenbeurs. DUO heeft de adresgegevens gecontroleerd bij de gemeente. Gebleken is dat eiser op hetzelfde adres staat ingeschreven als zijn vader en/of moeder.
DUO heeft bij besluit van 31 maart 2017 (bericht studiefinanciering 2017, nr. 2) het recht op studiefinanciering voor eiser herzien naar de norm voor een thuiswonende vanaf 1 maart 2016 tot 1 december 2016. Eiser heeft hierdoor een bedrag van € 1.296,19 te veel aan studiefinanciering ontvangen. Dit bedrag is een schuld geworden.
Tegen dit besluit heeft eiser op 8 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit 1 heeft DUO het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van 31 maart 2017 niet ontvankelijk verklaard omdat niet binnen de wettelijke termijn bezwaar is gemaakt. Het tegen dit besluit ingestelde beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 17/6529 WSFBSF.
Op 26 september 2017 heeft eiser DUO verzocht om herziening van het besluit van 31 maart 2017. DUO heeft dit verzoek opgevat als een herhaalde aanvraag om toekenning van de uitwonendenbeurs over de periode maart-september 2016.
DUO heeft bij besluit van 4 oktober 2017 aangegeven dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Verder ziet DUO geen aanleiding om ambtshalve aan de aanvraag tegemoet te komen. Het verzoek wordt afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser op 20 oktober 2017 bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit 2 heeft DUO het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
2. Eiser heeft tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring van zijn bezwaar aangevoerd dat hij weliswaar heeft aangegeven dat hij berichten van DUO digitaal wil ontvangen, maar dat hij er gelet op de verstrekkende gevolgen van het besluit van 31 maart 2017 op mocht vertrouwen dat het bericht hem ook per post zou worden toegezonden. Een e-mailbericht van DUO waarin eiser wordt geattendeerd op het feit dat er een besluit is genomen, heeft hij niet ontvangen. Eiser kon dan ook niet weten dat er een bericht voor hem klaar stond in Mijn DUO. Het feit dat buiten de wettelijke termijn bezwaar is gemaakt kan eiser dan ook niet worden aangerekend en het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van het herzieningsverzoek heeft eiser aangegeven dat hij in de periode februari tot september 2016 aantoonbaar in het buitenland verbleef voor een stage. Eiser heeft getracht dit aan DUO te melden middels een voorgeschreven formulier. Dit formulier is echter niet door DUO ontvangen. DUO wist derhalve pas na het besluit van 31 maart 2017 dat eiser in het buitenland verbleef. Er is hier sprake van nieuwe feiten en omstandigheden, die zouden hebben geleid tot een andere beslissing. Eiser wijst erop dat de beslissing op de herhaalde aanvraag c.q. het verzoek om herziening is genomen door dezelfde medewerker van de afdeling bezwaar- en beroep van DUO die eerder in de procedure had geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het eerdere bezwaar.
Beroep 17/6529 (termijnoverschrijding)
3. Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar is gemaakt. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
5. Eiser heeft aangegeven dat hij de berichten van DUO digitaal wil ontvangen. Daarom krijgt hij de berichten niet meer per post, maar worden deze in Mijn DUO geplaatst. Het is eisers verantwoordelijkheid om regelmatig Mijn DUO te raadplegen om te zien of er nieuwe berichten voor hem klaarstaan. De gevolgen voor dit nalaten komen voor eisers risico. Reeds hierom is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar te achten.
6. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij op de website van DUO heeft aangegeven dat hij een e-mailbericht wenst te ontvangen indien er een bericht op Mijn DUO is geplaatst, en dat hij een dergelijke attentiemail niet heeft ontvangen overweegt de rechtbank het volgende.
Op 3 april 2017 is volgens DUO een bericht naar het e-mailadres verzonden om hem te attenderen op het bericht studiefinanciering 2017, nr. 2 (het besluit van 31 maart 2017). De gemachtigde van DUO heeft ter zitting toegelicht dat de deze attentiemail is verzonden naar het juiste e-mailadres van eiser. Soms komt een dergelijke attentiemail in een spambox van de ontvanger terecht. De gemachtigde van DUO heeft aangegeven te hebben nagezocht of de attentiemail correct is verzonden. Er is geen reden om aan te nemen dat de attentiemail eiser niet zou hebben bereikt. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat andere berichten van DUO wel zijn aangekomen. De spambox heeft eiser echter niet gecontroleerd. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat DUO een attentiemail aan eiser heeft gezonden, die in de spambox van eiser terecht is gekomen. Dit valt DUO niet aan te rekenen.
7. Gelet op het vorenstaande is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dan ook ongegrond.
Beroep 17/8121 (nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden)
8. Op grond van artikel 4:6, eerste lid, van de Awb is, indien na een geheel of gedeeltelijk wijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
9. De aanvraag van eiser van 26 september 2017 is een herhaling van de aanvraag waarop DUO bij besluit van 31 maart 2017 heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat dit besluit onherroepelijk is geworden. Nu DUO toepassing heeft gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of DUO zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd (zie uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1).
10. Eiser voert ter onderbouwing van zijn verzoek aan dat vast staat dat hij voor een stage in het buitenland verbleef in de periode maart tot september 2016. DUO was hier echter ten tijde van de besluitvorming van 31 maart 2017 niet van op de hoogte, omdat het formulier waarin dit is medegedeeld DUO niet heeft bereikt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft DUO zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser hiermee geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht. Eiser verbleef in de periode maart tot september 2016 voor een stage in het buitenland. Dit is een feit dat vóór het besluit van 31 maart 2017 is voorgevallen en ook vóór dat besluit kon worden aangevoerd. Het had op de weg van eiser gelegen, zoals ook in de stagevoorwaarden is vermeld, DUO hiervan tijdig op de hoogte te stellen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij DUO hiervan tijdig op de hoogte heeft gesteld. Dat eerst na afloop van de stageperiode met DUO is gecommuniceerd over zijn stage in het buitenland, waardoor DUO pas later daarvan op de hoogte was, maakt het voorgaande niet anders.
Beoordeling door dezelfde medewerker
11. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat de beslissing van 4 oktober 2017 is genomen door dezelfde medewerker van DUO die eerder in de procedure had geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het eerdere bezwaar. De gemachtigde van DUO heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat sprake is van een andere beslissing genomen in een ander kader. Bovendien is de beslissing in heroverweging, bestreden besluit 2, genomen door een andere medewerker. De rechtbank ziet niet dat het betreden besluit 2 hierdoor onrechtmatig zou zijn genomen dan wel dat er anderszins consequenties aan verbonden zouden moeten worden.
Conclusie
12. De beroepen zullen ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.