Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. R.A. Karsten-Badal, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 16 augustus 2018, waar de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. Tijdens deze zitting werd een rapport van de bezwaarverzekeringsarts, dat te laat was ingediend, door de rechter toegelaten. De verzoekster en haar gemachtigde voerden aan dat deze beslissing partijdigheid van de rechter in de hand werkte, omdat het rapport buiten de termijn was ingediend. De rechter betwistte echter dat zij niet objectief of vooringenomen was en stelde dat de goede procesorde het toelaten van het rapport rechtvaardigde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. De beslissing van de rechter om het rapport toe te laten werd als een procedurele beslissing beschouwd, die geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de behandeling van de zaak met procedurenummer BRE 18/2392 ZW voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.