ECLI:NL:RBZWB:2018:5762

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
02/820629-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Veldhuizen
  • A. van Kralingen
  • J. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval vermomd als DHL-bezorger op bejaarde man, opzetheling en wapenbezit

Op 4 oktober 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot overval, opzetheling en wapenbezit. De zaak betreft een poging tot overval op 14 april 2015 in Zundert, waarbij de verdachte en een mededader zich vermomden als DHL-bezorgers. De aangever, een bejaarde man, deed aangifte van de overval waarbij hij met geweld werd bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, de woning van de aangever is binnengedrongen met het doel om goederen te stelen. Tijdens de overval werd een vuurwapen getoond en geweld gebruikt tegen de aangever en een vriend die aanwezig was. De verdachte werd later aangehouden in een gestolen BMW, waarin onder andere een revolver en kledingstukken van DHL werden aangetroffen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 35 maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat de verdachte een fors strafblad heeft en eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte na het VI-traject, maar oordeelt dat de ernst van de feiten een forse straf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820629-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]
raadsvrouw mr. E. Kattestaart, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 14 april 2015 te Zundert ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg
te nemen enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2] , te plegen
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een
bivakmuts op en/of een sjawl voor het gezicht, althans met gezichtsbedekking
de woning van die [naam 1] is/zijn binnen gedrongen/gegaan en/of waarbij
die [naam 1] naar achteren werd geduwd en/of een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam 1] en/of die [naam 2]
heeft/hebben getoond en heeft/hebben geroepen "dit is een overval" en/of de
deksel(s)/deur(en) van de vriezer(s)/vrieskist(en) heeft/hebben geopend en/of die [naam 2] in zijn kruis heeft/hebben geprobeerd te schoppen en/of (met een kussen) in het
gezicht van die [naam 2] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2015
tot en met 21 april 2015 te Breda en/of Zundert en/of Roosendaal, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal telkens een goed, te weten een personenauto (BMW)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed
wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 april 2015 te Roosendaal een of meer wapens van
categorie III, te weten een revolver, en/of munitie van categorie III, te
weten 7 patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle drie de feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij voor wat betreft
feit 1op de beide aangiftes, de diverse (oog)getuigenverklaringen, het proces-verbaal van camerabeelden, het proces-verbaal van aantreffen van de BMW met daarin verdachte en een tas met onder andere DHL-kleding en een revolver tussen de kleding van verdachte, de overeenkomsten tussen de schoenen van verdachte en die van een van de daders op de camerabeelden, de diverse rapporten van het TMFI en de verklaringen van [naam 3] en [naam 4] . Ten aanzien van
feit 2verwijst de officier van justitie naar de aangifte, het gebruik van de auto door verdachte bij feit 1, het voorzien van de auto van heterdaadtechniek en vervolgens het aantreffen van de auto op 21 april 2015 met verdachte erin. Met betrekking tot
feit 3baseert de officier van justitie zich erop dat in de plastic tas die in de BMW lag de revolver is aangetroffen tussen de kledingstukken van verdachte, alsmede op het proces-verbaal betreffende aangetroffen revolver met munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verwijt justitie een tunnelvisie. Ten aanzien van
feit 1is ten onrechte niet op andere aannemelijke scenario’s gerechercheerd. Er is bepaalde informatie genegeerd en deze informatie komt niet overeen met het scenario dat verdachte de dader is. Ten aanzien van het wél belastende materiaal stelt de verdediging dat kan niet worden vastgesteld dat de aangetroffen DHL-jas en DHL-pet ook daadwerkelijk dezelfde zijn als die door de dader zijn gedragen. Verdachte heeft daarnaast een plausibele verklaring voor zijn aanwezigheid en vluchtgedrag na aanhouding in de BMW.
Met betrekking tot
feit 2stelt de verdediging dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de stelling dat verdachte wist dat de auto van enig misdrijf afkomstig was, zodat opzetheling evenmin bewezen kan worden.
Ook
feit 3, het voorhanden hebben van de revolver en munitie kan niet worden bewezen nu verdachte in een panieksituatie deze spullen in zijn tas heeft gedaan zonder enig bewustzijn hiervan. De stelling van verdachte dat hij niet wist dat zich tussen de spullen een wapen bevond, is ook aannemelijk gelet op de volgorde waarin de goederen door de politie uit de tas zijn gehaald.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (poging overval)
Aangever [naam 1] heeft op 14 april 2015 aangifte gedaan van een poging tot overval op diezelfde dag in zijn woning aan de [adres 1] in Zundert [1] . Hij heeft verklaard dat [naam 2] via de achterdeur net bij hem naar binnen was gelopen, toen de deurbel ging. Twee mannen waarvan er één iets vast had, stonden voor de deur. Zodra hij de voordeur opende, zag hij dat de mannen hun gezicht hadden bedekt met bivakmutsen. Ze kwamen de woning binnen, riepen “dit is een overval” en één van hen duwde een voorwerp, waarvan [naam 1] had gedacht dat het een pakketje was, tegen [naam 1] aan die daardoor terug zijn woning werd ingeduwd. De andere man liep naar de keuken waar [naam 2] was. [naam 2] heeft verklaard dat hij zag dat de gangdeur openging en de daders, een lang en een kleiner, met [naam 1] binnenkomen [2] .
De lange dader opende de vriezer en liep daarna via de achterdeur naar buiten. [naam 2] probeerde bij de kleine dader de shawl van zijn gezicht te trekken, waarna deze probeerde [naam 2] in zijn kruis te trappen en met een vierkant, dik, bruin kussen dat op een pakketje leek in het gezicht van [naam 2] sloeg. De kleinere dader opende de vriezer en keek erin, waarna hij via de achterdeur naar buiten liep.
De lange dader beschrijft [naam 2] onder andere als mager met een bivakmuts. De korte dader was circa 160-165 cm, droeg een rood jack met zwarte letters DHL. Hij droeg iets op zijn hoofd wat donker van kleur was en een shawl rond zijn gezicht. Hij was niet echt blank.
De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte niet groot is en dat te zien is dat hij van Thaise afkomst is [3] en stelt vast dat hij voldoet aan het signalement van de kleine dader zoals dit is gegeven door [naam 2] .
Uit de camerabeelden blijkt dat op 14 april 2015 omstreeks 09.23 uur een persoon uit een zwartkleurige auto stapt met een jas in rood (onder) en geel (boven), een pet en een lichtgekleurd rechthoekig voorwerp in de richting van de [adres 1] loopt [4] .
De daders zijn weggereden in een BMW met kenteken [kenteken 1] of [kenteken 2] [5] .
Verdachte is ruim een week later, op 21 april 2015, aangetroffen in een gestolen BMW, die op 18 april 2015 reeds door de politie was aangetroffen in Roosendaal en toen was voorzien van zogenaamde heterdaadtechniek [6] . Ten tijde van de diefstal van deze BMW omstreeks 12 april 2015 [7] en op 18 april 2015 had de BMW het kenteken [kenteken 1] .
Achter de bestuurdersstoel werd een plastic tas aangetroffen met daarin onder andere een DHL-jas, DHL pet, een broek, een jas, een lege doos, een zonnebril en een vuurwapen [8] .
De DHL-pet is bemonsterd. Aan de binnenzijde van de DHL-pet is op spoor AAHF6563NL een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van minimaal vier personen, waarbij het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [9] . De deskundigen hebben geconcludeerd dat die uitslag onder de hypothese dat het DNA in de pet is gekomen door het daadwerkelijk dragen van de pet op het hoofd groot is, terwijl die uitslag onder de hypothese dat het DNA in de pet is gekomen via een toevallige aanraking van de pet, bijvoorbeeld door het kortstondig vastpakken en verplaatsen van de pet, klein is [10] .
[naam 4] heeft verklaard dat hij van zijn (toenmalige) vriendin [naam 3] had vernomen dat er geld in de vriezer lag bij [naam 1] [11] . [naam 4] verklaarde dat hij in eerste instantie het plan had om het geld weg te gaan nemen met behulp van een sleutel, maar dat - toen bleek dat er ingebroken moest worden - hij naar [naam 5] is gegaan omdat [naam 5] handelde in gestolen spullen en mogelijk connecties had. [naam 5] is vervolgens met [verdachte] gekomen. [naam 4] heeft een ontmoeting gehad met [naam 5] waarbij verdachte ook was en er werd afgesproken om te gaan inbreken bij [naam 1] als deze naar het ziekenhuis was [12] . Door de politie is gezien dat op 26 februari 2015 eerst [naam 4] , en vervolgens [verdachte] uit de woning van [naam 5] is vertrokken [13] . Het plan om op 17 maart te gaan inbreken is niet doorgegaan omdat [verdachte] vastzat wegens winkeldiefstal in Bergen op Zoom, aldus [naam 4] [14] . De rechtbank stelt vast dat verdachte op 17 maart 2015 inderdaad gedetineerd was in verband met een winkeldiefstal in Bergen op Zoom [15] . Ook de verklaring van [naam 4] dat hij van [naam 3] had vernomen dat er een (alarm)pistool in de rechterlade van de keuken in de woning van [naam 1] lag [16] , bleek juist te zijn [17] . De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van [naam 4] .
Verdachte heeft alle betrokkenheid bij de overval ontkend en vooral een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. De rechtbank acht echter op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kleine dader is geweest bij de poging overval op 14 april 2015. Van een tunnelvisie is in de ogen van de rechtbank geen sprake.
De stelling van de raadsvrouw dat niet is vast komen te staan dat de pet die is gezien op het hoofd van een van de daders, dezelfde pet is als in de tas van verdachte is aangetroffen met daarin zijn DNA, kan geen stand houden gelet op de omstandigheden waaronder deze pet is aangetroffen. De pet is immers slechts acht dagen na de overval, in de door de overvallers gebruikte gestolen BMW, tezamen met een DHL-jas - eveneens gebruikt door de overvallers - aangetroffen. En hoewel de rechtbank begrijpt dat er meerdere DHL-kledingstukken in omloop zijn, stelt zij vast dat een DHL-pet ook niet zondermeer vrij verkrijgbaar is voor eenieder.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met ten minste één andere dader heeft geprobeerd [naam 1] te overvallen door gebruikmaking van geweld.
Feit 2 (opzetheling)
Op 12 april 2015 is in Breda een BMW gestolen met kenteken [kenteken 1] [18] . Verdachte is op 21 april 2015 in Roosendaal in deze auto aangetroffen [19] .
Zoals hierboven bij feit 1 reeds is overwogen, is deze BMW gebruikt door de overvallers in Zundert op 14 april 2015 waarvan verdachte er één was. De BMW is op 18 april 2015 door de politie voorzien van heterdaadtechniek, zodat kon worden vastgesteld wanneer deze in gebruik werd genomen. De politie zag dat de BMW op 21 april 2015 ging rijden. Bij het aantreffen van de auto bleek deze sinds 18 april 2015 te zijn voorzien van andere kentekenplaten [20] .
Verdachte heeft bij zijn eerdere verhoren verklaard dat dat hij niet wist van wie de auto was en dat hij niet wist bij wie hij in de auto zat. Ter zitting heeft hij verklaard dat het zijn dealer was bij wie hij was ingestapt toen hij deze onderweg was tegengekomen. Verdachte zou drugs hebben gekocht bij de dealer en daarom in paniek hebben gereageerd. De rechtbank acht deze verklaring echter ongeloofwaardig nu deze eerst ter zitting komt en dus niet meer geverifieerd kan worden, er uit het dossier niet is gebleken van enige drugs in de auto en de rechtbank er bovendien vanuit gaat dat verdachte deze auto samen met andere(n) heeft gebruikt bij de overval.
Ook de opzetheling, tezamen en in vereniging gepleegd, acht de rechtbank gelet op het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (wapenbezit)
Op 21 april 2015 werd in de BMW waarin verdachte in Roosendaal is aangetroffen, achter de bestuurdersstoel en de achterbank op de vloer een plastic tas aangetroffen van het merk Beerens [21] . In de tas zat (onder de DHL kleding en een lege kartonnen doos en op een jas en broek) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [22] . Het betrof een revolver merk Nagant en is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie met daarin zeven patronen, zijnde munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie [23] .
Verdachte heeft verklaard dat alleen de jas en joggingbroek in de tas van hem waren [24] . Hij heeft verklaard dat hij spullen die op de achterbank lagen en waarvan hij niet weet wat voor spullen dit waren in de tas heeft gestopt [25] . Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de DHL-kleding die bovenop in de tas is aangetroffen door verdachte bij de overval is gebruikt. Dat verdachte niet heeft geweten van het vuurwapen in de tas, acht de rechtbank onder deze omstandigheden, waarbij bovenin de door verdachte gebruikte DHL-kleding en onderin de jas en broek van verdachte zijn aangetroffen, ongeloofwaardig.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte het vuurwapen en de patronen in het wapen voorhanden heeft gehad en zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid hiervan. De rechtbank acht dit feit dan ook eveneens bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks14 april 2015 te Zundert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed en/of geldbedrag
, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en
/ofte doen vergezellen
en/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [naam 1] en
/of[naam 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleenmet een bivakmuts op en/of een sjawl voor het gezicht,
althans met gezichtsbedekkingde woning van die [naam 1] is
/zijnbinnen gedrongen
/gegaanen
/ofwaarbij die [naam 1] naar achteren werd geduwd
en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam 1] en/of die [naam 2] heeft/hebben getoonden heeft
/hebbengeroepen "dit is een overval" en
/ofde
deksel
(s)/deur(en)van de vriezer
(s)/vrieskist(en)heeft
/hebbengeopend en
/ofdie [naam 2] in zijn kruis heeft
/hebbengeprobeerd te schoppen en
/of (met een kussen
)in het gezicht van die [naam 2] heeft
/hebbengeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeksde periode van 11 april 2015 tot en met 21 april 2015
te Breda en/ofZundert en
/ofRoosendaal,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal telkenseen goed, te weten een personenauto (BMW) heeft verworven, voorhanden gehad
en/of overgedragen,terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist
(en
)dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hijop
of omstreeks21 april 2015 te Roosendaal een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een revolver, en
/ofmunitie van categorie III, te weten 7 patronen, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten. Zij eist daarbij opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integraal vrijspraak en stelt subsidiair dat de rechtbank onvoldoende is voorgelicht met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die na het doorlopen van het VI-traject heel anders en positief zijn, om thans tot een juiste strafmaat te kunnen komen en verzoekt bij een bewezenverklaring dan ook om aanhouding van de zaak ten behoeve van die voorlichting.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle drie de feiten. De stelling van de verdediging dat de zaak dan dient te worden aangehouden nu de persoonlijke omstandigheden van verdachte dusdanig gewijzigd zijn dat de rechtbank hierover thans onvoldoende is voorgelicht, volgt de rechtbank niet.
Dat verdachte zijn VI-traject bijna succesvol heeft afgerond en dat zijn begeleiders en behandelaars positief zijn over de ontwikkeling van [verdachte] neemt de rechtbank aan. Dat een gevangenisstraf deze ontwikkeling negatief zou beïnvloeden, acht zij eveneens aannemelijk.
Voor zover de verdediging nog aanvullende informatie met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte had willen toevoegen aan het dossier, stelt de rechtbank vast dat zij hiervoor ruimschoots de tijd heeft gehad gelet op de lange duur van het proces. De rechtbank wijst daarom het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding af.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brute poging overval op een alleenstaande, bejaarde man en zijn eveneens op leeftijd zijnde vriend die op dat moment in de woning verbleef. [verdachte] heeft, gemaskerd en vermomd als DHL-bezorger, samen met de andere overvaller deze mannen gewelddadig behandeld. De mannen hebben zich dapper geweerd, maar zoals de officier van justitie ter zitting heeft laten weten, hebben beide aangevers, ruim drie jaar na die dag, nog altijd veel last van deze daad en konden zij het niet aan om op zitting geconfronteerd te worden met verdachte en de feiten. Een laffe daad, gepleegd met de bedoeling om snel geld af te pakken van een oude, hulpbehoevende man. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling en wapenbezit. Feiten die tezamen een forse gevangenisstraf rechtvaardigen.
Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte een fors strafblad heeft, al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij voor deze feiten geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij heeft óf een beroep gedaan op zijn zwijgrecht óf wisselende verklaringen afgelegd.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank de positieve ontwikkeling die verdachte na het VI-traject heeft doorgemaakt mee. De rechtbank stelt ook vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Dit alles afwegend zou de rechtbank voor deze strafbare feiten tezamen in beginsel tot een gevangenisstraf komen van 39 maanden.
Voor de hoogte van de straf is vervolgens van belang dat de redelijke termijn, waarbinnen het proces van verdachte afgerond behoorde te zijn, is overschreden. Naar vaste jurisprudentie is een dergelijke termijn in de regel te stellen op maximaal twee jaar. De vervolging van verdachte ving aan in april 2015, zodat de termijn is overschreden met ruim één jaar. De rechtbank acht op grond daarvan termen aanwezig de op te leggen straf met 10% in te korten. Gelet op het hiervoor geformuleerde uitgangspunt resulteert dit in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 35 maanden met een aftrek van het voorarrest.
Met de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 45, 47, 57, 91, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:Opzetheling;
feit 3:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 35 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 1 revolver (G1337383) en 7 stuks patronen (G1337391, G1337399, G1337405, G1337408, G1337414, G1337415, G1337419);
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Veldhuizen, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 oktober 2018.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland - West Brabant met proces-verbaalnummer 20DCA15053, genummerd van 1 t/m 673
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , pagina 88-90
3.Eigen waarneming rechtbank ter zitting d.d. 21 september 2018
4.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, met foto’s, pagina 190-192
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , pagina 98
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 301
7.Het proces-verbaal van aangifte [naam 7] , pagina 297
8.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 308
9.Het deskundigenrapport van The Maastricht Forensic Institute van 17 juli 2017, pagina 362
10.Een ongenummerd geschrift, zijnde het rapport van The Maastricht Forensic Institute d.d. 1 december 2017 (los document)
11.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , pagina 534
12.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , pagina 535
13.Het proces-verbaal van bevindingen pagina 204
14.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , pagina 535
15.Een geschrift, zijnde het uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 28 augustus 2018 pagina 4 van 16 (los document)
16.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , pagina 534
17.Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , pagina 84
18.Het proces-verbaal van aangifte [naam 7] , pagina 297
19.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 301
20.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 301
21.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 309
22.Het proces-verbaal bevindingen, pagina 324
23.Het proces-verbaal betreffende aangetroffen revolver en munitie, pagina 390-391.
24.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 406
25.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 408