4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 12 augustus 2017, omstreeks 01.57 uur heeft zich op de Duijlweg in Almkerk, gemeente Woudrichem, ter hoogte van het T-kruispunt met de Broekgraaf een verkeersongeval voorgedaan, waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto, merk Volkswagen, type Golf en [slachtoffer] als bestuurder van een fiets betrokken waren. Verdachte diende op dat moment te worden aangemerkt als een beginnend bestuurder, nu de datum van eerste afgifte van zijn rijbewijs 10 januari 2013 was en er dus op dat moment nog geen vijf jaren waren verstreken sinds die afgifte van het rijbewijs.
Verdachte heeft over dit ongeval verklaard dat hij op de avond van 11 augustus 2017 in een tent in Almkerk aanwezig was tijdens de feestweek en dat hij daar ongeveer 10 glazen bier heeft gedronken. Hij is na afloop van het feest vanuit Almkerk met zijn auto door de polder richting Dussen gereden om naar huis te gaan.Hij heeft toen onderweg een aanrijding gehad met een fietser.
Bij een ademanalyse-onderzoek dat op 12 augustus 2017 om 03.01 uur aanving, is vastgesteld dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.
Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 augustus 2017 een personenauto heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcohol dat zijn alcoholgehalte 625 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen 5 jaar was verstreken sinds de eerste afgifte van zijn rijbewijs, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
Verdachte wordt daarnaast - onder feit 1 - verweten dat het verkeersongeval tussen de door hem bestuurde auto en de bestuurder van de fiets aan zijn schuld te wijten was (feit 1 primair) dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt (feit 1 subsidiair). Beide verwijten bestaan er volgens de tenlastelegging uit dat verdachte niet voldoende behoorlijk en/of tijdig heeft afgeremd en/of niet tijdig is uitgeweken of onvoldoende maatregelen heeft getroffen om een aanrijding te voorkomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de fietser pas zag op het moment dat hij vlak achter hem reed en dat de fietser slingerend op het midden van de weg reed. Verdachte is naar eigen zeggen toen naar links uitgeweken om een aanrijding te voorkomen, maar hij heeft de fietser desondanks geraakt.
De fietser, [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij die avond alcohol heeft gedronken (ongeveer 10 glazen bier), maar hij ontkent slingerend en op het midden van de weg te hebben gereden.
De rechtbank stelt vast dat het dossier, afgezien van deze verklaringen, geen informatie biedt over de feitelijke toedracht van het ongeval. Zo is niet duidelijk geworden waar precies op de weg de auto van verdachte de fiets van [slachtoffer] heeft geraakt, wat de snelheid van de auto van verdachte was, of het (achter)licht op de fiets van [slachtoffer] brandde en of de omstandigheden ter plaatse zodanig waren dat verdachte de fietsende [slachtoffer] tijdig had moeten kunnen waarnemen.
Bij gebrek aan voldoende onderzoek ter plekke direct na het ongeval is naar het oordeel van de rechtbank thans niet meer vast te stellen wat de feitelijke toedracht van het verkeersongeval is geweest. Hoewel het zeer wel mogelijk is dat het alcoholgebruik van verdachte van invloed is geweest op de gebeurtenissen en verdachte het ongeval wellicht had kunnen voorkomen wanneer hij geen alcohol had gedronken, is ook dat, vanwege het ontbreken van informatie over de feitelijke toedracht, niet met zekerheid vast te stellen
Dit betekent, nu het dossier ook anderszins geen duidelijkheid biedt over de toedracht van het ongeval, dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte het verwijt kan worden gemaakt dat hij niet voldoende behoorlijk en/of tijdig heeft afgeremd en/of niet tijdig is uitgeweken of onvoldoende maatregelen heeft getroffen om een aanrijding te voorkomen. Verdachte dient dan ook zowel van feit 1 primair als feit 1 subsidiair te worden vrijgesproken.
Dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, doet uiteraard niet af aan de ernstige gevolgen van het verkeersongeval voor slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank begrijpt dat het voor het slachtoffer en zijn familie moeilijk is dat de precieze toedracht van het ongeval niet nader objectief te reconstrueren is en dat daardoor de verklaring van verdachte niet te weerleggen valt.