Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, vordert de legataris, eiseres, dat de notaris, gedaagde, wordt veroordeeld tot afgifte van de grosse van het testament van de overleden erflater. De legataris heeft recht op een maandelijks bedrag van € 1.000,00, zoals vastgelegd in het testament, maar de erfgenamen hebben geweigerd om uitvoering te geven aan dit legaat. De legataris heeft de notaris verzocht om een grosse van het testament, maar deze heeft geweigerd, met als argument dat de vordering niet voldoende bepaalbaar zou zijn en dat er geen executoriale kracht aan de grosse zou toekomen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het legaat een bestaande vordering is onder opschortende voorwaarde, en dat de legataris recht heeft op de afgifte van de grosse. De rechter oordeelt dat de notaris een ministerieplicht heeft om de grosse af te geven, en dat de legataris een belang heeft bij de afgifte om het legaat te gelde te maken. De vordering van de legataris wordt toegewezen, en de notaris wordt veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de grosse af te geven. Tevens wordt de notaris veroordeeld in de proceskosten van de legataris.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de notaris jegens de legataris en de voorwaarden waaronder een legaat kan worden uitgevoerd. De rechter bevestigt dat de legataris recht heeft op de executoriale titel die nodig is om de vordering te kunnen effectueren, en dat de notaris deze titel moet verstrekken.