Op 29 oktober 2018 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeksters tegen voorzieningenrechter mr. Th. Peters. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 3 oktober 2018, waar verzoeksters een voorlopige voorziening hadden aangevraagd in verband met beheerskosten die door verweerder waren opgelegd. Verzoeksters voerden aan dat de voorzieningenrechter partijdig was, onder andere vanwege zijn aanwezigheid op een bijeenkomst van de Task Force en zijn benadering van het college tijdens de zitting. De voorzieningenrechter ontkende echter enige partijdigheid en verwees naar eerdere uitspraken van de wrakingskamer die zijn aanwezigheid op de bijeenkomst niet als een reden voor wraking beschouwden. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzieningenrechter correct had gehandeld en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet.