Uitspraak
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.De procedure
2.De feiten
a. Trading Systematiek
Strategie
3.Het geschil
4.De beoordeling
de keuzeheeft uit twaalf verschillende beleggingsstrategieën en een
discretionaire component”. Verder “de verdeling over de verschillende strategieën kan per maand aangepast worden
zonder minimumof maximum”. Ten slotte “Het staat de adviseur
vrijom deze ‘tijdelijk niet belegde gelden’ van liquide strategieën toe te voegen aan
één of meerderevan de overige strategieën”. Deze zinsneden impliceren een keuzevrijheid voor de fondsmanager om steeds te wisselen tussen strategieën zonder minimum. Dat is opgenomen “deze verschillende strategieën beogen gezamenlijk om (..) een positief rendement te behalen” en “door deze combinatie van strategieën wordt gepoogd een hoger rendement te realiseren” doet daar niet aan af. Dat verschillende c.q. een combinatie van strategieën worden ingezet om rendement te behalen, hoeft niet te betekenen dat altijd op verschillende strategieën tegelijk moet worden ingezet. Verder is in de fact sheet van DTF (rechtsoverweging 2.6.), waar beide partijen naar verwijzen, onder een kopje “strategie” opgenomen: “Zijn beleggingsmethode is gespreid over minimaal 1 en maximaal 16 strategieën”. Ook hieruit valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat een keuze gemaakt kan worden tussen de strategieën, met een minimum van één strategie. Niet valt in te zien hoe de zin “ [naam B] beoogt met het fonds een rendement te behalen, dat onafhankelijk is van de richting van de beurs, van de rentestand, of van ontwikkelingen op de vastgoed markt” tot een andere uitleg zou moeten leiden. De brief van [naam C 1] aan De Veste maakt geen deel uit van de overeenkomsten tussen partijen en doet bij de beoordeling van hetgeen [Eiser sub 1] en [eisers sub 2 en 3] mochten verwachten dan ook niet ter zake. Evenmin ziet de rechtbank in de door [Eiser sub 1] en [eisers sub 2 en 3] aangehaalde, maar niet nader geconcretiseerde, overwegingen van het Gerechtshof Amsterdam aanleiding om tot een andere uitleg te komen. De beoordeling die de rechtbank dient te maken, is immers gegrond op de stellingen van deze partijen in deze procedure. De rechtbank kan daarin de feitenvaststelling zoals die door het Gerechtshof heeft plaatsgevonden niet zonder meer volgen aangezien partijen op verschillende punten andere standpunten hebben ingenomen.