Op 8 mei 2018 heeft mr. Goofers een verzoek tot verschoning ingediend in de zaak betreffende het bewinds- en mentorschapsdossier van de heer [naam]. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van klachten die door de moeder van de heer [naam], mevrouw [naam], en door de heer [naam] zelf zijn ingediend tegen mr. Goofers over haar optreden tijdens een zitting op 1 februari 2018. Hoewel de klachten door de rechtbank deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk zijn verklaard, voelt mr. Goofers zich niet vrij om zaken te behandelen waarbij mevrouw [naam] en de heer [naam] betrokken zijn. Dit leidt volgens haar tot een situatie als bedoeld in de artikelen 36 en 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarom verzoekt zij zich van de zaak te mogen onttrekken.
De verschoningskamer, bestaande uit mr. Poerink, mr. de Roos en mr. van Noort, heeft de beoordeling van het verzoek zonder mondelinge behandeling uitgevoerd. De verschoning is een middel om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. De kamer concludeert dat er voldoende omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van mr. Goofers in twijfel trekken, en dat het verzoek tot verschoning derhalve moet worden toegewezen. De beslissing is op 22 mei 2018 genomen en in het openbaar uitgesproken, waarbij de procedure met de zaaknummers BM 7711 en MB 3094 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning.