4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De toedracht van het verkeersongeval
Op 29 oktober 2017 omstreeks 03:35 uur is bij de meldkamer van de ambulancedienst een melding binnengekomen van een verkeersongeval, waarbij een persoon is aangereden door een personenauto op de Prinsenkade in Breda ter hoogte van de loempiakraam.Het slachtoffer zou door de aanrijding zwaargewond zijn geraakt en de personenauto zou zijn doorgereden.
Toen verbalisant [Naam 1] ter plaatse kwam zag zij dat er ongeveer 50 personen op straat stonden voor de loempiakraam. [Naam 1] reed de Nieuwe Prinsenkade op en zag toen dat er ongeveer 20 personen om een persoon heen stonden. [Naam 1] zag dat het slachtoffer stil lag en hevig bloedde, waarop zij doorgaf dat het slachtoffer mogelijk dood zou kunnen zijn. De brandweer was ondertussen al ter plaatse gekomen en het slachtoffer werd gereanimeerd. [Naam 1] sprak met een vriend van het slachtoffer, genaamd [naam 2] . [naam 2] verklaarde dat hij het zebrapad aan de Nieuwe Prinsenkade overstak toen hij ineens een mega harde klap hoorde en zag dat [Slachtoffer] omhoog werd gelanceerd tot wel drie meter hoog. Het slachtoffer bleek [Slachtoffer] (hierna: [Slachtoffer] ) te zijn en hij is in kritieke toestand naar het ziekenhuis overgebracht.
Getuige [Naam 3] heeft verklaard dat hij werkzaam was als taxichauffeur toen hij omstreeks 03:35 uur op de Markendaalseweg ter hoogte van de Barones reed. Hij zag een paar mensen zwaaien en stopte. Er kwam een auto aan hem voorbij gereden, waarvan de bestuurder hem bijna ramde. De bestuurder van de auto reed tussen de mensen die stonden te zwaaien en de taxi van [Naam 3] door, waarbij die bestuurder bijna zijn klant omver reed. De bestuurder reed met hoge snelheid over het zebrapad en slingerde, waarbij hij bijna de voetgangers omver reed die het zebrapad wilden oversteken.De auto waarin de bestuurder reed, was volgens [Naam 3] 100% zeker een Citroën C3. Het verkeersongeval heeft hij zelf niet gezien, maar op de plaats van het ongeval is het volgens [Naam 3] op vrijdag- en zaterdagnacht altijd een chaos en erg onoverzichtelijk. Het is een zeer gevaarlijk punt en geen weg om hard op te rijden. Er zijn zebrapaden en veel dronken personen. Op het moment van het ongeval was het heel erg druk met voetgangers, er waren er wel meer dan 100.[Naam 3] had nog nooit een auto zo agressief en zo snel zien rijden op dat tijdstip.
Getuige [Naam 4] heeft verklaard dat hij omstreeks 03:30 uur stond te wachten bij de taxi’s toen hij een man over het zebrapad zag lopen. Vanuit de Markendaalseweg kwam een donkerkleurige auto met hoge snelheid op de man afgereden. [Naam 4] zag de auto niet afremmen en voor zijn gevoel trok de auto juist nog op. De auto schepte de man op het zebrapad, waarbij de man vol werd geraakt.
Getuige [Naam 5] heeft verklaard dat hij omstreeks 03:35 uur stond te wachten op het trottoir aan de Nieuwe Prinsenkade. Het was op dat moment erg druk met uitgaanspubliek. [Naam 5] hoorde een doffe klap en zag een man door de lucht vliegen. Vervolgens zag hij een donkergekleurde Citroën C3 slingerend en met hoge snelheid wegrijden. De bestuurder van die auto reed volgens [Naam 5] vermoedelijk 60 à 70 kilometer per uur.
Getuige [Naam 6] heeft verklaard dat hij omstreeks 03:30 uur bij de loempiakraam stond om een taxi te zoeken. [Naam 6] hoorde en zag een Citroën C3 met hoge snelheid aan komen rijden. Vervolgens hoorde hij een heel harde klap en zag een man door de lucht vliegen. Het viel hem op dat het voertuig slingerend over de weg reed. Volgens hem heeft de bestuurder van de auto harder dan 60 kilometer per uur gereden.
Getuige [Naam 7] heeft verklaard dat zij omstreeks 03:30 uur op de Prinsenkade op de bus stond te wachten. [Naam 7] zag dat er een auto met hoge snelheid kwam aangereden. Volgens haar reed de auto zeker 60 à 70 kilometer per uur. Zij zag dat er meerdere mensen het zebrapad overstaken en dat de auto geen vaart minderde. Vervolgens zag zij dat de auto een persoon aanreed die het zebrapad overstak. [Naam 7] hoorde de auto vervolgens optrekken en in volle vaart wegrijden.
Er is een onderzoek uitgevoerd op de plaats van het ongeval, waarbij is vastgesteld dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de rijbaan van de Nieuwe Prinsenkade te Breda, gelegen binnen de bebouwde kom. De maximum toegestane snelheid voor bestuurders van motorvoertuigen bedraagt aldaar 30 kilometer per uur. De plaats van het ongeval is gelegen binnen een 30 kilometerzone, hetgeen wordt aangeduid door middel van bord A1 en tekens op het wegdek.
Op de Prinsenkade en Nieuwe Prinsenkade worden bestuurders van motorvoertuigen door middel van bord L2 gewaarschuwd voor de voetgangersoversteekplaatsen.Uit de beelden van de nabije omgeving waar het ongeval heeft plaatsgevonden, bleek dat het wegdek rond het tijdstip van het ongeval nat was.
Ter zitting zijn de camerabeelden van het verkeersongeval getoond. Aan de hand daarvan heeft de rechtbank vastgesteld dat het rondom de plaats van het ongeval heel erg druk was met auto’s, scooters, en personen, die ook de weg overstaken en op de rijbaan stilstonden en liepen. De rechtbank heeft daarnaast ter zitting vastgesteld dat een voetganger om 03:35:48 uur het zebrapad van links naar rechts overstak en dat die voetganger werd aangereden door een kleine personenauto die veel harder reed dan ieder ander voertuig ter plaatse. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de remlichten van de auto aangingen op het moment van de botsing en dat de botsing rechts tegen de voorkant van de auto plaatsvond. Om 03:35:50 uur brandden de remlichten van de auto niet meer en de auto reed door zonder te stoppen.
Uit de geneeskundige verklaringen wordt opgemaakt dat [Slachtoffer] op de plaats van het ongeval is gereanimeerd. Door een hoogenergetisch schedeltrauma had [Slachtoffer] een hartstilstand gekregen. Er was sprake van een bedreigde ademhaling en storingen in het bewustzijn. [Slachtoffer] had een hoofdwond en er waren mogelijk tekenen van bekkenletsel. Er was ook sprake van ernstig bloedverlies en van shock, alsmede van schedel- en schedelbasisfracturen bij hersenkneuzingen en hersenbloedingen en aangezichtsbotbreuken. [Slachtoffer] werd opgenomen op de IC en verkeerde in een comateuze toestand. Later is gebleken dat [Slachtoffer] blijvende schade heeft opgelopen aan de hersenen en dat er sprake is van blijvende totale blindheid aan zijn rechteroog.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast, dat [Slachtoffer] op 29 oktober 2017 omstreeks 03:35 uur te Breda op de oversteekplaats op de Nieuwe Prinsenkade ter hoogte van het kruispunt met de Prinsenkade is aangereden door een personenauto. [Slachtoffer] moest worden gereanimeerd en werd in kritieke toestand afgevoerd naar het ziekenhuis. Onzeker was of hij het zou overleven. Inmiddels is duidelijk dat [Slachtoffer] blijvend zwaar letsel overhoudt aan deze botsing. Verder staat voor de rechtbank vast, dat de bestuurder van de personenauto gevaarlijk, agressief en aanzienlijk harder dan de toegestane 30 kilometer per uur die is toegestaan, in ieder geval met een veel te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, heeft gereden, waardoor hij vlak daarvoor al bijna voetgangers omverreed. Ondanks het feit dat er door middel van verkeersborden wordt gewaarschuwd dat het een 30 kilometerzone is en er meerdere voetgangersoversteekplaatsen vlak na elkaar zijn, alsmede de omstandigheid dat hij al eerder voetgangers bijna omver had gereden, is de bestuurder met die onverminderde, veel te hoge snelheid doorgereden en heeft hij daarmee ook de oversteekplaatsen op de Prinsenkade en de Nieuwe Prinsenkade genaderd, terwijl het daar chaotisch en heel erg druk was met voertuigen, uitgaanspubliek en overstekende voetgangers. Pas op het moment van de botsing heeft de bestuurder zeer kort geremd, maar vrijwel meteen is hij weer met hoge snelheid doorgereden.
De bij het ongeval betrokken auto
Getuige [Naam 3] heeft verklaard dat hij 100% zeker weet dat de auto die hem inhaalde een blauwe Citroën C3 was. [Naam 3] kwam tot die zekerheid nadat hij op Google had gekeken. Toen de auto hem inhaalde had hij ook het merkteken gezien.Ook getuige [Naam 5] heeft verklaard dat de bij het ongeval betrokken auto een donkere Citroën C3 was.Getuige [Naam 4] heeft verklaard dat het kenteken van de auto begon met “ [Kenteken 1] ”.
Verbalisant [Naam 8] heeft op de camerabeelden gezien dat de betrokken auto een blauwe, of in ieder geval een blauwachtige kleur had. Verbalisant [Naam 9] heeft beelden bekeken en daarop een auto met een Citroën embleem waargenomen. De auto is blauw van kleur. Een screenshot van die beelden is aan het dossier toegevoegd.Het onderzoek naar tenaamgestelden, wonenden te Breda, met een blauwe Citroën C3, beginnend met kenteken “ [Kenteken 1] ” leverde twee treffers op. Eén van die twee treffers betrof [Naam 10] wonende aan de [Straatnaam 1] te Breda, tenaamgestelde van een blauwe Citroën C3 met kenteken [Kenteken 1] .
Voormeld voertuig werd op 8 november 2017 met schade aangetroffen bij [Naam 11] , gevestigd te Breda aan het [straatnaam 2] .Verbalisant [Naam 12] zag dat er schade was aan het raam en de deurstijl van de bijrijderszijde van de auto. Ook was de grill aan de voorzijde beschadigd en lag er glas in de auto. De eigenaar van het garagebedrijf verklaarde aan [Naam 12] dat hij op 30 oktober 2017 omstreeks 09:00 uur bij het bedrijf aankwam toen hij buiten het hek de hem bekende Citroën C3 met het kenteken [Kenteken 1] aantrof, die hij al 1,5 jaar tot 2 jaar in onderhoud had en die volgens hem eigendom was van [naam 13] . De autosleutels waren achtergelaten in de brievenbus. Volgens de eigenaar van de garage was de motorkap flink beschadigd in de vorm van een grote langwerpige deuk en was de voorruit volledig versplinterd en naar binnen gedrukt. De eigenaar van de garage had de motorkap al vervangen en er was al een compleet nieuwe voorruit ingezet.
De tenaamgestelde van de blauwe Citroën C3 met kenteken [Kenteken 1] , [Naam 10] , heeft verklaard dat zij bij het garagebedrijf foto’s heeft gemaakt van haar auto met haar telefoon.Op de telefoon van [Naam 10] werden drie foto’s van de auto met schade aantroffen. De foto’s waren gemaakt op 29 oktober 2017 om 12:39 uur.
Door het NFI is een vergelijkend glasonderzoek verricht, waarbij aangetroffen glassporen in en op de Citroën C3, op het wegdek van de plaats delict en op de kleding van het slachtoffer zijn veiliggesteld. Hieruit komt naar voren dat het veel waarschijnlijker is wanneer één van de vier onderzochte glassporen die zijn aangetroffen op het wegdek van de plaats delict afkomstig is van de vernielde autoruit, dan wanneer alle onderzochte glassporen afkomstig zijn van (een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en). Tevens blijkt hieruit dat het zeer veel waarschijnlijker is wanneer de onderzochte glassporen uit de kleding van het slachtoffer afkomstig zijn van de vernielde autoruit dan wanneer zij afkomstig zijn van (een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en).
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast dat de bij het verkeersongeval betrokken auto de blauwe Citroën C3 met het kenteken [Kenteken 1] betreft, die op naam staat van [Naam 10] , wonende te Breda aan de [Straatnaam 1] .
De bestuurder van de Citroën C3
Uit onderzoek is gebleken dat, naast de tenaamgestelde van de Citroën C3 met kenteken [Kenteken 1] [Naam 10] , op het adres [Straatnaam 1] te Breda ook moeder [naam 13] en broertje [Verdachte] staan ingeschreven.
Moeder [naam 13] heeft verklaard dat zij in het weekend van 28 en 29 oktober 2017 met de auto van haar dochter boodschappen is gaan doen. Toen zij daarvan terugkwam, heeft zij de autosleutels op de trap gelegd. Rond 13:30 uur hoorde zij de voordeur dichtslaan en toen zij naar buiten keek zag zij dat haar zoon [Verdachte] met de auto van haar dochter wegreed.
Uit onderzoek naar bankgegevens is gebleken dat op 28 oktober 2017 om 17:40 uur gebruik was gemaakt van de pinpas van moeder [naam 13] . Op de beelden van de pintransactie is te zien dat er om 17:38:01 uur een donkerblauwe Citroën C3 het parkeerterrein op rijdt. Om 17:40:23 uur is te zien dat een man handelingen uitvoert bij de pinautomaat. Ook is te zien dat de man baardgroei heeft en gekleed is in een blauw trainingspak met een rood/oranje streep over de lengte van beide mouwen en broekspijpen. Op de voorzijde van dat pak staat op de rechterborst een logo van Nike. Op de linkerborst staat het logo van voetbalclub Paris Saint-Germain met daaronder de tekst “Fly Emirates. Verder heeft de man baardgroei en een snor. De man wordt voor 100% herkend als verdachte.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene op de beelden bij de pinautomaat was.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast, dat verdachte de Citroën C3 met kenteken [Kenteken 1] op 28 oktober 2017 om 13:30 uur heeft meegenomen, dat hij deze om 17:40 uur ook in zijn bezit had en bestuurde en dat hij die dag gekleed was in een trainingspak van een voetbalclub met een rood/oranje streep over de lengte van de mouwen.
Beoordeeld dient te worden of op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de bewuste Citroën C3 ten tijde van het verkeersongeval omstreeks 03:35 uur ook in zijn bezit had en bestuurde.
Getuige [Naam 3] heeft een signalement gegeven van de bestuurder die omstreeks 03:35 uur in de Citroën C3 reed. [Naam 3] heeft verklaard dat de bestuurder ongeveer 23 of 24 jaar oud was en van Turkse of Marokkaanse afkomst. De bestuurder had baardgroei en droeg een zwart trainingsjack met oranje strepen bij de mouwen.
De rechtbank stelt vast dat het door getuige [Naam 3] gegeven signalement van de bestuurder van de Citroën C3 omstreeks 03:35 uur past in het signalement van verdachte, zoals blijkt uit de camerabeelden van de pintransactie eerder die dag.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij thuis was toen hij omstreeks 03:15 uur werd gebeld door een vriend, wiens naam hij niet wil noemen, met de vraag of hij zijn auto mocht lenen. Volgens verdachte is die vriend toen naar hem toegekomen en heeft hij de Citroën C3 meegenomen. Na drie kwartier werd hij weer door die vriend gebeld, dat de Citroën C3 “daar en daar” stond en dat er een klein akkefietje was geweest. Verdachte is volgens zijn verklaring toen vanuit huis naar de plek gegaan waar de vriend de Citroën C3 had achtergelaten. Daar aangekomen zag verdachte dat de Citroën C3 total loss was en is hij ermee naar de autogarage gereden. Vreemden, waarvan hij geen omschrijving kan of wil geven, zijn in hun eigen auto met hem meegereden en hebben hem daarna weer teruggebracht, aldus verdachte.
Deze verklaring van verdachte overtuigt de rechtbank niet, gelet op de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij rond het tijdstip van het verkeersongeval thuis was, maar die verklaring past niet in de verklaringen van zijn moeder [naam 13] en zijn zus [Naam 10] . Zijn moeder heeft immers verklaard dat hij die nacht niet thuis is geweest en dat hij pas tegen de ochtend om 06:30 uur is thuisgekomen. Tegen haar zou verdachte hebben gezegd dat iemand met de Citroën C3 tegen een paaltje zou zijn gereden.Zijn zus heeft verklaard dat zij zondagochtend om ongeveer 07:00 uur wakker werd gemaakt door verdachte die vertelde dat er een ongeluk was gebeurd. Toen zij later rond 11:30 uur beneden kwam, vertelde verdachte tegen haar dat iemand een steen tegen de ruit zou hebben gegooid.
Zus [Naam 10] heeft verder verklaard dat haar broertje [Verdachte] , verdachte, gebruik maakt van het telefoonnummer [Telefoonnummer] .In de telefoon van de zus stond dit nummer opgeslagen onder [Naam 15] , maar in een chatgesprek met de gebruiker van dat nummer werd de gebruiker “ [Verdachte] ” genoemd en werd er gesproken over een ongeluk en hoe er schade aan een auto was ontstaan.Uit onderzoek is voormeld telefoonnummer als enige naar voren gekomen, dat in het weekend van het ongeval vermoedelijk bij verdachte in gebruik was.
Uit onderzoek bleek dat het telefoonnummer [Telefoonnummer] was gekoppeld aan Imei-nummer [Nummer] en dat dit Imei-nummer was afgegeven voor een Apple iPhone 5.Het onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer [Telefoonnummer] wijst uit dat deze kort na de aanrijding, te weten om 03:37:31 uur, aanstraalde bij de Speelhuislaan nabij het centrum waar de aanrijding had plaatsgevonden.De mast aan de Gasthuisvelden is de mast in de directe woonomgeving van verdachte.Voorts blijkt uit de telefoongegevens dat er geen gesprekken hebben plaatsgevonden via het reguliere netwerk tussen 02:58 uur en 04:43 uur.Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het telefoonnummer in de mastgegevens van de locatie van het garagebedrijf voor kwam. Dit betrof een datacontact op 29 oktober 2017 om 04:03:22 uur van 296 seconden op de antenne/cel aan de [Straatnaam 3] in Breda.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat de vriend die de auto zou hebben geleend hem twee keer heeft gebeld, te weten omstreeks 03:15 uur en drie kwartier later, maar die verklaring wordt niet ondersteund door zijn telefoongegevens. Tot slot merkt de rechtbank op dat verdachte niet heeft willen verklaren waar de auto dan door zijn vriend zou zijn achtergelaten, terwijl daar geen aantoonbare reden voor is. De rechtbank acht voorts de verklaring van verdachte dat hij zomaar midden in de nacht, terwijl hij bij een zeer beschadigde auto zou staan, door wildvreemde mensen zou zijn geëscorteerd naar een garagebedrijf en vervolgens weer zijn teruggebracht, niet aannemelijk.
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en nu ook het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, staat voor de rechtbank vast dat verdachte ook ten tijde van het verkeersongeval de bestuurder is geweest van de Citroën C3 en dat hij dus degene is geweest die [Slachtoffer] heeft aangereden. Het signalement dat door de taxichauffeur van de bestuurder is gegeven past precies op verdachte en in samenhang met alle andere genoemde bewijsmiddelen, heeft de rechtbank ook geen twijfel dat verdachte de bestuurder is geweest. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op het feit dat verdachte zegt dat een ander heeft gereden maar niet heeft willen zeggen aan wie hij de Citroën C3 dan zou hebben uitgeleend. De door hem gestelde vrees voor zijn eigen veiligheid is verder ook niet nader toegelicht of onderbouwd.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de omstandigheid dat dit ook volledig past in het profiel van verdachte. Hij is immers veelvuldig aangehouden en ook veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs, voor het veroorzaken van gevaar op de weg en doorrijden na een ongeval. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op de verklaring van verbalisant [Naam 16] . Toen hij in een van de getuigenverklaringen het signalement van de bestuurder van de Citroën C3 las moest hij meteen denken aan de hem ambtshalve bekende [Verdachte] . De afkomst, baardgroei en het zwarte trainingsjack met oranje strepen, zoals omschreven in die getuigenverklaring, deden [Naam 16] meteen aan hem denken, omdat [Naam 16] de afgelopen jaren in zijn functie als politieambtenaar veelvuldig contact met hem heeft gehad. [Naam 16] heeft hem meerdere malen bekeurd voor het rijden zonder geldig rijbewijs, waarover [Naam 16] ook meerdere gesprekken heeft gehad met zijn moeder. Bijna alle keren dat [Naam 16] contact heeft gehad met [Verdachte] was hij gekleed in een trainingsjack van Adidas met felgekleurde strepen op de mouwen.
Nu de rechtbank de verklaring van de informant P3017 niet voor het bewijs gebruikt, behoeft het verweer van de verdediging, dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a, eerste lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering, geen bespreking.
Poging tot doodslag
De rechtbank dient thans te beoordelen in hoeverre verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De vraag die allereerst beantwoord moet worden is hoe het rijgedrag van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag is nodig dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om één of meer verkeersdeelnemers, in dit geval [Slachtoffer] , van het leven te beroven.
Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de bewuste bedoeling heeft gehad om [Slachtoffer] ook daadwerkelijk van het leven te beroven, neemt dat niet weg dat hij wel in voorwaardelijke zin het opzet kan hebben gehad op de dood van deze verkeersdeelnemer. Daarvoor is vereist dat verdachte zich bewust is geweest van de aanmerkelijk kans dat zijn rijgedrag de dood van één of meer verkeersdeelnemers tot gevolg had kunnen hebben en hij deze kans willens en wetens heeft aanvaard.
Daarvoor moet in de eerste plaats worden bezien of naar algemene ervaringsregels sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat verdachte met zijn rijgedrag één of meer verkeers- deelnemers had kunnen doden, waarbij de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld en tevens moet worden gekeken naar de concreet verweten gedragingen en niet naar het al dan niet ingetreden gevolg.
Aanmerkelijke kans
Hoewel niet kan worden vastgesteld wat de exacte snelheid van verdachte is geweest staat voor de rechtbank wel vast dat verdachte met een veel te hoge snelheid heeft gereden voor een veilig verkeer ter plaatse. Het rijgedrag van verdachte werd voorts door meerdere, onafhankelijke, personen omschreven als agressief en gevaarlijk. De plaats van het ongeval is bovendien gelegen in een 30 kilometerzone met twee oversteekplaatsen kort na elkaar, zijnde twee zebrapaden, waar het in het weekend, zeker rond sluitingstijd van de uitgaansgelegenheden, in de regel druk en chaotisch is met verkeersdeelnemers, uitgaanspubliek en (overstekende) dronken mensen.
Onder de gegeven omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans op een ongeval waarbij dodelijke verkeersslachtoffers kunnen vallen.
Het (voorwaardelijk) opzet
Verdachte is woonachtig in de nabije omgeving van de plaats van het ongeval. Hij was dus bekend met de situatie ter plaatse en het feit dat het daar in het weekend altijd erg druk en chaotisch is met verkeersdeelnemers, uitgaanspubliek en (overstekende) dronken mensen, zeker op het betreffende tijdstip. Hij wist ook dat daar een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt. Kort voor de plaats van het ongeval reed verdachte al bijna voetgangers omver en hij wist dat het bij de kruising die hij ging naderen nog veel drukker zou zijn. Desondanks heeft verdachte zich niet bedacht om zijn rijgedrag aan te passen, maar is hij met dat rijgedrag onverminderd doorgegaan en daarmee op de mensenmassa af gereden.
Gelet op de aard van de gedragingen van verdachte tijdens zijn dollemansrit waren deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het veroorzaken van een potentieel dodelijk ongeval, dat verdachte daarmee de kans op een dergelijk ongeval willens en wetens heeft aanvaard. Er is hier naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van enkel een verkeersfout, waardoor de gedragingen binnen de Wegenverkeerswet zouden passen. Door zo hard, zonder tijdig te remmen, op een voor verdachte heel bekende plaats af te rijden die gevuld was met mensen, was het niet zozeer de vraag of verdachte iemand zou kunnen raken maar eerder hoeveel mensen. De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op het feit dat verdachte niet in het bezit is van enig rijbewijs.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [Slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen staat voor de rechtbank tevens vast, dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. Ook staat op grond daarvan vast dat verdachte redelijkerwijs het vermoeden moest hebben dat aan een ander letsel was toegebracht. Door de aanrijding is [Slachtoffer] immers vol op de motorkap en de voorruit van de auto terechtgekomen, waarbij direct grote schade aan de auto is ontstaan, waaronder schade aan de voorruit van de auto.