ECLI:NL:RBZWB:2018:6215
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- M. Peters
- A. van Kralingen
- J. van Voorthuizen
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak met betrekking tot inbewaringstelling
Op 6 november 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking behandeld van de rechter-commissaris mr. van der Weide. Het verzoek tot wraking was ingediend door de verzoeker, die verdacht werd van betrokkenheid bij het vervaardigen van synthetische drugs en het kweken van hennep. De wraking was gebaseerd op de schijn van partijdigheid van de rechter-commissaris, die telefonisch contact had opgenomen met de officier van justitie over de vordering tot inbewaringstelling van verzoeker. Verzoeker stelde dat deze communicatie de onpartijdigheid van de rechter-commissaris in gevaar had gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris contact had gezocht om geïnformeerd te worden over de stand van het opsporingsonderzoek, met name over de aanhouding van de zoon van verzoeker, die ook als medeverdachte werd aangemerkt. De rechter-commissaris had eerder toestemming gegeven voor bijzondere opsporingsmiddelen en wilde de voortgang van het onderzoek volgen. De rechtbank oordeelde dat de opmerking van de rechter-commissaris over het ontbreken van een onderzoeksgrond in de vordering tot inbewaringstelling niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of de schijn daarvan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die de conclusie van partijdigheid rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de rechter-commissaris niet gebonden is aan de gronden die door de officier van justitie in de vordering tot inbewaringstelling zijn opgenomen, en dat de opmerking van de rechter-commissaris niet nadelig was voor de positie van verzoeker. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 november 2018.