ECLI:NL:RBZWB:2018:6333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
02/821330-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. Veldhuizen
  • J. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim door politieambtenaar en witwassen van geld

In deze strafzaak tegen een politieambtenaar van de eenheid Zeeland-West-Brabant, geboren in 1976, wordt de verdachte beschuldigd van het opzettelijk schenden van zijn ambtsgeheim en witwassen. De rechtbank heeft op 8 november 2018 uitspraak gedaan. De verdachte heeft in de periode van 22 mei 2014 tot en met 13 juni 2014 vertrouwelijke informatie uit politiesystemen opgevraagd en deze informatie doorgegeven aan onbevoegde derden, wat heeft geleid tot ernstige gevolgen, waaronder ontploffingen bij woningen van betrokkenen. Daarnaast heeft de verdachte op 17 april 2015 informatie over een aangehouden persoon gedeeld met derden. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim en aan witwassen van een geldbedrag van 7200 euro, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De verdachte heeft wisselende verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, wat het vermoeden van witwassen versterkt. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 70 dagen op, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukt de ernst van de schending van het ambtsgeheim en het misbruik van de positie van de verdachte als politieambtenaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/821330-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1976 te [geboorteplaats 1]
wonende aan de [adres 1] te Tilburg
raadsman mr. M. Prins, advocaat te ‘s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 oktober 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 22 mei 2014 tot en met 13 juni 2014 te Tilburg en/of elders in Nederland, (telkens) een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, te weten als politieambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij
- in een of meer geautomatiseerd(e) politiesyste(e)m(en) (BVI-IB en/of BVH) informatie gezocht/bevraagd (op de naam en/of de kenocode, te weten [code 1] ) van een persoon, te weten [naam 1] , waaronder (een) bevraging(en) op de regiocode PL2100-HKS, zijnde de regio waarin een politiefoto van die [naam 1] is opgenomen, en/of
- ( afdrukken van gemaakte foto's van) die informatie en/of (een afdruk van een gemaakte foto van) die politiefoto verstrekt aan een of meer derde(n), welke derde(n) niet bevoegd was/waren tot kennisneming van voornoemde informatie en/of voornoemde politiefoto;
2.
hij op of omstreeks 17 april 2015 te Tilburg en/of elders in Nederland, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten als politieambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij
- telefonisch aan een medewerkster van de Gemeenschappelijk Meldkamer Tilburg gevraagd om een persoon (met de sleutel/kenocode [code 2] ), te weten [naam 2]
, te bevragen en/of
- de van genoemde medewerkster verkregen informatie, te weten dat voornoemde persoon was aangehouden voor openstaande vonnissen, verstrekt aan een derde en/of
- aan die derde de informatie verstrekt dat voornoemde persoon ook nog gehoord moest worden voor een valsheid in geschrifte zaak,
welke derde niet bevoegd was tot kennisneming van die informatie;
3.
hij op of omstreeks 21 april 2015 te Tilburg ( [adres 1] ), althans in Nederland,
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 9.200 euro, althans enig geldbedrag,
de herkomst en/of vindplaats en/of de verplaatsing en/of de rechthebbende heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of voornoemd geldbedrag voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tweemaal heeft schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim (
feiten 1 en 2) en eenmaal aan witwassen (
feit 3).
De officier van justitie baseert zich daarbij voor wat betreft
feit 1op de documenten die zijn aangetroffen in een envelop die is afgegeven bij de vriendin van [naam 1] . Deze documenten zijn afkomstig uit politiesystemen en komen overeen met de bevragingen die verdachte heeft gedaan, terwijl deze bevragingen niet in verband kunnen worden gebracht met de werkzaamheden van verdachte op dat moment. De alternatieve verklaring die verdachte ter zitting heeft gegeven, dient als kennelijk leugenachtig terzijde te worden geschoven.
Ook
feit 2acht de officier van justitie bewezen gelet op de berichten die zijn aangetroffen in de BlackBerry van verdachte en het telefoontje van verdachte aan de meldkamer van de politie. De verklaring van verdachte dat hij niet de verzender was van de aangetroffen berichten, omdat hij de BlackBerry pas later zou hebben gekregen van [naam 2] , kan niet kloppen, nu de telefoon ook aanstraalde in de buurt van verdachte toen [naam 2] al vast zat.
De officier van justitie acht, na de verklaring van verdachte ter zitting met betrekking tot een deel van het in zijn woning aangetroffen geld, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van 7200 euro (
feit 3). Dit betreft contant geld dat verstopt was de woning van verdachte en waarvan het grootste deel in niet gebruikelijke coupures 100 euro biljetten was, terwijl de politie heeft vastgesteld dat er gezien de financiële situatie van verdachte geen legale herkomst van dit geld kan worden aangenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 en 3 en wijst daarbij voor
feit 1op het feit dat er mogelijk gesteld kan worden dat hij de betreffende bevragingen heeft gedaan, maar dat een bewijsmiddel dat verdachte deze gegevens heeft verstrekt aan derde(n) ontbreekt.
Voor wat betreft
feit 3stelt de verdediging dat het aangetroffen geld een legale herkomst heeft. Verdachte heeft dit geld verdiend door te handelen in anabolen, door het geven van trainingen en middels verkopen op Markplaats. Voor
feit 2kan volgens de verdediging een bewezenverklaring volgen gelet op de inhoud van het gevoerde telefoongesprek van verdachte met de meldkamer en de verklaring van verdachte dat hij die informatie heeft gedeeld met de bezorgde ouders van [naam 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 13 juni 2014 werd er een grootschalig onderzoek opgestart naar aanleiding van drie ontploffingen dan wel explosies bij drie afzonderlijke flatwoningen in Nieuwegein. In de betrokken woningen woonden familieleden en de vriendin van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1980 te [geboorteplaats 2] [1] .
Circa twee weken voor de ontploffing bij haar woning aan de [adres 2] in Nieuwegein, had [naam 3] een envelop ontvangen, gericht aan haar vriend [naam 1] [2] . In de envelop zat - naast een telefoon en een brief met dreigende tekst - een A4 met daarop een politiefoto PL2100-HKS van [naam 1] , een A4 met daarop een GBA-uitdraai van [naam 1] , een A4 met merknamen en kentekens van diverse voertuigen en drie A4-tjes met daarop diverse BHV processen uit de regio PL0900 [3] .
Bij de vader van [naam 1] bleek een brief met een beschikking van het CJIB te zijn opengemaakt door iemand die op zoek was naar [naam 1] . In de beschikking werd het kenteken [kenteken 1] vermeld. Dit kenteken stond van 8 augustus 2013 tot en met 28 april 2014 op naam van [naam 3] [4] .
Er is naar aanleiding van deze bevindingen intern onderzoek gedaan bij de politie.
Er bleek maar door één dienstnummer zowel het kenteken [kenteken 1] als de naam [naam 1] te zijn bevraagd in de periode 5 juni 2012 tot en met 5 juni 2014. Op 5 juni 2014 is binnen de applicatie BVI-IB door [nummer] , zijnde het dienstnummer van verdachte, [5] . Verdachte bleek [naam 1] ook te hebben bevraagd op de applicatie BVI-IB op onder andere 22 mei 2014, 26 mei 2014 en 5 juni 2014.
Op 26 mei 2014 is op het dienstnummer van verdachte binnen de applicatie HKS met regiocode PL2100 [naam 1] geraadpleegd. Deze regiocode komt overeen met de regiocode die boven de in de envelop aangetroffen foto staat [6] . Door verdachte waren ook bevragingen gedaan op [kenteken 2] , [naam 3] en [adres 2] [7] . Op één van de uitdraaien die in de envelop zat die was afgegeven bij [naam 3] aan de [adres 2] , stond ook een vervoermiddel met kenteken [kenteken 2] [8] .
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij bevragingen heeft gedaan omtrent kentekens en [naam 1] [9] . Hij heeft verklaard dat hij niet precies weet wanneer hij de bevragingen heeft gedaan, maar dat hij de bevragingen heeft gedaan naar aanleiding van een incident in de nacht in de binnenstad van Tilburg waarbij mogelijk een vuurwapen was getoond. Verdachte hoorde de melding tijdens zijn dienst als hondenbegeleider en was redelijk dichtbij. Toen hij ter plaatse kwam zag hij alleen wegrijdende auto’s. Hij had geprobeerd een kenteken van een voertuig wat erbij aanwezig was na te trekken.
De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk. Het betreffen immers gegevens die verdachte uit hoofde van zijn functie bij de politie als hondenbegeleider niet had hoeven opzoeken. Het is ook niet logisch dat verdachte - als hij onderzoek had willen doen naar aanleiding van het incident - het kenteken voor het eerst op 22 mei 2014 om 17.32 uur ging natrekken, derhalve kort na zijn dienst van 8.00 uur tot 17.00 uur, terwijl het incident volgens verdachte in de nacht plaatsvond. Dat hij vervolgens ook op 26 mei 2014, 5 juni 2014, 7 juni 2014 en 12 juni 2014 nog meer onderzoek is gaan doen in de politiesystemen naar aanleiding van een incident waarvan hij geen datum weet en waarover hij weinig details kan vertellen en waarvan hij heeft gezegd dat het geen bijzonder incident was, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Verdachte heeft zijn aanwezigheid bij het incident ook niet gemeld aan de meldkamer hetgeen wel gebruikelijk is. Verdachte heeft ook geen enkel overleg gepleegd over het onderzoek wat hij aan het doen was naar aanleiding van het voorval, noch met zijn leidinggevende, noch met collega’s. Verdachte kan ook geen andere namen noemen van collega’s die bij het incident zouden zijn geweest, terwijl hij wel verklaard heeft dat hij ter plaatse collega’s zag die bij een ander team hoorden. Er is ook geen melding gemaakt van het incident door collega’s van verdachte. Verdachte heeft geen enkele mutatie gemaakt van zijn bevindingen, ook niet nadat hij kort na de bevragingen, op 25 juni 2014, was gebeld door een collega uit Utrecht naar aanleiding van zijn bevragingen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte om deze redenen dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Tot slot merkt de rechtbank op dat de verklaring van verdachte over het incident in een zodanig laat stadium komt en onvoldoende concreet wordt gemaakt dat nadere verificatie onmogelijk is.
De rechtbank komt dan ook tot de volgende conclusie. Verdachte heeft op 22 mei 2014, 26 mei 2014 en 5 juni 2014 in het politiesysteem BVI-IB en HKS bevragingen gedaan op [naam 1] , zijn vriendin [naam 3] en kentekens die onder andere betrekking hadden op [naam 1] en [naam 3] . Gegevens waarvan verdachte wist dat deze niet bij onbevoegde derde(n) mochten komen. De resultaten van deze bevragingen zijn een korte tijd vóór 13 juni 2014 in de envelop terecht gekomen op het - eveneens door verdachte bevraagde adres - van [naam 3] . Verdachte is de enige die deze gegevens heeft bevraagd in de politiesystemen, in de periode voorafgaand aan de explosies in Nieuwegein. Verdachte heeft tenslotte een volstrekt onaannemelijke verklaring gegeven over de reden waarom hij deze gegevens heeft opgevraagd. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders zijn dan dat verdachte deze gegevens heeft verstrekt aan (een) derde(n), welke gegevens door die derde(n) is/zijn gebruikt om [naam 1] onder druk te zetten.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn ambtsgeheim heeft geschonden in de tenlastegelegde periode.
Feit 2
Op 17 april 2015 omstreeks 13.13 uur heeft verdachte gebeld naar de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) van de politie in Tilburg en gevraagd naar de sleutel [sleutel] [10] . Dit betreft de code [code 2] voor [naam 2] met geboortedatum [geboortedag 3] 1975. De medewerkster van de GMK heeft daarop geantwoord dat die persoon is aangehouden voor openstaande vonnissen.
Op 21 april 2015 werd bij de aanhouding van verdachte een BlackBerry in zijn rugzak aangetroffen [11] . De BlackBerry is door het NFI onderzocht en de hierin aangetroffen versleutelde berichten zijn ontsleuteld. In de periode 17 en 18 april 2015 zijn onder andere de volgende berichten verstuurd (V) en ontvangen (O) via de BlackBerry [12] :
17 april 2015 8:52:28 (O) “Jo maat hier [naam 4] kan je is checke of [codenaam] is aan gehouden kenne hem nie vinden of heb jij tel nummer daar in poppel of ie nog in bed ligt”
17 april 2015 13:01:02 (V) “he kerel. Heb nachtdienst gehad dus vandaar dat ik even weg was. Begrjp dat [codenaam] even missing is. ik ga er zsm achteraan. Zodra ik wat heb krijg je bericht”
17 april 2015 13:07:22 (O) “Ok kan je ff spoed collega bellen ofiets maat dan stuur ik advocaat ofzo in princiepe kan niet want hij had niks bij op 1000 procent hij was een auto ophalen voor me en gisteravond nog bij een kennis geweest om 21 uur en laatst online op berry vanacht misschien ongeluk ofzo gehad wij weten niks”
17 april 2015 13:10:14 (V) “Ja ben er al achteraan aan t gaan. Desnoods rij ik zelf even snel om te checken want dit zint me niks. In ieder geval goed dat hij niks bij had maar wil toch wel weten of het niet iets anderds is. Net als jij. Verwacht snel antwoord dus tekst je zo”
17 april 2015 13:20:10 (V) “Hij is voor iopenstaande vonissen aangehouden wat op zich meevalt want dat is een kwestie van betalen. Klote wel is is dat hij ook nog gehoord moet worden voor een valksheid in geschrifte zaak en weet dus niet hie dat gaat verlopen. Beste is om een adv die kant op te sturen. Maar als ze die zaak toich verder pakken dan heeft hij daar soiwieso recht op en zullen ze t hem vragen”
Deze berichten in de BlackBerry zijn door iemand met codenaam “ [codenaam] ” verstuurd. Deze [codenaam] heeft het over een nachtdienst en over zijn diensthond. Hij wordt door de gesprekspartner gevraagd niet te veel boeven te pesten [13] . Deze opmerkingen sluiten aan bij de toenmalige functie van verdachte bij de politie als hondenbegeleider. Verdachte had op 17 april 2015 ook nachtdienst, van 00.00 uur tot 05.00 uur [14] . Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] destijds een vriend van hem was [15] . [naam 2] heeft ook bevestigd dat deze gesprekken met betrekking tot [codenaam] over hem gaan [16] .
Verdachte heeft ontkend dat hij de berichten heeft gestuurd en dat hij [naam 2] [codenaam] noemde. Verdachte had echter het telefoonnummer van [naam 2] in zijn iPhone opgeslagen als “ [codenaam] [17] . De genoemde communicatie van de BlackBerry op 17 april 2015 is voorts via de zendmast aan het [adres 3] in Tilburg verlopen, hemelsbreed minder dan 1 km verwijderd van het woonadres van verdachte [18] [19] . Dat het [naam 2] mogelijk zelf was die met de BlackBerry bij zijn ouders was, die in de buurt van verdachte wonen, zoals verdachte heeft gesteld, sluit de rechtbank uit nu [naam 2] vast zat toen deze berichten werd verstuurd. De stelling van verdachte dat hij de telefoon pas op 20 april 2015 van [naam 2] heeft gekregen wordt dan ook niet gevolgd. [naam 2] heeft bovendien ontkend dat hij de BlackBerry aan verdachte heeft gegeven.
De rechtbank concludeert gelet op het bovenstaande dat het verdachte was die deze berichten heeft verzonden aan derde(n). Verdachte heeft via berichten op de BlackBerry toegezegd dat hij informatie zou gaan zoeken met betrekking tot [codenaam] , zijnde de bijnaam van [naam 2] . Hij heeft vervolgens de meldkamer gebeld met de vraag naar deze geheime informatie en hij heeft de informatie weer via de berichten per BlackBerry aan onbevoegde derde(n) doorgegeven. Verdachte heeft zich derhalve ook op 17 april 2015 schuldig gemaakt aan het overtreden van zijn ambtsgeheim.
Feit 3
Naar bestendige jurisprudentie kan in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op 21 april 2015 is in de woning van verdachte in een potje in een speelautomaat een geldbedrag van 9200 euro aangetroffen [20] [21] . In totaal betrof het 72 biljetten van 50 euro en 56 biljetten van 100 euro.
Deze hoeveelheid contant geld is, gelet op de netto salarissen van verdachte van 2200 euro en zijn vriendin van 1300 euro, aanzienlijk te noemen. Verdachte heeft immers verklaard ook circa 1100 euro bruto aan hypotheeklasten te betalen en nog een schuld te hebben van circa 7000 euro [22] . Een overschot van een dergelijke hoeveelheid geld ligt derhalve niet voor de hand.
Verdachte heeft zich bij de politie ten aanzien van dit geld aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen, vervolgens in zijn zesde verhoor heeft hij verklaard dat het geld spaargeld was, afkomstig van lesgeven, verkopen via Marktplaats en de verkoop van een auto. Ter zitting heeft verdachte weer anders verklaard en gesteld dat het geld afkomstig was van de verkoop van anabolen, lesgeven en Marktplaatsverkopen.
De vorenstaande feiten en omstandigheden (wisselende verklaringen van een niet verklaarbaar groot bedrag en de niet gebruikelijke hoeveelheid coupures van 100 euro) in onderling verband en samenhang bezien, maken dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Met de officier van justitie zal ook de rechtbank uitgaan van de verklaring van verdachte dat circa 2000 euro van het tenlastegelegde bedrag afkomstig is van de (illegale) verkoop van anabolen gedurende een periode van 1,5 tot 2 jaar. Verdachte verkocht circa twee keer per maand een potje waarop een winstmarge zat van circa 50 euro per potje. Verdachte heeft deze verklaring, die weliswaar eerst ter zitting is gekomen, voldoende geconcretiseerd door bedragen en namen te noemen van de verkoper en afnemer, zodat deze verklaring niet zonder meer terzijde kan worden geschoven.
De verklaring van de verdachte met betrekking tot de herkomst van het resterende bedrag van 7200 euro kan het vermoeden van witwassen echter niet ontzenuwen, nu deze niet concreet en/of verifieerbaar is.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit geldbedrag afkomstig is van het geven van weerbaarheids- en personal trainingen, welke inkomsten hij niet opgaf aan de Belastingdienst en aan de verkoop van spullen via Marktplaats. Dit standpunt is echter niet met stukken, documenten of concrete en verifieerbare gegevens en namen onderbouwd en geeft aldus onvoldoende aanleiding voor een nader onderzoek door het openbaar ministerie naar de herkomst van het geld. De eerder ingenomen stelling van verdachte dat het geld deels afkomstig was van de wél aan de Belastingdienst opgegeven inkomsten van het lesgeven en de verkoop van een auto is reeds in een eerder stadium door het openbaar ministerie ontkracht [23] .
Op grond hiervan kan het - naar het oordeel van de rechtbank - niet anders zijn dan dat het bedrag van 7200 euro onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op een of meer tijdstip(pen)in de periode van 22 mei 2014 tot en met 13 juni 2014 te Tilburg
en/of elders in Nederland, (telkens)een geheim waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat hij uit hoofde van ambt
, beroep of wettelijk voorschrift,te weten als politieambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, verplicht was te bewaren,
(telkens)opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij
- in een of meer geautomatiseerd
(e
)politiesyste
(e)m
(en
)(BVI-IB en
/ofBVH) informatie gezocht
/bevraagd(op de naam en/of de kenocode, te weten [code 1] ) van een persoon, te weten [naam 1] , waaronder
(een)bevraging
(en
)op de regiocode PL2100-HKS, zijnde de regio waarin een politiefoto van die [naam 1] is opgenomen, en
/of
- ( afdrukken van gemaakte foto's van) die informatie en
/of(een afdruk van een gemaakte foto van) die politiefoto verstrekt aan een of meer derde(n),
welke derde(n) niet bevoegd was/waren tot kennisneming van voornoemde informatie en
/ofvoornoemde politiefoto;
2.
hijop
of omstreeks17 april 2015 te Tilburg
en/of elders in Nederland,een geheim waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat hij uit hoofde van ambt,
beroep en/of wettelijk voorschrift,te weten als politieambtenaar van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij
- telefonisch aan een medewerkster van de Gemeenschappelijk Meldkamer Tilburg
gevraagd om een persoon (met de sleutel/kenocode [code 2] ), te weten [naam 2]
, te bevragen en
/of
- de van genoemde medewerkster verkregen informatie, te weten dat voornoemde persoon was aangehouden voor openstaande vonnissen, verstrekt aan een derde en
/of
- aan die derde de informatie verstrekt dat voornoemde persoon ook nog gehoord moest worden voor een valsheid in geschrifte zaak,
welke derde niet bevoegd was tot kennisneming van die informatie;
3.
hijop
of omstreeks21 april 2015 te Tilburg ( [adres 1] ),
althans
in Nederland, van (een
)voorwerp
(en), te weten een geldbedrag van
7.2euro,
althans enig
geldbedrag, de herkomst en/of vindplaats en/of de verplaatsing en/of de rechthebbende
heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of voornoemd geldbedragvoorhanden heeft gehad
en/of heeft verworven en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,terwijl hij wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat dit geldbedrag
geheel of gedeeltelijk,onmiddellijk of middellijk
,afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest en daarnaast de maximale taakstraf voor de duur van 240 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat alleen feit 2 bewezen kan worden. Dit feit, gepleegd uit behulpzaamheid, kan mede gelet op het tijdsverloop en de gevolgen die het reeds voor verdachte heeft gehad, worden afgedaan met een bewezenverklaring zonder oplegging van straf ex artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel een (deels voorwaardelijke) taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op twee momenten schuldig gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim en daarnaast aan het witwassen van een geldbedrag van 7200 euro.
De rechtbank tilt zwaar aan het schenden van het ambtsgeheim. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen niet integer gehandeld, maar ook misbruik gemaakt van zijn positie als politieagent. Een politieambtenaar heeft een bijzondere positie in de maatschappij en van hem wordt integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Verdachte heeft niet uit persoonlijke interesse of, zoals de verdediging stelt, uit bezorgdheid gehandeld. Uit het dossier blijkt immers dat de informatie beide keren terecht is gekomen bij mensen met criminele bedoelingen.
In het geval van feit 1 heeft zijn handelen zeer ernstige gevolgen gehad. De gelekte (adres)gegevens gebruikt om iemand “uit te roken”, om bedreigingen te uiten en toen dat blijkbaar geen resultaat had, vonden er op meerdere adressen ontploffingen plaats. Uit het dossier blijkt weliswaar niet dat verdachte wist waarvoor de door hem gelekte informatie gebruikt zou worden, maar hij heeft minstens het risico genomen dat de door hem verstrekte gegevens gebruikt zouden gaan worden voor criminele doeleinden.
In het geval van feit 2 heeft de verdachte de geheime informatie via een versleuteld programma onder een schuilnaam gedeeld met een derde, die ook een schuilnaam hanteert, terwijl gesproken wordt over het feit dat [naam 2] “in ieder geval niks bij had”. Dit duidt er eerder op dat de verdachte de informatie deelde met mensen met criminele bedoelingen, dan dat hij bezorgde ouders gerust wenste te stellen dat hun zoon geen ongeluk had gehad.
Bij het opleggen van een passende straf weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij ‘slechts’ de algemene systemen van de politie heeft geraadpleegd. Daarbij heeft verdachte reeds ernstige gevolgen ondervonden van zijn handelen, doordat hij oneervol is ontslagen bij de politie. Verdachte heeft inmiddels een nieuw bestaan opgebouwd als sportschoolhouder en als hij terug zou moeten voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dat deze ontwikkeling in de weg staan.
De rechtbank acht de houding van verdachte gedurende het vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting echter zeer kwalijk. Hij heeft gezwegen, gelogen en gedraaid in zijn verklaringen, geen enkele blijk gegeven van berouw, gedaan alsof zijn bedoelingen goed waren en laten merken dat hij het overtreden van de wet onder bepaalde omstandigheden de normaalste zaak van de wereld vindt. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Deze feiten, gepleegd onder deze omstandigheden, rechtvaardigen in de ogen van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Nu de redelijke termijn van artikel 8 EVRM echter met anderhalf jaar is overschreden, zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten en daarnaast de maximale taakstraf van 240 uur. De rechtbank ziet daarnaast wel de noodzaak om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 60 dagen om de ernst van de zaak te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag van 7200 euro is vatbaar voor verbeurdverklaring.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van 2000 euro aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33a, 33b, 57, 272 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:opzettelijke schending van een ambtsgeheim;
Feit 2:opzettelijke schending van een ambtsgeheim;
Feit 3:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 uur;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 7200 euro;
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 2000 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Vermariën, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 november 2018.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant afdeling VIK met nummer 2014-37, genummerd 1 t/m 534
2.Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] , pagina 29
3.Diverse geschriften, zijnde afbeeldingen van de envelop en de inhoud van de ontvangen envelop door [naam 3] , pagina 34 t/m 41
4.Proces-verbaal relaas rapport logonderzoek TGO 09.Ster, pagina 43-44.
5.Een geschrift, inhoudende een uitdraai van de bevraging op het dienstnummer van verdachte, pagina 58
6.Proces-verbaal relaas rapport logonderzoek TGO 09.Ster, pagina 45
7.Een geschrift, inhoudende een uitdraai van de bevraging op het dienstnummer van verdachte, pagina 58
8.Een geschrift, zijnde een de inhoud van de ontvangen envelop door [naam 3] , pagina 38
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 oktober 2018
10.Het proces-verbaal bevindingen telefoongesprek GMK, pagina 303-304
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 268
12.Het aanvullend proces-verbaal bevindingen e-mail berichten BlackBerry, pagina 66-72, los mapje in het dossier
13.Het aanvullend proces-verbaal bevindingen e-mail berichten BlackBerry, pagina 21 en 71, los mapje in het dossier
14.Een geschrift, inhoudende een uitdraai van de diensten van verdachte, pagina 305
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 25 oktober 2018
16.Een geschrift, inhoudende de vertaling van het proces-verbaal van het openbaar ministerie Provinciaal Parket van Malaga van het verhoor van [naam 2] d.d. 17 oktober 2016, pagina 5 van 5, los document in het dossier
17.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. [naam 2] , pagina 269
18.Een geschrift, inhoudende een excelbestand met de verkeersgegevens van de BlackBerry gedurende 17 t/m 20 april 2015, pagina 310
19.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. [naam 2] , pagina 271-272
20.Het proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking woning, pagina 212-213
21.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 524
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 470
23.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 432-433