ECLI:NL:RBZWB:2018:6635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
12-996250-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. Breeman
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en oplichting van beleggers door verdachte met een niet-bestaand financieel product

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2018 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte heeft 43 deelnemers bewogen om in totaal meer dan 1 miljoen euro in te leggen in een niet-bestaand financieel product, genaamd TI NOTES, en heeft zich dit geld toegeëigend. De rechtbank heeft het beroep op het ne bis in idem-beginsel afgewezen, omdat de Belgische veroordeling betrekking had op andere feiten. De rechtbank heeft de Belgische veroordeling wel in strafverminderende zin betrokken, evenals de overschrijding van de redelijke termijn van vervolging met drie jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet verjaard en zijn vrijwel allemaal toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van 5 jaar van het recht om beleggings- of andere financiële producten aan te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste documenten en dat hij met opzet beleggers heeft misleid. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die in totaal 1.210.425,90 euro bedraagt, plus proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/996250-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
overigens niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Rogaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 februari 2010 tot en met 29 juli 2011 te Tholen en/of Sint Philipsland, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) als ware het echt en onvervalst, te weten
(een) e-mailbericht(en) (D-046, D-048, D-049, D-49a, D050, D-52, D-052a en/of D-053) en/of een document Processing Passport Content (D-002e) en/of een of meer transactieoverzichten van ING bank met bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] (D-007),
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid en dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
a. a) een e-mail (D-046), gedateerd 25 juni 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , waarin was gevoegd een e-mail met als afzender " [naam 4] " en waarin een korte berekening met betrekking tot activa en enige vragen over een hypotheekportefeuille en inventaris waren opgenomen, terwijl deze e-mail niet afkomstig was van deze [naam 5] ; en/of
b) een e-mail (D-048), gedateerd 30 juni 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , waarin was gevoegd een e-mail met als afzender " [naam 4] en waarin door [naam 5] aan verdachte wordt gemeld dat hij contact zou hebben gehad met [naam 6] te Rotterdam en voorts enkele relevante vragen en opmerkingen maakt die zien op de overname door verdachte van het [naam 2] ,
terwijl deze e-mail niet afkomstig was van deze [naam 5] ; en/of
c) een e-mail (D-049, D-049a), gedateerd 2 juli 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , waarbij was gevoegd een bijlage die volgens verdachte afkomstig was van zijn accountant, terwijl deze bijlage niet van een accountant afkomstig bleek te zijn; en/of
d) een e-mail (D-050), gedateerd 6 juli 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , waarbij een e-mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] , waarin [naam 7] zou hebben gereageerd op vragen van verdachte, terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en/of
e) een e-mail (D-052, D-052a), gedateerd 13 juli 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , waarin een mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] , waarbij gevoegd is een overeenkomst en wordt aangegeven dat deze overeenkomst is gecontroleerd door [naam 6] , terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en/of
f) een e-mail (D-053), gedateerd 18 oktober 2010, heeft gestuurd aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , gestuurd waarin wordt verwezen naar een in die mail gevoegde mail van [naam 7] van [naam 6] , terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en/of
g) een document Processing Passport Content (D-002e) aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , ter beschikking heeft gesteld waaruit bleek dat [naam 8] een vergunning had van de Financial Service Authority Engeland, terwijl aan [naam 8] geen vergunning door de Financial Service Authority was verleend in Engeland; en/of
h) (een) transactieoverzicht(en) van de ING bank met bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] (D-007) aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , heeft toegezonden, waaruit bleek dat de ontvangen betalingen van [naam 9] en/of [naam 10] en/of [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] waren overgeboekt naar [naam 8] , terwijl deze overboekingen nooit hebben plaatsgevonden,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren om als ware het echt en onvervalst te gebruiken;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juli 2010 tot en met 29 juli 2011, althans in de jaren 2010 en 2011, in Tholen en/of Sint Philipsland, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal,
(telkens) met behulp van het [naam 2] , althans een of meer medewerkers van voornoemd financieel adviesbureau, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of valse hoedanigheid en/of door (een) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de hierna genoemde personen en/of een of meer (andere) personen (belegger(s) en/of spaarder(s)) (AH-14a) één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een of meer geldbedrag(en), van in totaal EURO 1.057.645 (AH-014a), althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig goed, te weten onder meer:
- [naam 13] (G08-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 40.000,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 14] (G10-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 30.450,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 15] (G09-01) en/of [naam 16] tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 10.150,-, althans enig geldbedrag, en/of
- [naam 17] (G06-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 50.750,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 18] (G12-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 25.375,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 19] (G05-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 10.150,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 20] (G04-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 50.750,-, althans enig geldbedrag; en/of
- [naam 21] (07-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 35.525,-, althans enig geldbedrag;
immers heeft hij, verdachte, (met behulp van [naam 2] , althans een of meer medewerkers van dat Financieel adviesbureau) (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan, bovengenoemde perso(o)n(en) en/of een of meer (andere) personen een financieel product en/of een spaarproduct aangeboden (door [naam 8] ( [naam 8] onder de naam TI NOTES 5 of TI NOTES 5 KAP) en daarbij (telkens) voorgehouden en/of doen (laten) voorhouden en/of voorgewend en/of doen (laten) voorwenden en/of afgesproken en/of doen (laten) afspreken dat
- de inleg besteed zou worden voor de aanschaf van een financieel product, van [naam 8] , te weten TI NOTES 5 of TI NOTES 5 KAP; en/of
- [naam 8] een leidende internationale financiële groep is die actief is in verzekeringen, beleggingen en investeringen; en/of
- [naam 8] gecontroleerd wordt door en/of onder toezicht staat van de Financial Service Authority in Engeland; en/of
- [naam 22] een garantie heeft afgegeven en/of [naam 22] zich als borg heeft gesteld; en/of
- het financiële product een achtergestelde lening/obligatie met een gegarandeerde vaste rente en kapitaalgarantie betreft; en/of
- de belegger/spaarder, afhankelijk van het al dan niet kapitaliseren van de rente, kan genieten van een gegarandeerd rendement van 4,3% of 4,7% jaarlijks; en/of
- het Engelse depositogarantiestelsel op dit financiële product van toepassing is; en/of
- het ingelegde geld na het verstrijken van de looptijd van de investering gegarandeerd zou worden terugbetaald;
waardoor bovengenoemd(e) perso(o)n(en) en/of een of meer (andere) personen, (telkens) werd(en) bewogen tot (girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), althans enig goed.
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard, te weten het onderdeel van feit 2 dat niet specifiek beschrijft ten aanzien van wie de verweten oplichtingshandelingen zijn verricht, maar enkel verwijst naar een dossierstuk. Verdachte wordt immers na de wijziging tenlastelegging verweten dat hij “de hierna genoemde personen en/of een of meer personen” …. (AH-014a) heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen van (kortweg) in totaal EURO 1.057.645 (AH-014a) …., te weten onder meer: ….” Na dit deel omschrijft de tenlastelegging specifiek acht met name genoemde personen met de betreffende geldbedragen. Laatstgenoemd specifieke gedeelte is een voldoende omschrijving en daarmee voldoet de tenlastelegging in dat deel aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. Dit geldt volgens de raadsman niet voor het algemene deel van de tenlastelegging, aangezien daarin wordt terugverwezen naar een onvoldoende specifieke omschrijving, te weten een dossierstuk dat bovendien niet volledig is voor wat betreft de terugboekingen. Aldus kan verdachte zich onvoldoende verweren, omdat hij niet weet ten aanzien van welke slachtoffers hem een verwijt wordt gemaakt.
De rechtbank acht de omschrijving van feit 2 voldoende specifiek en duidelijk, nu wordt verwezen naar een duidelijk overzicht opgenomen in dossierstuk AH-014A. In dit stuk staan 43 beleggers met naam en toenaam genoemd, evenals het door hen ingelegde bedrag in het financiële product. Dit in combinatie met het in feit 2 genoemde totaalbedrag waarvoor deze slachtoffers zouden zijn opgelicht (dat ook in dit overzicht voorkomt) én de omschrijving “en/of andere personen”, maakt dat voor verdachte voldoende duidelijk was ten aanzien van welke slachtoffers hem een verwijt werd gemaakt. Of de in AH-014A vermelde terugboekingen volledig zijn is niet relevant voor de begrijpelijkheid van de tenlastelegging. Die hebben immers plaatsgevonden na de ten laste gelegde oplichting en raken dus de tenlastelegging niet. De dagvaarding is derhalve geldig. Het verweer wordt verworpen.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging doet een beroep op het ne bis in idem-beginsel, vanwege de Belgische strafzaak waarin op 22 maart 2016 een arrest is gewezen door het Hof van Beroep te Gent. Verdachte is reeds door een Belgische rechter veroordeeld voor feiten die voortvloeien uit hetzelfde materiële feitencomplex, vermeerderd met de extra strafbare feiten die verdachte in België had gepleegd. De ten laste gelegde feiten en delictsomschrijvingen in België zijn weliswaar niet gelijkluidend aan die in Nederland. nu verdachte in België werd vervolgd voor witwassen en valsheid in geschrift, terwijl hij hier terecht staat voor oplichting en eveneens voor valsheid in geschrift maar van andere documenten dan aan de Belgische rechter werden voorgelegd, maar de vervolging vloeit voort uit (in essentie) dezelfde feiten, althans uit feiten die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De verdediging bepleit dat de rechtbank ten aanzien van het ne bis in idem-beginsel dient uit te gaan van de materiële leer, zoals het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uiteengezet in de arresten Van Esbroeck (HvJ 9 maart 2006, NJ 2006, 488) en Van Straaten (HvJ 28 september 2009, NJ 2010, 56). Dit betreft de uitleg van artikel 54 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO), welk artikel in deze zaak de primaire rechtsbron is. Hoewel de Hoge Raad in haar standaardarrest van 1 februari 2011 (NJ 2011, 394) stelt dat zij in overeenstemming met de internationale interpretatie artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) uitlegt, ziet de verdediging dat hierover kan worden getwist.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij stelt allereerst vast dat de feiten waarvoor verdachte zich bij deze (Nederlandse) rechtbank moet verantwoorden twee fases behelzen. Een voorfase, bestaande uit e-mailberichten en andere documenten die hij zou hebben vervalst teneinde de firma [naam 2] (hierna [naam 2] ) over te halen om mee te werken, en daarna de fase waarin de door [naam 2] aangebrachte spaarders zouden zijn opgelicht. De eindfase daarvan volgde in België, doordat verdachte stukken vervalste en daarvan gebruikmaakte om zijn oplichtingspraktijken af te dekken tegenover de Belgische autoriteiten. De feiten waarvoor verdachte zich voor de Belgische rechter moest verantwoorden waren daarmee grotendeels een vervolg op de nu ten laste gelegde valsheid in geschrift en oplichting die in Nederland had plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in België niet is vervolgd voor de oplichting van Nederlandse spaarders. Alleen een gedeelte van voornoemde voorfase en de eindfase werden hem in België verweten als “Valsheid”, te vergelijken met het Nederlandse valsheid in geschrift, en deze bestond uit de in het arrest van het Hof van Beroep te Gent onder A.1 tot en met A.17 omschreven valselijk opgemaakte stukken en het onder B omschreven (met bedrieglijke opzet) gebruik maken daarvan. Het overgrote gedeelte van die stukken heeft geen rechtstreekse betrekking op de in de Nederlandse procedure ten laste gelegde oplichting van de Nederlandse spaarders. Sommige stukken, zoals de onder A.15 genoemde jaaropgaves, de transactie-overzichten (A.16) en de leveringsovereenkomst (A.17) waren opgesteld om het bureau [naam 2] te overtuigen en over te halen haar medewerking aan verdachte te verlenen en te blijven verlenen. Deze in de Belgische procedure ten laste gelegde feitelijkheden worden verdachte echter niet verweten in de Nederlandse procedure.
Uitzondering daarop is de onder A.13 omschreven prospectus van [naam 8] . Voor dit stuk moest verdachte zich in België verantwoorden voor het valselijk opmaken en gebruiken daarvan, terwijl hem in de Nederlandse procedure wordt verweten dat de ten laste gelegde oplichting zou zijn gepleegd (mede) met gebruikmaking van die prospectus. De rechtbank stelt echter vast dat het in Nederland ten laste gelegde strafbare feit oplichting een meeromvattend feit is dan de hem in België verweten strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier strikt genomen om twee verschillende feiten, gelet op zowel de juridische aard van de aan verdachte verweten feiten als het verschil van de omschreven gedragingen. Zij volgt de door de Hoge Raad uitgezette lijn in haar standaardarrest (ECLI:NL:PHR:2011:BM9102) en ziet geen reden om daarvan af te wijken. Dit mede nu de Hoge Raad wel degelijk motiveert te handelen in lijn met de Europese interpretatie van het ne bis in idem-beginsel en de door de verdediging gestelde uiteenlopende interpretatie van het ne bis in idem-beginsel nog onvoldoende uitgekristalliseerd lijkt te zijn.
De rechtbank acht de officier van justitie derhalve ontvankelijk in de vervolging.
De rechtbank zal, gelet op de wijze waarop in de strafmaatoverwegingen van de Belgische rechter het laakbare handelen van verdachte ten opzichte van gedupeerden is betrokken, zo zij toekomt aan het opleggen van een straf, in haar strafmaatoverwegingen rekening houden met de straf die aan verdachte voor de Belgische feiten is opgelegd.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring die verdachte bij de FIOD heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zij het dat de verdediging van mening is dat de rechtbank bij feit 1 onder g (het document Processing Passport Content (D-002e)) niet tot een bewezenverklaring kan komen. Hij wijst daarbij op het feit dat uit het document niet blijkt dat [naam 8] een vergunning had of pretendeerde te hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1 (valsheid in geschrift)
[naam 3] [1] heeft verklaard dat hij en zijn vennoot [naam 23] de eigenaren waren van het [naam 2] met vestigingen in Tholen en Sint Philipsland. In beide vestigingen was ook een kantoor van de Regiobank gevestigd. Begin 2010 kreeg hun kantoor, evenals alle Regiobanken in Zuid-West Nederland een e-mail van verdachte waarin deze meedeelde een kantoor van de Regiobank te willen overnemen. Later volgde een e‑mail van verdachte dat hij hun kantoor [naam 2] wilde overnemen, waarna de heren [naam 23] en [naam 3] op 2 maart 2010 een gesprek met hem hebben gehad. Zij kregen de jaarstukken te zien van het bedrijf van verdachte, [naam 1] en later een e-mailbericht van verdachte waarbij een e-mail was gevoegd van zijn accountant [naam 7] van kantoor [naam 6] uit Middelburg waaruit bleek dat [naam 1] een eigen vermogen had van ruim € 500.000,--.
Ook kregen zij van verdachte e-mails doorgestuurd van genoemde [naam 7] en van de Belgische accountant van verdachte, [naam 5] (rechtbank: in het dossier soms abusievelijk genoemd [naam 5] ) waaruit bleek dat verdachte eigenaar was van twee panden die hij als borg in de koopovereenkomst zou doen opnemen.
Uiteindelijk kwamen de heren [naam 23] en [naam 3] met verdachte overeen dat hij hun bedrijf [naam 2] zou overnemen. In de op 16 juli 2010 ondertekende leveringsovereenkomst kwamen zij overeen dat [naam 2] ter financiering van de overnamesom onder hun klanten een conversie van € 2.500.000,-- zou uitzetten in zogenaamde TI-Notes, een product van de [naam 8] , welk product volgens verdachte geborgd was door [naam 22] en het depositogarantiestelsel in Engeland. [naam 2] heeft een flyer opgemaakt en op het eiland Tholen verspreid. Het personeel van [naam 2] is vervolgens de klanten behulpzaam geweest bij de inschrijving tot deelneming aan het product van [naam 8] .
Er werd een opdracht buitenlandse overmaking vanuit Nederland overgemaakt naar [naam 1] , die vervolgens werd doorgeboekt naar Engeland. Deze overboeking hebben zij van verdachte ontvangen. Verdachte voegde dit bij het contract als bewijs dat hij het geld daadwerkelijk naar Engeland overmaakte.
Het dossier bevat onder meer de volgende geschriften.
- Het e-mailbericht [2] d.d. 25 juni 2010 gestuurd door verdachte aan [naam 3] , waar was bijgevoegd een e-mail met als afzender " [naam 4] ", waarin een korte berekening met betrekking tot activa en enkele vragen over hypotheekportefeuille en inventaris waren opgenomen.
- Het e-mailbericht [3] (D-048) d.d. 30 juni 2010, gestuurd door verdachte aan [naam 3] , waar was bijgevoegd een e-mail van " [naam 4] dat die [naam 5] aan verdachte meldde dat hij contact zou hebben gehad met [naam 6] te Rotterdam. [naam 5] maakt verder relevante vragen en opmerkingen met betrekking tot de overname door verdachte van het [naam 2] .
- Het e-mailbericht met bijlage [4] , zijnde het e-mailbericht gezonden door verdachte op 2 juli 2010 aan [naam 3] , waarbij was gevoegd een bijlage die volgens verdachte afkomstig was van zijn accountant.
- Het e-mailbericht met bijlage [5] , zijnde het op 6 juli 2010 door verdachte gestuurde bericht aan [naam 3] , waarbij een e-mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] , waarin [naam 7] zou hebben gereageerd op vragen van verdachte.
- Het e-mailbericht met bijlage [6] (D-052, D-052a), dat verdachte op 13 juli 2010 heeft gestuurd aan [naam 3] , waarin een e-mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] en waarbij gevoegd was een overeenkomst waarvan werd aangegeven dat deze is gecontroleerd door [naam 6] .
- Het e-mailbericht met bijlage [7] (D-053), gedateerd 18 oktober 2010, dat verdachte heeft gestuurd aan [naam 3] , waarin hij verwees naar een bij die e-mail gevoegde e-mail van [naam 7] van [naam 6] .
- De transactieoverzichten van de ING bank met bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] [8] , waaruit zou moeten blijken dat ontvangen betalingen van [naam 9] en [naam 10] en [naam 11] en [naam 12] en [naam 13] waren overgeboekt naar [naam 8] Engeland.
Verdachte [9] heeft verklaard over de e-mail D-046 dat hij deze heeft doorgezonden naar [naam 3] . Genoemde [naam 5] van [naam 4] uit Dendermonde was vroeger zijn boekhouder. Verdachte weet niet meer of deze mail vals is of echt, maar hij heeft in die periode wel wat mails valselijk opgemaakt.
Ten aanzien van de e-mail D-048 die hem werd voorgehouden verklaarde verdachte dat niet [naam 5] contact heeft opgenomen met [naam 6] , maar hijzelf. Hij denkt daarom dat deze e-mail vals is. Hij had deze doorgezonden naar [naam 3] .
Ten aanzien van de bijlage D-049 en D-049a heeft verdachte verklaard dat hij deze e-mail aan [naam 3] heeft verzonden met een bijlage die hij zelf had opgemaakt en niet zijn accountant.
De e-mail D-050 was volgens verdachte weer een van de valse e-mails die hij heeft opgemaakt, waarbij hij e-mailadres en dergelijke had geknipt en geplakt en er tekst aan heeft toegevoegd uit een e-mail die hij eerder van [naam 6] had ontvangen.
Ook de e-mail D-052 met de bijgesloten overeenkomst D-052a heeft hij valselijk opgemaakt. [naam 6] had die overeenkomst nooit gezien en zij hebben er dus nooit wat over gezegd, aldus verdachte.
De e-mail D-053 was volgens verdachte eveneens vals en het telefoongesprek waarnaar werd verwezen met [naam 7] had nooit plaatsgevonden.
De bankafschriften D-007 zijn eveneens vals, zo verklaarde verdachte.
[naam 5] [10] heeft verklaard dat verdachte een klant was bij het boekhoudkantoor [naam 4] te Dendermonde, waarvan hij een van de zaakvoerders is. De hem getoonde e-mailberichten van 25 en 30 juni 2010 zijn hem totaal onbekend en hij heeft met de opmaak daarvan niets te maken gehad. De daarin genoemde namen zeggen hem niets en hij heeft nooit contact met [naam 6] gehad. Bovendien is het e-mailadres onjuist.
[naam 7] [11] heeft verklaard dat hij e-mailcontact heeft gehad met verdachte met betrekking tot een te maken afspraak. Hij heeft nooit inhoudelijke e-mails naar verdachte gestuurd. Het aan hem getoonde e-mailbericht D-050 heeft hij nooit verstuurd en het product waarover wordt gesproken kent hij niet. De bijlage bij e-mail D-052, de overeenkomst (D-052a), ziet [naam 7] nu voor het eerst en heeft hij niet verzonden.
feit 2 (oplichting)
[naam 23] [12] heeft verklaard dat hij samen met [naam 3] is ingegaan op het voorstel van verdachte om hun bedrijf [naam 2] , met vestigingen in Tholen en Sint Philipsland, over te nemen. Verdachte toonde hen de balans van zijn bedrijf [naam 1] waaruit bleek dat verdachte een eigen vermogen had van 5 ton. In eerste instantie zou verdachte de koopsom gewoon betalen, maar later kwam hij met het voorstel om obligaties van het product [naam 8] onder de klanten van [naam 2] uit te gaan zetten en daarmee de overname te bekostigen. Verdachte overhandigde een brochure van [naam 8] welke er zeer vertrouwd uit zag en deelde mee dat er een garantie was van [naam 22] , het depositogarantiestelsel in Engeland en een aantrekkelijke, gegarandeerde rente van 4,3% of 4,7%.
[naam 2] maakte de inzetten van klanten over aan [naam 1] in België en verdachte verstuurde vervolgens bankafschriften dat [naam 1] die inlegbedragen had overgemaakt naar [naam 8] in Engeland.
[naam 3] [13] heeft verklaard dat hij met [naam 23] op 2 maart 2010 (abusievelijk vermeld als 2012) op hun kantoor te Tholen een gesprek heeft gehad met verdachte over de overname van hun bedrijf [naam 2] door hem. Verdachte toonde de jaarstukken van zijn bedrijf waaruit een eigen vermogen bleek van 5 ton en dit werd bevestigd door zijn accountant. Later stuurde verdachte e-mailberichten van accountant [naam 7] van [naam 6] in Middelburg. Uiteindelijk hebben [naam 23] en [naam 3] een koopovereenkomst getekend met betrekking tot de overname door verdachte van [naam 2] . Daarbij stelde verdachte als borg de eigendom van twee panden in België, welke eigendom bleek uit e-mails van de Belgische accountant [naam 5] en van die [naam 7] .
Ter financiering van de overnamesom zou een conversie dienen van 2,5 miljoen euro in de TI-Notes van [naam 8] . Verdachte toonde hem stukken waaruit bleek dat dit product geborgd was door [naam 22] en het depositogarantiestelsel in Engeland. [naam 3] had nog naar het telefoonnummer van de [naam 8] in Engeland gebeld om te controleren of dit bedrijf wel bestond en de telefoon werd opgenomen en hij kreeg dan antwoord op zijn vragen over het product.
Verdachte leverde een brochure aan van [naam 8] en had de tekst naar de wensen van [naam 3] aangepast. De uiteindelijke brochure werd aan beleggers verstrekt.
Over het hele eiland Tholen zijn voorts flyers van dit product verspreid en klanten kwamen aan de balie van [naam 2] overeenkomsten afsluiten om geld in het [naam 8] -product in te leggen. Het product was zo gunstig door de garantie, de borgstelling en het rendement van 4,3 of 4,7 procent.
[naam 3] heeft zelf ook geïnvesteerd in het product.
[naam 13] [14] heeft verklaard dat hij op 11 augustus 2010 bij de Regiobank aan de Botermarkt te Tholen heeft ingetekend op het product [naam 8] . Uit de “opdracht tot eenmalige spoedoverboeking buitenland” van de SNS Regiobank [15] maakt de rechtbank op dat [naam 3] op 11 augustus 2010 een bedrag van € 40.000,-- over heeft doen maken naar [naam 1] .
[naam 14] [16] heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een ontvangen flyer en posters bij de SNS-bank te Tholen op dat kantoor € 30.000,-- heeft ingelegd, waarna op 4 januari 2011 van zijn rekening € 30.450,-- is afgeschreven naar [naam 2] ten behoeve van [naam 8] .
[naam 15] [17] heeft verklaard dat hij een flyer van [naam 8] in de bus kreeg en vervolgens bij de Regiobank te Sint Philipsland € 5.000,-- heeft ingelegd met € 75,-- instapkosten omdat hij een rente zou krijgen van 4,7%. Het geld is overgemaakt naar [naam 1] . In het verzoek tot aangifte [18] van [naam 15] en [naam 16] verklaren zij dat ook mevrouw [naam 16] € 5.000,-- had ingelegd op [naam 8] met € 75,-- instapkosten.
[naam 17] [19] heeft verklaard dat zij in het pand van de Regiobank/ [naam 2] te Tholen een poster zag met een deposito van 4,7%. Zij sprak daarover met [naam 24] aan de balie en zei duidelijk dat ze niet geïnteresseerd was in een belegging. Op 27 januari 2011 heeft ze een contract getekend voor € 50.000,-- met een instap van € 750,-- en is haar inleg naar [naam 1] gegaan.
[naam 18] [20] heeft verklaard dat zijn vrouw begin 2011 informatie had ingewonnen bij de Regiobank in Sint Philipsland en zij vervolgens hebben besloten in te leggen bij [naam 8] . Hij heeft € 25.000,-- overgemaakt en € 375,-- instapkosten betaald.
[naam 25] heeft namens (en in bijzijn van) [naam 19] [21] verklaard dat na een gesprek met [naam 24] aan de balie van de Regiobank € 10.000,-- is ingelegd bij de [naam 8] .
Alhoewel hierover niet wordt verklaard gaat de rechtbank ervan uit dat de 1,5 % instapkosten ad € 150,-- ook bij deze transactie is berekend.
[naam 20] [22] heeft verklaard dat hij op 1 april 2010 op het kantoor van [naam 2] heeft ingetekend bij de [naam 8] voor € 50.000,--. Ingevolge de opdracht tot eenmalige overboeking [23] bedroegen de instapkosten € 750,--.
[naam 21] [24] heeft verklaard dat hij met zijn vrouw naar aanleiding van een flyer van [naam 8] naar de Regiobank te Tholen was gegaan. Hij heeft € 35.000,-- ingelegd en de kosten bedroegen € 525,--.
Verdachte [25] heeft verklaard dat hij het kantoor [naam 2] wilde overnemen, het idee van [naam 8] had verzonnen en een Engelse entiteit, [naam 8] , heeft laten oprichten. Verdachte wilde obligaties gaan uitgeven van [naam 8] en had bij Barclays een bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] op naam van [naam 8] geopend waarvan hij de enige gemachtigde was. Omdat hij geen geld had, heeft verdachte een niet bestaand beleggingsproduct, een obligatielening, in het leven geroepen. Deze obligatielening heette TI Notes en was een achtergestelde lening/obligatie voor een periode van 5 jaar tegen een gegarandeerde rente van 4,3 (rente per jaar) of 4,7% (rente na 5 jaar). Om vertrouwen te winnen had verdachte opgenomen dat [naam 8] een leidende financiële groep was en onder toezicht zou staan van de FSA in Engeland. In de brochure van [naam 8] had hij opgenomen dat er garanties werden geboden door [naam 22] en hij heeft de heren [naam 23] en [naam 3] gezegd dat er een borgstelling van [naam 22] was, maar dat was niet waar. [naam 2] , die overigens niet wisten dat het een vals product was, hebben deze producten aan beleggers verkocht. De overname-overeenkomst met [naam 2] werd ondertekend in juli 2010 en al in augustus 2010 kwamen de eerste gelden van inleggers binnen. Al het inleggeld kwam op de Barclaysrekening binnen en verdachte heeft als enige dat geld gebruikt. Uiteindelijk heeft verdachte via [naam 2] ruim een miljoen euro bij de beleggers opgehaald.
Verbalisant [naam 26] [26] heeft gerelateerd dat het product door [naam 8] ( [naam 8] werd aangeboden onder de naam TI NOTES 5 of TI NOTES 5 KAP.
[naam 26] heeft in een apart bestand [27] berekend dat de beleggers in totaal € 1.057.645,-- hebben afgegeven. In dat document zijn alle namen vermeld van de personen die geld hebben ingelegd en het door hen ingelegde bedrag, inclusief de instapkosten.
4.4
De vrijspraak
De rechtbank stelt ten aanzien van het bij feit 1 onder g omschreven document (Processing Passport Content (D-002e)) vast dat daarin de indruk wordt gewekt dat [naam 8] geregistreerd stond bij de Financial Service Authority te Engeland, hetgeen een bepaald vertrouwen zal hebben opgewekt. Niet kan echter worden vastgesteld dat uit de inhoud van dat document bleek dat er inderdaad sprake was van een door die autoriteit verleende vergunning. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Hijop
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 11 februari 2010 tot en met 29 juli 2011 te Tholen
en/of Sint Philipsland,
althans in Nederland,(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(een) vals(e) ofvervalste geschriften als ware
hetdezeecht en onvervalst, te weten
(een)e-mailberichten (D-046, D-048, D-049, D-49a, D050, D-52, D-052a en
/ofD-053)
en/of een document Processing Passport Content (D-002e)en
/of een of meertransactieoverzichten van ING bank met bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] (D-007),
zijnde (telkens) een geschrift
(en)dat
/diebestemd was
/warenom tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid en dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte,
a. a) een e-mail (D-046), gedateerd 25 juni 2010, heeft gestuurd aan
[naam 2] , althans aan[naam 3] , waarin was gevoegd een e-mail met als afzender " [naam 4] en waarin een korte berekening met betrekking tot activa en enige vragen over een hypotheekportefeuille en inventaris waren opgenomen, terwijl deze e-mail niet afkomstig was van deze [naam 5] ; en
/of
b) een e-mail (D-048), gedateerd 30 juni 2010, heeft gestuurd
aan [naam 2] , althansaan [naam 3] , waarin was gevoegd een e-mail met als afzender " [naam 4] " en waarin door [naam 5] aan verdachte wordt gemeld dat hij contact zou hebben gehad met [naam 6] te Rotterdam en voorts enkele relevante vragen en opmerkingen maakt die zien op de overname door verdachte van het [naam 2] , terwijl deze e-mail niet afkomstig was van deze [naam 5] ; en
/of
c) een e-mail (D-049, D-049a), gedateerd 2 juli 2010, heeft gestuurd aan
[naam 2] , althans aan[naam 3] , waarbij was gevoegd een bijlage die volgens verdachte afkomstig was van zijn accountant, terwijl deze bijlage niet van een accountant afkomstig bleek te zijn; en
/of
d) een e-mail (D-050), gedateerd 6 juli 2010, heeft gestuurd aan
[naam 2] , althans aan[naam 3] , waarbij een e-mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] , waarin [naam 7] zou hebben gereageerd op vragen van verdachte, terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en
/of
e) een e-mail (D-052, D-052a), gedateerd 13 juli 2010, heeft gestuurd aan
[naam 2] , althans aan[naam 3] , waarin een mail was gevoegd van [naam 7] van [naam 6] , waarbij gevoegd is een overeenkomst en wordt aangegeven dat deze overeenkomst is gecontroleerd door [naam 6] , terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en
/of
f) een e-mail (D-053), gedateerd 18 oktober 2010, heeft gestuurd aan
[naam 2] , althans aan[naam 3] , gestuurd waarin wordt verwezen naar een in die mail gevoegde mail van [naam 7] van [naam 6] , terwijl deze mail niet afkomstig was van voornoemde [naam 7] ; en
/of
g) een document Processing Passport Content (D-002e) aan [naam 2] , althans aan [naam 3] , ter beschikking heeft gesteld waaruit bleek dat [naam 8] een vergunning had van de Financial Service Authority Engeland, terwijl aan [naam 8] geen vergunning door de Financial Service Authority was verleend in Engeland; en/of
h)
(een)transactieoverzichten van de ING bank met bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [naam 1] (D-007) aan [naam 2]
, althans aan [naam 3] ,heeft toegezonden, waaruit bleek dat de ontvangen betalingen van [naam 9] en
/of[naam 10] en
/of[naam 11] en
/of[naam 12] en
/of[naam 13] waren overgeboekt naar [naam 8] , terwijl deze overboekingen nooit hebben plaatsgevonden,
terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat
dat/die geschriften bestemd
was/waren om als ware
hetdezeecht en onvervalst te gebruiken;
2.
Hijop
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 9 juli 2010 tot en met 29 juli 2011
, althans in de jaren 2010 en 2011,in Tholen
en/of Sint Philipsland,
althans in Nederland,meermalen
althans eenmaal,
telkens met behulp van het [naam 2] ,
althans een of meer medewerkers van voornoemd financieel adviesbureau, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een
valse naam en/ofvalse hoedanigheid en
/of door (een) listige kunstgre(e)pen en/of dooreen samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de hierna genoemde personen en
/of een ofmeer andere personen
(belegger(s) en/of spaarders)(AH-14a)
één of meermalenheeft
/hebbenbewogen tot de (girale) afgifte van een of meer geldbedrag(en), van in totaal EURO 1.057.645 (AH-014a),
althans een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig goed,te weten onder meer:
- [naam 13] (G08-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 40.000,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 14] (G10-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 30.450,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 15] (G09-01) en/of [naam 16] tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 10.150,-
althans enig geldbedrag, en
/of
- [naam 17] (G06-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 50.750,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 18] (G12-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 25.375,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 19] (G05-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 10.150,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 20] (G04-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 50.750,-
althans enig geldbedrag; en
/of
- [naam 21] (07-01) tot afgifte van een (totaal)bedrag van euro 35.525,-
althans enig geldbedrag;
immers heeft hij, verdachte, (met behulp van [naam 2]
althans een of meer medewerkers van dat Financieel adviesbureau) (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijken/of in strijd met de waarheid aan, bovengenoemde perso
(o)nen en
/of een of meerandere personen een financieel product
en/of een spaarproductaangeboden (door [naam 8] ( [naam 8] .) onder de naam TI NOTES 5 of TI NOTES 5 KAP) en daarbij
(telkens) voorgehouden en/ofdoen laten voorhouden
en/of voorgewend en/of doen laten voorwenden
en/of afgesproken en/of doen laten afspreken dat
- de inleg besteed zou worden voor de aanschaf van een financieel product, van [naam 8] , te weten TI NOTES 5 of TI NOTES 5 KAP; en/of
- [naam 8] een leidende internationale financiële groep is die actief is in verzekeringen, beleggingen en investeringen; en/of
- [naam 8] gecontroleerd wordt door en
/ofonder toezicht staat van de Financial Service Authority in Engeland; en/of
- [naam 22] een garantie heeft afgegeven
en/of [naam 22] zich als borg heeft gesteld; en/of
- het financiële product een achtergestelde lening/obligatie met een gegarandeerde vaste rente en kapitaalgarantie betreft; en/of
- de
belegger/spaarder, afhankelijk van het al dan niet kapitaliseren van de rente, kan genieten van een gegarandeerd rendement van 4,3% of 4,7% jaarlijks; en/of
- het Engelse depositogarantiestelsel op dit financiële product van toepassing is; en/of
- het ingelegde geld na het verstrijken van de looptijd van de investering gegarandeerd zou worden terugbetaald;
waardoor bovengenoemde perso
(o)nen en
/of een of meerandere personen,
(telkens)werden bewogen tot (girale) afgifte van bovengenoemde geldbedragen
, althans enig goed.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring (cursief) verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast dient verdachte een verbod ex artikel 339 Sr. te worden opgelegd waarbij hem gedurende vijf jaren het recht wordt ontzegd om beleggingsproducten aan te bieden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er allereerst op gewezen dat er, anders dan de officier van justitie meent, geen sprake was van een vooropgezet plan. Daarnaast is de redelijke termijn van vervolging zeer fors overschreden, terwijl dit slechts voor een klein deel te wijten was aan verdachte. Er is sprake van een overschrijding met vier jaren, terwijl verdachte hooguit de vertraging kan worden verweten die ontstond na de vorige zitting.
Verder heeft verdachte zich in 2011 zelf gemeld bij de FIOD, maar werd niet serieus genomen. Ook is voor de hoogte van de straf van belang dat verdachte door het Hof van Beroep te Gent is veroordeeld voor feiten, waarbij de onderhavige feiten minstens een rol hebben gespeeld. Tot slot dient op grond van billijkheidsoverwegingen rekening te worden gehouden met de Belgische straf, nu verdachte door een Belgische rechter is veroordeeld en deze uitspraak niet onder de reikwijdte valt van het Nederlandse artikel 63 Sr.. Verdachte betaalt momenteel ook schadevergoeding aan Belgische slachtoffers.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op uiterst slinkse wijze en op grote schaal meerdere malen stukken vervalst en die vervalste stukken gebruikt om zich voor te kunnen doen als een “grote’ speler op de financiële markt en om zijn kredietwaardigheid aan te tonen. Hij zette een door hem zelf verzonnen product op de markt en deed dat op zodanige manier dat veel mensen hun vaak zuur verdiende spaarcenten aan hem toevertrouwden.
De obligaties die verdachte aanbood bleken echter niet meer dan gebakken lucht. Het kapitaal van in totaal ruim één miljoen euro dat eerlijke spaarders na vele jaren hard werken langzaam hadden opgebouwd werd door verdachte, nota bene aan extravagante uitgaven, binnen een jaar in feite verkwanseld.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel over de strafmaat ook de vraag met welke bedoeling verdachte [naam 2] heeft overgenomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een zoektocht is begonnen naar een assurantiekantoor dat hij kon overnemen door een algemene mail te sturen aan alle regiokantoren van de Regiobank. Blijkbaar zonder onderscheid te maken naar grootte, plaats of omzet. Blijkbaar was het feit dat het om een vestiging van de Regiobank ging, het belangrijkste. De reden daarvoor lijkt geen andere te zijn dan dat verdachte een kantoor nodig had met een klantenkring en een uitstraling die voldoende groot was om zijn product aan de man te brengen. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat het rechtstreeks aan de man brengen van zijn product door hemzelf te weinig zou opleveren.
Nadat er contact tot stand was gekomen met [naam 2] , is verdachte binnen een maand tijd, nog voordat er enig vooruitzicht bestond op overname van het kantoor, begonnen met de oprichting van [naam 8] , een vennootschap die naar het oordeel van de rechtbank niet nodig was in het kader van de overname van [naam 2] , maar blijkbaar alleen om wat verdachte voor ogen had te realiseren. In de maanden daarna, tot aan het sluiten van de overeenkomst met [naam 2] , heeft verdachte [naam 2] niet alleen bewogen tot verkoop van haar bedrijf, maar ook er toe bewogen om mee te werken aan het in de markt zetten van het door verdachte bedachte product. Dit gebeurde uitsluitend met valse stukken (de bij feit 1 genoemde bescheiden) en een verkeerde voorstelling van zaken (de presentatie van [naam 8] en van het in de markt te zetten product als betrouwbaar en solide). Deze stukken en voorstelling van zaken hadden tot doel, zoals verdachte bekent, om het vertrouwen van [naam 2] te winnen (en daarmee, zo neemt de rechtbank aan, ook van toekomstige investeerders). Verdachte wist, zoals hij ook heeft bekend, dat geen enkele belegger zou instappen om obligaties te kopen in een verzekeringskantoor zoals [naam 2] .
Daarnaast is van belang de wijze waarop verdachte met het geld van de investeerders is omgegaan. Het totale bedrag van iets meer dan 1 miljoen euro, dat sinds augustus 2010 van investeerders is verkregen, moet op het moment dat verdachte in augustus 2011 een gesprek had met [naam 2] , waarin hij aangaf dat alles niet was zoals het was en [naam 2] over zijn oplichting had ingelicht, volledig opgemaakt zijn. Was dat niet zo geweest, dan had verdachte, indien hij echt de spijt had die hij zei te hebben, een gedeelte kunnen terugstorten. Nu dat niet is gebeurd, kan de conclusie geen andere zijn dan dat verdachte in een jaar tijd een miljoen euro heeft opgemaakt.
Al deze feiten en omstandigheden tezamen leiden tot het oordeel dat de rechtbank geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat hij met goede intenties het kantoor van [naam 2] heeft willen overnemen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een vooropgezet plan van verdachte om, op de uiteindelijk gerealiseerde wijze, investeerders op te lichten met gebruikmaking van het kantoor [naam 2] als tussenpersoon en het vertrouwen dat dit kantoor bij klanten genoot.
De rechtbank acht het strafverzwarend dat verdachte met een tevoren bedacht plan te werk is gegaan. Nog strafverzwarender is het feit dat verdachte maar liefst 43 spaarders heeft doen overhalen om vaak hele hoge bedragen in zijn product te beleggen. Totaal werd meer dan een miljoen euro ingelegd.
Voor dergelijk ernstige delicten worden door de rechtbank in de regel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. De rechtbank knoopt aan bij de oriëntatiepunten van het LOVS en neemt als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee jaar onvoorwaardelijk.
Er is echter sprake van recidive, nu verdachte weliswaar in Nederland een blanco strafblad had, maar in België bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent van 25 juni 2008 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een forse gevangenisstraf (waarvan een deel voorwaardelijk). Rekening houdend met deze recidive zou dit naar het oordeel van de rechtbank vertaald dienen te worden in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2½ jaar.
De rechtbank stelt echter vast dat, hoewel dit in de Belgische procedure niet ten laste was gelegd, het Hof van Beroep te Gent in zijn arrest van 22 maart 2016 bij de bepaling van de hoogte van de straf de ernst van de (in Nederland gepleegde) oplichting zwaar heeft laten meewegen. In haar strafmaat houdt de rechtbank daar in strafverminderende zin rekening mee. Als verdachte zich voor alle feiten voor één rechter had moeten verantwoorden zou dit naar het oordeel van de rechtbank niet hebben geleid tot een gevangenisstraf van 2½ jaar bovenop de Belgische straf.
Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden onvoorwaardelijk in beginsel passend.
Voor de hoogte van de straf is vervolgens van belang dat de termijn, waarbinnen het proces van verdachte afgerond behoorde te zijn, is overschreden. Naar vaste jurisprudentie is die zogeheten redelijke termijn in de regel te stellen op maximaal twee jaar, vanaf het moment dat een verdachte er rekening mee moet houden dat tegen hem een strafvervolging zal worden ingesteld. Verdachte is in november 2012 voor de eerste keer over deze feiten verhoord. Dat zou betekenen dat de redelijke termijn van vervolging met vier jaren zou zijn overschreden. De zaak is echter naar de rechter-commissaris verwezen om op verzoek van verdachte een getuige te horen, hetgeen tot circa een half jaar vertraging heeft geleid. Bovendien was in deze zaak de zitting oorspronkelijk bepaald op 14 maart 2018, maar moest toen de behandeling worden aangehouden omdat verdachte verhinderd was. Deze vertraging is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank gaat daarom uit van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer drie jaar.
Vanwege deze forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een flink deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit is tevens bedoeld om een forse stok achter de deur te creëren teneinde verdachte ervan te weerhouden om in herhaling te vallen. De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast acht de rechtbank een waarborg van belang om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals op malafide beleggings- of andere financiële producten gaat toeleggen. Zij zal verdachte daarom een verbod opleggen ex artikel 339 Sr. waarbij hem voor vijf jaren het recht wordt ontzegd om dergelijke producten aan te bieden.

7.De benadeelde partijen

7.1
Benadeelde partijen
In totaal hebben zich 41 personen als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces met een vordering tot schadevergoeding op grond van de door verdachte gepleegde oplichting (feit 2) tot een totaalbedrag van € 1.210.425,90 plus proceskosten. Zie bijlage 1 voor een overzicht van deze vorderingen.
Dit betreft vorderingen van mensen die geld hebben ingelegd in de door verdachte bedachte “financiële producten”. Zij worden hierna “inleggers” genoemd.
[naam 17] heeft daarnaast verzocht om een vergoeding van € 50.000,- voor immateriële schade. Daarbij heeft zij aangevoerd dat zij met het geld dat zij door de oplichting kwijt is geraakt van plan was een huis in Suriname te kopen, om daar haar oude dag te kunnen doorbrengen in nabijheid van haar familie.
Daarnaast is door mr. Knoester namens beide vennoten van de vennootschap onder firma [naam 2] [naam 23] en [naam 3] , ter zitting een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 15.000,- per vennoot. Die vordering is gebaseerd, zo begrijpt de rechtbank, op feit 1.
7.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de vorderingen van de inleggers, met uitzondering van de misgelopen rente omdat dat geen daadwerkelijk geleden schade is. Voor dat deel van de vorderingen dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Wel dient de wettelijke rente te worden toegewezen, evenals de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [naam 23] en [naam 3] niet-ontvankelijk te verklaren omdat de onderbouwing daarvan niet helder is geworden.
7.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat het om een ingewikkelde juridische beoordeling gaat van civielrechtelijke oorsprong. Dit zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces. Daarbij is een aantal vragen opgeworpen met betrekking tot mogelijke verjaring. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering te beperken tot de personen die met naam worden genoemd in de tenlastelegging.
De vorderingen van [naam 23] en [naam 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze te complex zijn en daardoor een onevenredige belasting van het strafproces zouden opleveren. Bovendien is volgens de raadsman de vordering van [naam 23] niet-ontvankelijk omdat een machtiging ontbreekt.
7.4
Oordeel rechtbank
7.4.1
Ontvankelijkheid
Verjaring
De rechtbank stelt vast dat de raadsman in zijn pleidooi met betrekking tot de mogelijke verjaring van de vorderingen heel veel vragen heeft opgeworpen, maar dat feitelijk meer sprake is van het opwerpen van een rookgordijn dan van het innemen van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Anders dan de raadsman lijkt te suggereren, is er geen sprake van vorderingen in het kader van consumentenkoop, maar van vorderingen uit onrechtmatige daad, te weten een door verdachte gepleegd strafbaar feit. In artikel 3:310, lid 4, BW is bepaald dat in een dergelijk geval de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet verjaart zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen. Van verjaring van de ingediende vorderingen is dan ook geen sprake.
Inleggers in de tenlastelegging
Het verweer dat alleen de inleggers die met name worden genoemd in de tenlastelegging ontvankelijk zijn, wordt verworpen, aangezien de tenlastelegging ziet op alle inleggers. De rechtbank verwijst hier naar de overwegingen over de geldigheid van de dagvaarding onder 3.1.
Erven
Twee vorderingen van inleggers zijn ingediend door de erven van degene die het slachtoffer was van de oplichting, te weten de erven van [naam 27] en [naam 28] , de weduwe van [naam 29] . Echter, op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering kunnen de erven van een overleden slachtoffer zich niet als benadeelde partij voegen in een strafproces, omdat zij niet degene zijn die rechtstreeks schade hebben geleden. Dit betekent dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Dit geldt niet voor de erven van [naam 30] , omdat deze zich al voor het overlijden als benadeelde partij heeft gesteld. Deze benadeelde partij is wel ontvankelijk.
[naam 2]
Het verweer dat [naam 3] niet door [naam 23] schriftelijk gemachtigd is om namens [naam 23] de vordering in te (laten) dienen tot vergoeding van de schade die is geleden als vennoot van [naam 2] , wordt verworpen. Het betreft immers schade die is geleden in en door een vennootschap waarin [naam 23] en [naam 3] beiden vennoot waren en uit dien hoofde beiden gerechtigd zijn de geleden schade te vorderen. Bij een VOF is in beginsel ieder der vennoten bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. Dat [naam 3] een verdeling maakt tussen de schade die hij heeft geleden en de schade die [naam 23] heeft geleden en een deel op naam van [naam 23] indient, doet daaraan niet af en past bij de verdeling van de aanspraken van elk van hen in de VOF.
7.4.2
Schade
Inleggers
De inleggers hebben allen verzocht om vergoeding van het door hen ingelegde geld en (vrijwel allemaal) de zogenaamde instapkosten. De rechtbank is van oordeel dat deze beide schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde oplichting en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vorderingen zullen in zoverre dan ook worden toegewezen. Daarop worden de aan enkele inleggers door verdachte (terug)betaalde bedragen in mindering gebracht. Dit geldt voor [naam 10] , [naam 31] , [naam 32] , [naam 21] en [naam 33] .
Een groot aantal inleggers heeft daarnaast ook de rente gevorderd van 4,3% tot 4,7% die hen was beloofd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit echter geen schade die is geleden als gevolg van de oplichting, maar een vordering tot nakoming van een overeenkomst. Voor dat deel zullen de vorderingen dan ook worden afgewezen.
Immateriële schade
De vordering van [naam 17] wegens immateriële schade wordt afgewezen. De rechtbank begrijpt dat het verlies door de oplichting van maar liefst € 50.000,- grote gevolgen heeft gehad voor de toekomstplannen van mevrouw [naam 17] en daardoor ook een grote negatieve invloed heeft op haar welzijn. Maar een vergoeding voor immateriële schade (smartengeld) is in beginsel alleen mogelijk als sprake is van geestelijk letsel, waarvoor volgens de Hoge Raad in het algemeen noodzakelijk is dat sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld. Daarvan blijkt in dit geval niet uit de toelichting. Dat deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
[naam 23] en [naam 3]
Voor de rechtbank lijdt het geen twijfel dat de vennoten van de [naam 2] door het handelen van verdachte gedwongen zijn geweest hun bedrijf te beëindigen en onder meer de bank- en assurantieportefeuille te verkopen, waarbij zij daarvoor niet de normale marktprijs hebben ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezenverklaarde gebruik van valse geschriften en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De exacte omvang van die schade is niet eenvoudig vast te stellen, maar de rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de schade in ieder geval € 15.000,- per vennoot bedraagt. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen.
7.4.3
Proceskosten
Een flink aantal inleggers heeft kosten gemaakt voor rechtsbijstand door een advocaat of anderszins. De daarvoor geclaimde bedragen worden toegewezen.
Met betrekking tot de vordering van [naam 3] als inlegger wordt een vergoeding voor rechtsbijstand door zijn raadsman toegekend conform het liquidatietarief van € 400,- (2 punten à € 200,-).
Aan de benadeelde partijen [naam 23] en [naam 3] wordt inzake de vordering als vennoten een vergoeding voor rechtsbijstand door hun raadsman toegekend conform het liquidatietarief van € 800,- (2 punten à € 400,-) totaal.
7.4.4
Wettelijke rente
Aan de inleggers die daarom verzocht hebben, kent de rechtbank tevens de wettelijke rente toe over de toegekende vordering, met ingang van de datum waarop de bedragen zijn betaald.
Ook de aan [naam 23] en [naam 3] toegekende schadevergoeding als vennoten wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2014 (datum uitschrijving [naam 2] bij de Kamer van Koophandel).
7.4.5
Schadevergoedingsmaatregel
Bij alle toegekende vorderingen legt de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel op. Dat wil zeggen dat de toegekende schadevergoeding zal worden geïncasseerd door het CJIB en dat bij niet tijdige betaling als dwangmiddel hechtenis kan worden toegepast.
Daarbij wordt ook de wettelijke rente toegekend, ook in die gevallen waarin daar bij de vordering als benadeelde partij niet om is verzocht.
De toegekende vergoeding voor proceskosten is uitgezonderd van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 31, 36f, 225, 326 en 339 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;

Vrijspraak

-
spreekt verdachte vrijvan het bij feit 1 onder g) tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
meermalen gepleegd;
feit 2:Oplichting, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ontzegt verdachte op grond van artikel 339 van het Wetboek van Strafrecht
het rechtom gedurende
een periode van vijf jarenbeleggings- of andere financiële producten aan te bieden;
Benadeelde partijen
- verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering: de erven van [naam 27] en [naam 28]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna vermelde benadeelde partijen van de daarbij vermelde bedragen ter zake van materiële schade, voor zover hierna vermeld vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten die deze benadeelde partijen ter zake van rechtsbijstand hebben gemaakt tot de hierna vermelde bedragen;
- wijst de vorderingen van deze benadeelde partijen voor het overige af;
naam
schadevergoeding
proceskosten
wettelijke rente
met ingang van
[naam 34]
[naam 34]
€ 87.000,00
[naam 30]
(erven van)
€ 71.050,00
24 januari 2011
[naam 10]
[naam 10]
€ 40.750,00
€ 430,00
10 november 2010
[naam 17]
[naam 17]
€ 50.750,00
€ 430,00
27 januari 2011
[naam 35]
[naam 35]
€ 5.075,00
11 februari 2011
[naam 36]
[naam 36]
€ 40.200,00
€ 430,00
17 mei 2011
[naam 37]
[naam 37]
€ 50.750,00
€ 50,01
25 januari 2011
[naam 31]
[naam 31]
€ 25.188,25
€ 430,00
24 februari 2011
[naam 38]
[naam 38]
€ 10.150,00
26 juli 2011
[naam 3]
[naam 3]
€ 5.000,00
€ 400,00
21 januari 2011
[naam 13]
[naam 13]
€ 40.000,00
€ 430,00
11 augustus 2010
[naam 39]
[naam 39]
€ 30.450,00
€ 430,00
28 maart 2011
[naam 40]
[naam 40]
€ 40.600,00
€ 430,00
22 oktober 2010
[naam 41]
[naam 41]
€ 10.150,00
€ 430,00
7 december 2010
[naam 42]
[naam 42]
€ 5.075,00
28 februari 2011
[naam 43]
[naam 43]
€ 20.300,00
8 november 2010
J [naam 15]
[naam 15]
€ 10.150,00
8 maart 2011
[naam 12]
[naam 12]
€ 10.150,00
€ 430,00
28 september 2010
[naam 44]
&
[naam 45]
€ 5.075,00
€ 50,00
[naam 18]
[naam 18]
€ 25.375,00
€ 430,00
24 februari 2011
[naam 46]
&
[naam 47]
€ 15.000,00
30 juni 2011
[naam 48]
[naam 48]
€ 10.150,00
[naam 49]
[naam 49]
€ 5.085,00
8 maart 2011
[naam 50]
[naam 50]
€ 20.300,00
€ 430,00
16 februari 2011
[naam 51]
[naam 51]
€ 40.600,00
€ 430,00
18 november 2010
[naam 52]
[naam 52]
€ 35.000,00
€ 50,01
3 september 2010
[naam 53]
[naam 53]
€ 8.120,00
€ 430,00
25 januari 2011
[naam 54]
[naam 54]
€ 10.150,00
€ 430,00
25 januari 2011
[naam 32]
[naam 32]
€ 19.604,90
€ 430,00
11 maart 2011
[naam 21]
[naam 21]
€ 34.204,20
[naam 11]
[naam 11]
€ 10.150,00
€ 430,00
1 oktober 2010
[naam 33]
[naam 33]
€ 7.787,30
€ 615,18
[naam 55]
[naam 55]
€ 15.225,00
€ 430,00
14 maart 2011
[naam 56]
[naam 56]
€ 10.150,00
4 augustus 2010
[naam 20]
[naam 20]
€ 50.750,00
€ 430,00
1 april 2011
[naam 59]
[naam 59]
€ 10.150,00
€ 430,00
7 maart 2011
[naam 19]
[naam 19]
€ 10.150,00
€ 430,00
7 maart 2011
[naam 57]
&
[naam 58]
€ 55.825,00
€ 430,00
€ 5.075
24 september 2010
€ 50.750
28 januari 2011
[naam 14]
[naam 14]
€ 30.450,00
€ 480,00
4 januari 2011
[naam 23]
[naam 23]
€ 15.000,00
€ 400,00
1 februari 2014
[naam 3]
[naam 3]
€ 15.000,00
€ 400,00
1 februari 2014
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de hierna vermelde datum tot aan de dag der algehele voldoening en bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis
- bepaalt dat toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; (BP04A)
naam
schadevergoeding
wettelijke rente
met ingang van
aantal dagen hechtenis
[naam 34]
[naam 34]
€ 87.000,00
28 oktober 2010
30
[naam 30]
(erven van)
€ 71.050,00
24 januari 2011
25
[naam 10]
[naam 10]
€ 40.750,00
10 november 2010
14
[naam 17]
[naam 17]
€ 50.750,00
27 januari 2011
18
[naam 35]
[naam 35]
€ 5.075,00
11 februari 2011
2
[naam 36]
[naam 36]
€ 40.200,00
17 mei 2011
14
[naam 37]
[naam 37]
€ 50.750,00
25 januari 2011
18
[naam 31]
[naam 31]
€ 25.188,25
24 februari 2011
9
[naam 38]
[naam 38]
€ 10.150,00
26 juli 2011
4
[naam 3]
[naam 3]
€ 5.000,00
21 januari 2011
2
[naam 13]
[naam 13]
€ 40.000,00
11 augustus 2010
14
[naam 39]
[naam 39]
€ 30.450,00
28 maart 2011
11
[naam 40]
[naam 40]
€ 40.600,00
22 oktober 2010
14
[naam 41]
[naam 41]
€ 10.150,00
7 december 2010
4
[naam 42]
[naam 42]
€ 5.075,00
28 februari 2011
2
[naam 43]
[naam 43]
€ 20.300,00
8 november 2010
7
[naam 15]
[naam 15]
€ 10.150,00
8 maart 2011
4
[naam 12]
[naam 12]
€ 10.150,00
28 september 2010
4
[naam 44]
&
[naam 45]
€ 5.075,00
18 januari 2011
2
[naam 18]
[naam 18]
€ 25.375,00
24 februari 2011
9
[naam 46]
&
[naam 47]
€ 15.000,00
30 juni 2011
5
[naam 48]
[naam 48]
€ 10.150,00
6 december 2010
4
[naam 49]
[naam 49]
€ 5.085,00
8 maart 2011
2
[naam 50]
[naam 50]
€ 20.300,00
16 februari 2011
7
[naam 51]
[naam 51]
€ 40.600,00
18 november 2010
14
[naam 52]
[naam 52]
€ 35.000,00
3 september 2010
12
[naam 53]
[naam 53]
€ 8.120,00
25 januari 2011
3
[naam 54]
[naam 54]
€ 10.150,00
25 januari 2011
4
[naam 32]
[naam 32]
€ 19.604,90
11 maart 2011
7
[naam 21]
[naam 21]
€ 34.204,20
21 juni 2011
12
[naam 11]
[naam 11]
€ 10.150,00
1 oktober 2010
4
[naam 33]
[naam 33]
€ 7.787,30
24 januari 2011
3
[naam 55]
[naam 55]
€ 15.225,00
14 maart 2011
5
[naam 56]
[naam 56]
€ 10.150,00
4 augustus 2010
4
[naam 20]
[naam 20]
€ 50.750,00
1 april 2011
18
[naam 59]
[naam 59]
€ 10.150,00
7 maart 2011
4
[naam 19]
[naam 19]
€ 10.150,00
7 maart 2011
4
[naam 57]
[naam 57]
[naam 58]
€ 55.825,00
€ 5.075
24 september 2010
€ 50.750
28 januari 2011
20
[naam 14]
[naam 14]
€ 30.450,00
4 januari 2011
11
[naam 23]
[naam 23]
€ 15.000,00
1 februari 2014
5
[naam 3]
[naam 3]
€ 15.000,00
1 februari 2014
5
- bepaalt dat voor zover de schadevergoedingsmaatregel is voldaan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Breeman en mr. Zuijdweg, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 3 december 2018.
Bijlage 1
Vorderingen benadeelde partij inzake feit 2 (inleggers)
naam
vordering
proceskosten
wettelijke rente
[naam 34]
[naam 34]
€ 87.000,00
[naam 30]
(erven van)
€ 71.050,00
ja
[naam 10]
[naam 10]
€ 53.658,00
€ 430,00
ja
[naam 17]
[naam 17]
€ 63.658,00
€ 430,00
ja
[naam 35]
[naam 35]
€ 6.366,00
ja
[naam 36]
[naam 36]
€ 50.526,00
€ 430,00
ja
[naam 37]
[naam 37]
€ 50.750,00
€ 50,01
ja
[naam 27]
(erven van)
€ 36.900,00
€ 430,00
ja
[naam 31]
[naam 31]
€ 31.829,00
€ 430,00
ja
[naam 38]
[naam 38]
€ 12.500,00
ja
[naam 3]
[naam 3]
€ 5.000,00
ja
[naam 13]
[naam 13]
€ 50.326,00
€ 430,00
ja
[naam 39]
[naam 39]
€ 38.195,00
€ 430,00
ja
[naam 40]
[naam 40]
€ 50.926,00
€ 430,00
ja
[naam 41]
[naam 41]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 42]
[naam 42]
€ 6.150,00
ja
[naam 43]
[naam 43]
€ 25.300,00
ja
[naam 15]
[naam 15]
€ 10.150,00
ja
[naam 12]
[naam 12]
€ 12.300,00
€ 430,00
ja
[naam 44]
&
[naam 45]
€ 5.075,00
€ 50,00
[naam 18]
[naam 18]
€ 31.829,00
€ 430,00
ja
[naam 46]
&
[naam 47]
€ 18.872,29
ja
[naam 48]
[naam 48]
€ 10.187,00
[naam 49]
[naam 49]
€ 6.160,00
ja
[naam 50]
[naam 50]
€ 25.464,00
€ 430,00
ja
[naam 51]
[naam 51]
€ 50.926,00
€ 430,00
ja
[naam 52]
[naam 52]
€ 35.000,00
€ 50,01
ja
[naam 28]
[naam 28]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 53]
[naam 53]
€ 10.185,00
€ 430,00
ja
[naam 54]
[naam 54]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 32]
[naam 32]
€ 23.740,00
€ 430,00
ja
[naam 21]
[naam 21]
€ 41.729,80
[naam 11]
[naam 11]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 33]
[naam 33]
€ 10.111,18
€ 615,18
[naam 55]
[naam 55]
€ 19.147,00
€ 430,00
ja
[naam 56]
[naam 56]
€ 12.010,63
ja
[naam 20]
[naam 20]
€ 63.658,00
€ 430,00
ja
[naam 59]
[naam 59]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 19]
[naam 19]
€ 12.732,00
€ 430,00
ja
[naam 57]
&
[naam 58]
€ 69.160,00
€ 430,00
ja
[naam 14]
[naam 14]
€ 38.195,00
€ 480,00
ja

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 51472 van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Haarlem, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en bestaande uit vier ordners en een aanvullende ordner.
2.Het geschrift, zijnde een e-mailbericht, ordner 4, bijlage D-046.
3.Het geschrift, zijnde een e-mailbericht, ordner 4, bijlage D-048.
4.De geschriften, zijnde een e-mailbericht met bijlage, ordner 4, bijlagen D-049 en D-049a.
5.De geschriften, zijnde een e-mailbericht met bijlage, ordner 4, bijlage D-050.
6.De geschriften, zijnde een e-mailbericht met bijlage, ordner 4, bijlagen D-052 en D-052a.
7.De geschriften, zijnde een e-mailbericht met bijlage, ordner 4, bijlagen D-053.
8.De geschriften, zijnde transactieoverzichten, ordner 3, bijlage D-007.
9.De verklaring van verdachte d.d. 8 april 2015, ordner 2, bijlage V01-17.
10.De verklaring van [naam 5] d.d. 2 april 2014, ordner 2, bijlage G20-01.
11.De verklaring van [naam 7] d.d. 30 oktober 2013, ordner 2, bijlage G17-01.
12.De verklaring van [naam 23] d.d. 29 mei 2012, ordner 2, bijlage G01-01.
13.De verklaring van [naam 3] d.d. 28 mei 2012, ordner 2, bijlage G02-01.
14.De verklaring van [naam 13] d.d. 19 juni 2013, ordner 2, bijlage G08-01.
15.Het geschrift, zijnde een spoedoverboeking, ordner 3, bijlage D-021e.
16.De verklaring van [naam 14] d.d. 18 juni 2013, ordner 2, bijlage G10-01.
17.De verklaring van [naam 15] d.d. 18 juni 2013, ordner 2, bijlage G09-01.
18.Het geschrift, zijnde een verzoek tot aangifte van [naam 15] en [naam 16] , ordner 3, bijlage D-022
19.De verklaring van [naam 17] d.d. 18 juni 2013, ordner 2, bijlage G06-01.
20.De verklaring van [naam 18] d.d. 19 juni 2013, ordner 2, bijlage G12-01.
21.De verklaring van [naam 25] d.d. 18 juni 2013, ordner 2, bijlage G05-01.
22.De verklaring van [naam 20] d.d. 18 juni 2013, ordner 2, bijlage G04-01.
23.Het geschrift, zijnde een eenmalige overboeking, ordner 3, bijlage D-017d.
24.De verklaring van [naam 21] d.d. 19 juni 2013, ordner 2, bijlage G07-01.
25.De verklaring van verdachte, ordner 2, bijlage V01-01.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, ordner 1, bijlage AH-14.
27.Het geschrift, zijnde een Excel-bestand, ordner 1, AH-14a.