In deze zaak vordert eiseres, wonende te Breda, dat Stadhuisbreda B.V. wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 783,44, vermeerderd met rente en kosten, wegens onverschuldigde betaling van bemiddelingskosten. Eiseres heeft in 2014 bemiddelingskosten van € 635,25 betaald aan Stadhuisbreda 2005, een vennootschap die inmiddels is ontbonden. Eiseres stelt dat zij geen opdracht heeft gegeven aan Stadhuisbreda 2005 en dat de betaling onverschuldigd was. Daarnaast stelt zij dat Stadhuisbreda misbruik maakt van identiteitsverschil, aangezien de activiteiten van Stadhuisbreda nagenoeg identiek zijn aan die van Stadhuisbreda 2005, en dat de oprichting van Stadhuisbreda bedoeld was om terugvorderingen van bemiddelingskosten te ontlopen.
Stadhuisbreda betwist de vordering en stelt dat er geen overeenkomst met eiseres is gesloten en dat zij geen geldbedrag van eiseres heeft ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat eiseres in beginsel recht heeft op terugbetaling van de bemiddelingskosten, maar dat Stadhuisbreda 2005 niet meer bestaat. De rechter concludeert dat Stadhuisbreda onrechtmatig handelt door misbruik te maken van identiteitsverschil, en dat zij aansprakelijk is voor de schade die eiseres heeft geleden. De schadevergoeding wordt vastgesteld op het bedrag dat eiseres onterecht heeft betaald aan Stadhuisbreda 2005, te weten € 635,25, plus buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter veroordeelt Stadhuisbreda tot betaling van in totaal € 750,55 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.