Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. De belanghebbende, eigenaresse van een auto met Pools kenteken, had geen MRB betaald voor het gebruik van de auto op de openbare weg in Nederland. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op voor het tijdvak van 28 oktober 2012 tot en met 4 januari 2015, samen met een verzuimboete van gelijke hoogte. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat de auto niet ter beschikking stond in Nederland en dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag en de verzuimboete had opgelegd. De rechtbank verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de door de belanghebbende aangedragen gevallen niet als gelijke gevallen konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde de kostenveroordeling achterwege.