Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de zaak tegen de verdachte, die 18 jaar na de verkrachting van het slachtoffer werd aangehouden op basis van een DNA-match, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat het dossier diverse tegenstrijdigheden bevatte en dat het door de tijdsverloop deels verloren gegane dossier onvoldoende bewijs bood om de verdachte te veroordelen. De verdachte had een alternatief scenario geschetst waarin hij stelde dat hij op vrijwillige basis geslachtsgemeenschap had gehad met het slachtoffer, wat niet voldoende kon worden weerlegd door de aanklacht. De rechtbank constateerde dat het originele onderzoekdossier niet meer beschikbaar was, wat leidde tot een ernstig verzuim, maar niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als dader aan te merken, mede gezien de verklaringen van het slachtoffer en de kenmerken van de dader die niet overeenkwamen met die van de verdachte. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.