ECLI:NL:RBZWB:2019:1064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
15 maart 2019
Zaaknummer
02-800523-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Diepenhorst
  • mr. Fleskens
  • mr. Dekker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel na poging tot diefstal waarbij de toegang is verschaft door middel van inklimming

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2019, staat de verdachte terecht voor een poging tot diefstal. De feiten dateren van 1 september 2018, toen de verdachte in Breda probeerde een loodslab van een woning te stelen. Hij had zich toegang verschaft tot het dak door middel van inklimming met een ladder en had met een stanleymes het dakleer gesneden om de loodslab te verwijderen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft een omvangrijk strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De officier van justitie heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel gevorderd, waarbij bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd door de reclassering. De verdediging heeft echter betoogd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel te zwaar is, gezien de positieve ontwikkelingen bij de verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies en concludeert dat de verdachte voor het eerst gemotiveerd lijkt om zijn leven te veranderen. Ondanks zijn verleden, waarin hij vaak in detentie heeft verbleven, heeft hij nu stappen gezet richting hulpverlening.

De rechtbank legt de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren. Aan deze maatregel worden bijzondere voorwaarden gekoppeld, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft bij de beslissing rekening gehouden met de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de noodzaak om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, met de hoop dat hij zijn leven kan verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-800523-18
vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1] Breda
thans verblijvende te [adres 3] Breda
raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 februari 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Zondervan, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 01 september 2018 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om lood(slab), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met/via een ladder op het dak van een woning is
geklommen (vervolgens) met een stanleymes in elk geval een scherp voorwerp in het dakleer heeft gesneden en zodoende het loodslab heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 september 2018 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk het dak(leer) (van een woning aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting [1] en bij de politie; [2]
- de aangifte van [naam] . [3]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks01 september 2018 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
eenlood
(slab
),
in elk geval enig goed,diegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [naam] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengendoor middel van
braak, verbreking en/ofinklimming, met
/viaeen ladder op het dak van een woning is
geklommen
(vervolgens
)met een stanleymes
in elk geval een scherp voorwerpin het dakleer heeft gesneden
en zodoende heteenloodslab heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel), met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering). Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat aan alle vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan en dat niet anders dan met een forse stok achter de deur in de vorm van de ISD-maatregel kan worden volstaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat weliswaar aan de juridische vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan, maar dat de voorwaardelijke ISD-maatregel een te zware straf is gelet op de positieve ontwikkelingen bij verdachte. De verdediging heeft daarom verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen plus een voorwaardelijke gevangenisstraf van flinke duur met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Subsidiair heeft de verdediging ingestemd met de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel indien daaraan diezelfde voorwaarden worden gekoppeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 1 september 2018 geprobeerd een loodslab weg te nemen van het dak van een woning door in de nacht via een ladder op het dak van een woning te klimmen en hier met een mes de loodslab los te snijden. De rechtbank is van oordeel dat dit een vervelend feit is. Hoewel verdachte de diefstal niet heeft kunnen voltooien, is er wel schade ontstaan aan het dak van de woning van aangever.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een omvangrijk strafblad heeft en dat verdachte al vele malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 28 januari 2019, opgesteld door S. van der Made, reclasseringswerker bij Novadic-Kentron. In tegenstelling tot eerdere reclasseringsrapporten blijkt uit dit advies dat verdachte voor het eerst in jaren gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven. Van de Sande heeft beschreven dat verdachte open staat voor hulpverlening en dat hij zijn medewerking aan reclasseringscontacten heeft toegezegd. Vanuit [instelling] is een plan opgesteld en verdachte heeft hierin al belangrijke stappen gezet. Om die redenen heeft Van de Sande geadviseerd een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te koppelen: een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijk opvang.
De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Immers, de door verdachte begane poging tot diefstal waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is daarnaast in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen.
Daarnaast moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de risicoanalyse uit het reclasseringsadvies van 28 januari 2019 en de justitiële documentatie van verdachte. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het hem niet aanstaat hoe hij tot op heden heeft geleefd en dat hij zijn leven wil veranderen. Hij heeft gesteld zelf hulp te hebben gezocht bij Novadic-Kentron en geeft aan dat hij bereid is om zich te houden aan de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd.
Deskundige Van der Made heeft ter zitting bevestigd dat verdachte zelf hulp heeft gezocht en dat Novadic-Kentron niet vanuit justitie met het toezicht op verdachte is belast. Zij heeft verklaard dat zij van mening is dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte omvang met bijzondere voorwaarden aan verdachte onvoldoende motivatie zal geven om de gedragsverandering vol te houden. Zij heeft hierbij opgemerkt dat verdachte al regelmatig in detentie heeft verbleven.
Uit de justitiële documentatie, de rapporten van de reclassering en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat verdachte in het verleden veel problemen heeft gehad. Eerdere hulpverleningstrajecten zijn daarbij niet op gang gekomen terwijl die wel zijn opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien zijn verleden zou eigenlijk een onvoorwaardelijke ISD-maatregel in beeld komen. Echter, de rechtbank stelt met de reclassering vast dat verdachte voor het eerst van zijn leven gemotiveerd lijkt te zijn om zijn leven te veranderen. De omslag in de houding en het gedrag van verdachte zijn wel nog maar pril. De rechtbank sluit niet uit dat deze prille omslag mogelijk mede is ingegeven door de dreiging van de ISD-maatregel. De rechtbank zal gezien de omslag in de houding van verdachte niet overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel maar zal deze maatregel, conform het advies van de reclassering, voorwaardelijk opleggen. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf, ook al zou die van enige duur zijn, onvoldoende is. Zij acht een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk.
De rechtbank zal op grond van hetgeen hiervoor overwogen is aan verdachte een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen maar dan geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan deze voorwaardelijke ISD-maatregel worden naast de algemene voorwaarden ook de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Novadic-Kentron gekoppeld, te weten: een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijk opvang.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de maatregel rekening gehouden met de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14d, 38m, 38n, 38p, 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Korte Raamstraat 3, 4818 CJ Breda en dat verdachte zich vervolgens blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* dat verdachte zich laat diagnosticeren en behandelen door de verslavingszorg van Novadic-Kentron of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich hierbij te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld van verdachte kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, dient verdachte zich op te laten nemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Diepenhorst, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2019.

Voetnoten

1.De verklaring van verdachte ter zitting van 20 februari 2019;
2.Proces-verbaal verhoor verdachte, opgenomen op pagina 31-36 van het eindproces-verbaal PL2000-2018207349 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam] , opgenomen op pagina 4-5 van het eindproces-verbaal PL2000-2018207349 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.