ECLI:NL:RBZWB:2019:1078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
356096 HA RK 19-58
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Breeman
  • Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure na eindvonnis

Op 12 maart 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Tilburg. Het verzoeker heeft op 21 februari 2019 een verzetschrift/wrakingsverzoek ingediend, dat op 25 februari 2019 bij de rechtbank is ontvangen. Na een aanvullende brief op 7 maart 2019, waarin verzoeker bevestigde dat zijn brief als wrakingsverzoek moest worden beschouwd, is de procedure gestart.

Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. [naam rechter], de behandelend kantonrechter in een andere zaak (CAK tegen [naam verzoeker]). De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de kantonrechter op 30 januari 2019 een eindvonnis heeft gegeven in die procedure. Aangezien het wrakingsverzoek pas na deze eindbeslissing is ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De wet staat geen wraking toe van een rechter die de behandeling van de zaak heeft beëindigd.

De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden, omdat er sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid. Dit is in overeenstemming met het wrakings- en verschoningsprotocol van de rechtbank. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Rockx.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer 356096 HA RK 19-58
beslissing van 12 maart 2019 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[naam verzoeker] ,
wonende te Tilburg,
verder ook te noemen verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft bij brief van 21 februari 2019, ingekomen bij de rechtbank op
25 februari 2019, een verzetschrift/wrakingsverzoek ingediend. Bij brief van verzoeker die ter griffie is ontvangen op 7 maart 2019 heeft hij desgevraagd laten weten dat zijn brief een wrakingsverzoek moet worden beschouwd.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. [naam rechter] als behandelend kantonrechter in de zaak met nummer [zaaknummer] (CAK tegen [naam verzoeker] ).

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

In genoemde procedure heeft de hiervoor genoemde kantonrechter op 30 januari 2019 een eindvonnis gegeven. Vast staat dat verzoeker ruimschoots daarna zijn wrakingsverzoek heeft ingediend.
Deze omstandigheid moet ertoe leiden dat verzoeker daarin niet kan worden ontvangen. Wraking van een rechter is op grond van de wet immers alleen mogelijk zolang een zaak wordt behandeld door die rechter. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid een rechter te wraken, wanneer deze de behandeling van de zaak heeft beëindigd door het geven van een eindbeslissing. Met die beslissing heeft immers iedere verdere bemoeienis van die rechter met de zaak opgehouden.
Omdat sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4.3 van het wrakings- en verschoningsprotocol van deze rechtbank (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ga naar: rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakings- en verschoningsprotocol).

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven op 12 maart 2019 door mrs. Peters, Breeman en
Eijssen-Vruwink, in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier, en in het openbaar uitgesproken.