ECLI:NL:RBZWB:2019:1078
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- Peters
- Breeman
- Eijssen-Vruwink
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in civiele procedure na eindvonnis
Op 12 maart 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende te Tilburg. Het verzoeker heeft op 21 februari 2019 een verzetschrift/wrakingsverzoek ingediend, dat op 25 februari 2019 bij de rechtbank is ontvangen. Na een aanvullende brief op 7 maart 2019, waarin verzoeker bevestigde dat zijn brief als wrakingsverzoek moest worden beschouwd, is de procedure gestart.
Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. [naam rechter], de behandelend kantonrechter in een andere zaak (CAK tegen [naam verzoeker]). De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de kantonrechter op 30 januari 2019 een eindvonnis heeft gegeven in die procedure. Aangezien het wrakingsverzoek pas na deze eindbeslissing is ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De wet staat geen wraking toe van een rechter die de behandeling van de zaak heeft beëindigd.
De rechtbank heeft besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden, omdat er sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid. Dit is in overeenstemming met het wrakings- en verschoningsprotocol van de rechtbank. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Rockx.