ECLI:NL:RBZWB:2019:1132

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
18-005065, 18-005066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Schild
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten van verzoekschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ingediend op 19 juni 2018, waarin verzoeker schadevergoeding vraagt voor onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten voor het indienen van het verzoekschrift. Verzoeker, geboren in 1997, was op 10 april 2018 in verzekering gesteld en op 11 april 2018 weer in vrijheid gesteld. Het Openbaar Ministerie had de zaak op 4 juni 2018 geseponeerd. Verzoeker vraagt een schadevergoeding van € 210,00 voor de twee dagen inverzekeringstelling en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift.

Tijdens de behandeling op 15 februari 2019 is de officier van justitie gehoord, evenals de gemachtigde raadsman van verzoeker, mr. P. van de Kerkhof. Verzoeker was niet verschenen. De officier van justitie stelde voor om een bedrag van € 105,00 toe te kennen voor de nacht in verzekering, naast de forfaitaire vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift.

De rechtbank overweegt dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelt dat de LOVS-oriëntatiepunten voor vergoeding van dagen in verzekeringstelling aangepast moeten worden, zodat zowel de dag van inverzekeringstelling als de dag van invrijheidstelling als volledige dagen worden vergoed. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om verzoeker € 210,00 toe te kennen voor de inverzekeringstelling en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift, in totaal € 760,00. De beslissing is genomen door mr. Schild, rechter, in aanwezigheid van griffier Van ‘t Westende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummer: 18-005065 & 18-005066
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 19 juni 2018, in de zaak:
[Verzoeker]
geboren op [Geboortedag] 1997 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. van de Kerkhof, Spoorlaan 388, 5000 AE Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 89 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 210,00, € 210,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 591a Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 550,00, € 550,00, zijnde de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 4 juni 2018;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 10 april 2018 in verzekering is gesteld en op 11 april 2018 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
Op 15 februari 2019 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. P. van de Kerkhof als gemachtigd raadsman van klager gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 10 april 2018 in verzekering is gesteld en op 11 april 2018 in vrijheid is gesteld. Op 4 juni 2018 is verzoeker bij bericht van het Openbaar Ministerie geseponeerd van verdere strafrechtelijke vervolging. Verzoeker vraagt een bedrag van € 210,00 voor de twee dagen dat hij onterecht in verzekering heeft gezeten en het forfaitaire bedrag van € 550,00 voor het opstellen, indienen en behandelen van dit verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er een bedrag van € 105,00 toegekend kan worden voor de nacht dat verzoeker in verzekering heeft gezeten. Daarnaast kan de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer toegekend worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Ingevolge artikel 89 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 591a Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 90, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 10 april 2018 in verzekering is gesteld en op 11 april 2018 in vrijheid is gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat inmiddels het voornemen bestaat de LOVS-oriëntatiepunten over artikel 89 Sv te wijzigen in de zin dat daarin zal worden opgenomen dat voor het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of in een huis van bewaring heeft doorgebracht, zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag wordt vergoed, hetgeen ook geldt indien het voorarrest beperkt is gebleven tot enkele uren inverzekeringstelling.
De rechtbank ziet in die omstandigheid aanleiding om terug te komen op hetgeen in eerdere zaken tot uitgangpunt is genomen en de vergoeding voor de tijd die verzoeker in verzekering is gesteld te begroten op
twee dagenin verzekering doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 105,-- per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen en € 80,-- in de overige gevallen. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 210,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 550,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 Sv toe tot een bedrag van
€ 210,00,
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a Sv tot een bedrag van
€ 550,00zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 760,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden, onder vermelding van “31180567”.
Deze beslissing is op 15 maart 2019 gegeven door mr. Schild, rechter, in tegenwoordigheid van Van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2019.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 89 en ex 591a Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 91 lid 1 Sv).