5.3.De Rooi Pannen voert aan dat er redelijke gronden zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door De Rooi Pannen in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden echter geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, g of h BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.1Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten
5.4.2Vooropgesteld wordt dat de memorie van toelichting bij de WWZ bij artikel 7:669 lid 3 sub e BW als toelichting geeft dat het handelen of nalaten zodanig ernstig dient te zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hiervan is uiteraard sprake bij omstandigheden die een dringende reden opleveren als bedoeld in artikel 7:678 BW. Dan kan immers van de werkgever in ieder geval niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.4.3Op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs is De Rooi Pannen verplicht om bewijs aan te leveren dat leerlingen op 1 oktober en 1 februari niet alleen staan ingeschreven maar ook daadwerkelijk schoolgaand zijn. Hoewel in dit verband geen sprake is van een door de Dienst Uitvoering Onderwijs voorgeschreven procedure met betrekking tot het zetten van handtekeningen, omdat immers voor het berekenen van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs de inschrijving van een leerling op 1 oktober en 1 februari leidend is, hetgeen overigens kan blijken uit het leerling-administratiesysteem, is het binnen De Rooi Pannen beleid dat haar leerlingen in beginsel op of omstreeks de hiervoor genoemde data een lijst en/of formulier te ondertekenen om dit te bevestigen. Het verplicht zetten van handtekeningen is volgens de Onderwijsinspectie echter geen vereiste (productie 6 bij verweerschrift).
5.4.4De Rooi Pannen heeft gesteld dat met de accountant de afspraak was gemaakt dat vierdejaars leerlingen, in verband met hun buitenlandstage, op de terugkomdag in januari moeten tekenen om te bevestigen dat zij op 1 oktober en 1 februari schoolgaand zijn. Gebleken is dat de vierdejaars leerlingen van de afdeling Horeca is gevraagd om reeds vóór de zomervakantie te tekenen dat zij op beide data in het daarop volgende schooljaar schoolgaand zijn. [verweerder] wordt dienaangaande weliswaar verweten frauduleus te hebben gehandeld, maar in deze procedure is vast is komen te staan dat niet [verweerder] zelf betrokken is geweest bij de handtekeningenkwestie, maar zijn direct leidinggevende, te weten de heer [naam B] , de directeur van de afdeling Horeca. Als productie 12 bij het verweerschrift heeft [verweerder] een geanonimiseerde voorbeeldbrief overgelegd, die uit hoofde van de heer [naam B] is geschreven en getekend en waaruit derhalve diens directe betrokkenheid kan worden afgeleid, en niet die van [verweerder] . [verweerder] voegt daar nog aan toe dat door de heer [naam B] controle is uitgevoerd door het aftekenen van leerlingenlijsten vanuit het leerling-administratiesysteem.
5.4.5Naar het oordeel van de kantonrechter zijn – gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [verweerder] – de door De Rooi Pannen in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende vast komen te staan. Tegenover deze gemotiveerde betwisting, heeft De Rooi Pannen haar stellingen vervolgens onvoldoende gemotiveerd onderbouwd met bewijsstukken, zodat thans naar het oordeel van de kantonrechter niet kan worden vastgesteld dat sprake is van de door De Rooi Pannen gesuggereerde valsheid in geschrifte c.q. frauduleus handelen door [verweerder] . Anders dan De Rooi Pannen heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de [functienaam] die in hiërarchisch opzicht ondergeschikt is aan de directeur niet (mede)verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van die directeur. De kantonrechter betrekt bij dit oordeel bovendien nog de omstandigheid dat tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd zijdens de Rooi Pannen is bevestigd dat er tot op heden jegens [verweerder] geen aangifte is gedaan en ook niet zal worden gedaan. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter aldus van oordeel dat in dit verband aan het vereiste van artikel 7:669 lid 3 sub e BW niet is voldaan.
5.4.6Het tweede verwijt dat [verweerder] wordt gemaakt, heeft betrekking op de omstandigheid dat hij volgens De Rooi Pannen een zogenaamde zwarte kas erop nahoudt. Hiertegen heeft [verweerder] als verweer aangevoerd dat hij absoluut geen weet heeft van het bestaan hiervan, laat staan hierbij betrokken te zijn. De aantijging met betrekking tot de zegels van de Sligro slaat op de afdeling van de heer [naam B] . Nu De Rooi Pannen heeft nagelaten bewijsstukken te overleggen waaruit volgt dat [verweerder] daadwerkelijk in strijd met protocollen en het beleid van De Rooi Pannen heeft gehandeld, dient aldus hieraan voorbij te worden gegaan.
5.4.7De kantonrechter stelt met [verweerder] vast dat De Rooi Pannen haar stellingen in dit verband op geen enkele wijze heeft onderbouwd met bewijsstukken, zodat in rechte niet kan worden uitgegaan van de juistheid van haar stellingen in dit verband. Het verweer van [verweerder] slaagt, hetgeen betekent dat ook in dit verband niet aan het vereiste van artikel 7:669 lid 3 sub e BW is voldaan.
5.4.8Ook de stelling dat [verweerder] niet conform het gestelde beleid (gedurende vier uur per week) zou lesgeven, levert naar het oordeel van de kantonrechter – als onvoldoende met bewijsstukken onderbouwd – geen verwijtbaar handelen of nalaten op. Daarbij overweegt de kantonrechter dat wanneer in rechte van de juistheid van deze stelling moet worden uitgegaan, het in dat geval veel meer voor de hand had gelegen dat [verweerder] door zijn leidinggevende op zijn (dis)functioneren zou zijn aangesproken en dat – indien nodig – een individueel verbetertraject zou zijn opgestart. Gesteld noch gebleken is echter dat [verweerder] op zijn gedragingen is aangesproken of daarvoor is gewaarschuwd, waarbij bovendien ook nog eens vastgesteld wordt dat functioneringsgespreksverslagen en een verbetertraject, inclusief ondersteuning, ontbreken, hetgeen ook tijdens de mondelinge behandeling is erkend door De Rooi Pannen. Tegen deze achtergrond bezien zijn – gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [verweerder] – de door De Rooi Pannen in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende vast komen te staan en is ook in dit verband niet aan het vereiste van artikel 7:669 lid 3 sub e BW voldaan.
Functioneringsgespreken en/of BIO-gesprekken
5.4.9Met betrekking tot de stelling dat [verweerder] geen functionerings- en/of BIO-gesprekken zou voeren met zijn teamleden, is de kantonrechter eveneens – bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing daarvan – van oordeel dat dit geen verwijtbaar handelen of nalaten oplevert. Ook ten aanzien van dit verwijt overweegt de kantonrechter dat wanneer wel van de juistheid van deze stelling zou moeten worden uitgegaan, het in dat geval (wederom) veel meer voor de hand had gelegen dat [verweerder] door zijn leidinggevende op zijn (dis)functioneren zou zijn aangesproken en dat – desgewenst – een individueel verbetertraject zou zijn opgestart. Gesteld noch gebleken is echter dat [verweerder] op zijn nalaten is aangesproken door zijn leidinggevende dan wel door de afdeling HR of dienaangaande is gewaarschuwd, waarbij ook in dit verband nogmaals wordt vastgesteld dat functioneringsgespreksverslagen en een verbetertraject, inclusief ondersteuning, ontbreken. Tegen deze achtergrond bezien zijn – gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [verweerder] – de door De Rooi Pannen in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende vast komen te staan en is in dit verband niet aan het vereiste van artikel 7:669 lid 3 sub e BW voldaan.
5.4.10Voor wat betreft het onderwijsplan heeft [verweerder] onweersproken gesteld dat dit is opgesteld in samenwerking met de kwaliteitsmedewerker mevrouw [naam E] . Volgens [verweerder] zijn alle medewerkers van de afdeling Horeca hierbij betrokken geweest en bovendien zijn de jaarplannen in de periode dat [verweerder] werkzaam was op zijn afdeling ingestuurd naar het College van Bestuur. Tegen deze achtergrond bevreemdt het [verweerder] als de Rooi Pannen zich (thans) opeens op het standpunt stelt dat de jaarplannen niet voldeden. Voor zover De Rooi Pannen [verweerder] het verwijt maakt dat de jaarplannen niet door hem werden nageleefd, stelt [verweerder] dat De Rooi Pannen ook hiervan geen ter zake dienend bewijs heeft ingebracht.
5.4.11De kantonrechter is met [verweerder] van oordeel dat De Rooi Pannen ook dit verwijt onvoldoende met bewijsstukken heeft onderbouwd. De kantonrechter overweegt ook dat indien wel in rechte van de juistheid van deze stelling zou moeten worden uitgegaan, het in dit geval wederom veel meer voor de hand had gelegen dat [verweerder] door zijn leidinggevende op zijn (dis)functioneren zou zijn aangesproken en dat – indien nodig – een individueel verbetertraject zou zijn opgestart. Gesteld noch gebleken is echter dat [verweerder] op zijn gedragingen is aangesproken of daarvoor is gewaarschuwd, waarbij ook weer in dit verband vastgesteld wordt dat functioneringsgespreksverslagen en een verbetertraject, inclusief ondersteuning, ontbreken. Tegen deze achtergrond bezien zijn – gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [verweerder] – de door De Rooi Pannen in dit verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende vast komen te staan en is in dit verband wederom niet aan het vereiste van artikel 7:669 lid 3 sub e BW voldaan.
5.5.1Verstoorde arbeidsverhouding
5.5.2De kantonrechter neemt hierbij als uitgangspunt dat uit voornoemd artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW volgt dat van de hierin genoemde ‘redelijke grond’ voor een ontbinding slecht sprake kan zijn indien een verstoorde arbeidsverhouding zodanig is dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In de zinsnede “zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren” ligt besloten dat de verstoring van de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam moet zijn.
5.5.3Anders dan [verweerder] stelt, kan naar het oordeel van de kantonrechter worden vastgesteld dat op zichzelf wel sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen De Rooi Pannen en [verweerder] . Bij de beoordeling van de vraag of dit uiteindelijk tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te leiden, is van belang aan wie de verstoring van de arbeidsverhouding daadwerkelijk te wijten is. Indien het verwijt in overwegende mate bij de werkgever ligt, kan niet worden geoordeeld dat van deze werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Anders dan door De Rooi Pannen is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is en dat het verwijt aan de verstoorde arbeidsrelatie niet (enkel) bij [verweerder] ligt, maar dat vooral De Rooi Pannen hierin een belangrijk aandeel heeft.
5.5.4Op basis van de stukken en de verklaringen ter zitting kan worden vastgesteld dat de problemen tussen partijen niet alleen zijn ontstaan nadat [verweerder] in april 2017 op non-actief is gesteld en De Rooi Pannen [verweerder] aanvankelijk nog heeft verplicht zijn werkzaamheden voor De Rooi Pannen te hervatten in de functie van docent, terwijl daarvoor – kort gezegd – helemaal geen grond bestond zoals reeds door de kantonrechter is overwogen in het vonnis van 30 augustus 2018, maar óók omdat De Rooi Pannen (overigens pas in 2018) aan [verweerder] de hiervoor besproken verwijten heeft gemaakt.
5.5.5Wat daar verder ook van zij, gebleken is dat [verweerder] – bij brief van 28 augustus 2017 – nog heeft aangestuurd op een mediationtraject teneinde tot een oplossing van de ontstane situatie te komen. De Rooi Pannen heeft echter bij brief van 13 september 2017 het voorgestelde mediationtraject van de hand gewezen, waarmee zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende moeite heeft gedaan om het gesprek met [verweerder] aan te gaan, dan wel de tussen partijen ontstane problemen uit de wereld te helpen. In plaats van het gesprek met hem aan te gaan heeft De Rooi Pannen [verweerder] de mogelijkheid onthouden om – in het kader van mediation – zijn gedrag en werkhouding dan wel datgene wat De Rooi Pannen zo gestoord heeft op positieve wijze te veranderen.
5.5.6Het vorenstaande klemt temeer nu het hier om een werknemer gaat die bijna 35 jaar in dienst is en al die tijd (kennelijk) goed heeft gefunctioneerd, althans functioneringsverslagen waaruit het tegendeel kan worden afgeleid, zijn in deze procedure niet overgelegd. De kantonrechter betrekt verder bij zijn oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [verweerder] ten onrechte een bepaalde handelswijze wordt verweten, waarmee De Rooi Pannen blijkens haar eigen stellingen pas bekend zou zijn geraakt in 2018, dus eerst nadat zij [verweerder] op non-actief heeft gesteld.
5.5.7Gelet op het vorenstaande heeft De Rooi Pannen naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onterecht aangestuurd op een beëindiging van het dienstverband.
5.5.8Voorgaande overwegingen in acht nemende heeft De Rooi Pannen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld dat haar geen enkele andere weg restte dan onderhavig ontbindingsverzoek in te dienen. Gelet op voorgaande kan op dit moment niet worden geoordeeld dat van De Rooi Pannen niet langer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat de kans op een vruchtbare samenwerking in de toekomst in het geheel niet meer reëel is te achten, is op dit moment onvoldoende vast komen te staan, temeer omdat niet dan wel onvoldoende gebleken is dat ook andere medewerkers van De Rooi Pannen een verstoorde arbeidsrelatie ervaren met [verweerder] . Gelet hierop kan niet gezegd worden dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is dat van De Rooi Pannen niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarom levert deze grond geen redelijke grond op om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden.
5.6.1.Andere omstandigheden
5.6.2.Vervolgens moet worden beoordeeld of er sprake is van de door De Rooi Pannen aan haar verzoek ten grondslag gelegde h-grond van artikel 7:669 lid 3 BW. Deze grond is slechts bedoeld voor bijzondere gevallen die niet zijn terug te voeren op de omstandigheden als genoemd onder artikel 669 lid 3 sub a tot en met g BW. De memorie van toelichting noemt als voorbeelden: detentie en illegaliteit van de werknemer en – gedurende de parlementaire behandeling – ook bijvoorbeeld de voetbaltrainer die wordt ontslagen wegens achterblijvende resultaten en de manager met wie verschillen van inzicht bestaan over het te voeren beleid. Tegen het aanvaarden van een (al) te ruime uitleg van de restgrond pleit dat zich dan al snel de situatie voordoet waarin slechts een begin van bijvoorbeeld disfunctioneren of van een verstoorde arbeidsverhouding of een combinatie daarvan aan de ontbinding van een arbeidsovereenkomst ten grondslag wordt gelegd. Het is echter in strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat zo’n nog onvoldoende onderbouwde grond of een combinatie van dergelijke onvoldragen gronden toch een ontslag kan dragen. Met andere woorden, het enkele feit dat de door De Rooi Pannen aangevoerde feiten en omstandigheden in het onderhavige geval niet tot ontbinding op de e- of g-grond kunnen leiden, heeft niet tot gevolg dat vervolgens sprake is van de in artikel 7:669, lid 3, aanhef en onder h BW bedoelde situatie. Dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is door [verweerder] niet alleen uitvoerig gemotiveerd betwist, maar ook, zo volgt uit het hiervoor overwogene, onvoldoende door De Rooi Pannen onderbouwd. Dat geen althans onvoldoende sprake is van een verstoorde verhouding is hiervoor eveneens uiteengezet. De Rooi Pannen heeft ook overigens geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die zelfstandig tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van omstandigheden die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de overeenkomst te laten voortduren. Dit leidt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst van partijen ook niet op basis van de restgrond kan worden ontbonden.