ECLI:NL:RBZWB:2019:1307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
02-800431-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Van Bergen
  • mr. Pooyé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op levenspartner met 215 steek- en 39 snijwonden, sterk verminderd toerekeningsvatbaar

Op 1 april 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2018 in Hoogerheide zijn levenspartner heeft doodgestoken. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in PPC Vught, heeft zijn partner met een mes 215 keer gestoken en 39 keer gesneden, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat invloed had op de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf jaar geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de verminderd toerekeningsvatbaarheid, een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook de impact van het delict op de nabestaanden in overweging genomen, waarbij de ouders en zus van het slachtoffer hun onherstelbare verdriet hebben geuit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft gevorderd voor uitvaartkosten en reiskosten, en heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor deze schade. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen medicijnen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800431-18
vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1966 te [Geboorteplaats]
wonende te [Woonplaats]
thans gedetineerd in PPC Vught, te Vught
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 maart 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
hij op of omstreeks 10 juli 2018 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, [Slachtoffer] (zijn levenspartner) opzettelijk van het leven heeft beroofd door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar hals en/of borst en/of buik en/of hoofd en/of rug en/of schouders(s) en/of arm(en) en/of been/benen, in elk geval in haar lichaam, te steken en/of snijden, tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer] is overleden;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het sectierapport, het toxicologisch onderzoek en de bekennende verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden nu verdachte een integrale bekentenis heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 juli 2018 in Hoogerheide zijn levenspartner, [Slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd door haar meermalen met een mes te steken en te snijden. Dit blijkt uit de volgende bewijsmiddelen.
Op 10 juli 2018 is verbalisant [Naam 1] naar een woning gegaan aan de [Straatnaam] in Hoogerheide naar aanleiding van een melding bij 112 dat de melder daar zijn vrouw zou hebben gestoken. Daar aangekomen zag hij in de tuin een man. De onderarmen van de man en de broek van de man waren besmeurd met bloed. [1] Deze man bleek later verdachte te zijn. [2] Verbalisant [Naam 2] zag in de woning een vrouw op de keukenvloer liggen in een grote hoeveelheid bloed. De vrouw had meerdere steekwonden. Uit de steekwonden stroomde bloed. Ambulancepersoneel kwam ter plaatse en heeft geprobeerd de vrouw te reanimeren. Om 8:37 uur is zij echter overleden. [3] De vrouw is later door haar zus geïdentificeerd als [Slachtoffer] [4]
Bij het pathologieonderzoek zijn bij [Slachtoffer] in totaal 215 steek- en 39 snijletsels gezien in de hals, borst, buik, schouders, armen, benen, hoofd en rug. Het overlijden van [Slachtoffer] wordt verklaard door longfunctiestoornissen, hartfunctiestoornissen en algehele weefselschade door bloedverlies, ieder op zich of in combinatie, door vele steekletsels in de hals en in de romp. De overige steek- en snijletsels kunnen hebben bijgedragen aan het overlijden door bloedverlies. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 juli 2018 zichzelf met een mes in zijn buik wilde steken en dat [Slachtoffer] het mes wilde afpakken. Hij begon haar vervolgens met het mes te prikken. Zij vroeg hem om te stoppen, maar hij luisterde niet en ging door. [6]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks10 juli 2018 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, [Slachtoffer] (zijn levenspartner) opzettelijk van het leven heeft beroofd door meermalen
, althans eenmaal,(met kracht) met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in haar hals en
/ofborst en
/ofbuik en
/ofhoofd en
/ofrug en
/ofschouders
(s)en
/ofarm
(en
)en
/of been/benen
, in elk geval in haar lichaam,te steken en
/ofsnijden, ten gevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat – gezien het delict, de omstandigheden waaronder dat heeft plaatsgevonden en het strafblad van verdachte – een eis van twaalf jaar passend zou zijn geweest bij volledige toerekeningsvatbaarheid.
Nu verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de doodslag, acht de officier van justitie een matiging met vier jaar op zijn plaats. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit verdachte slechts sterk verminderd kan worden toegerekend. De drie deskundigen zijn unaniem in hun oordeel dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Dit moet tot uitdrukking komen in de strafmaat. Verdachte heeft aan alle onderzoeken meegewerkt, wat wel eens anders is in vergelijkbare zaken in verband met de vrees voor TBS. Verdachte was ziek ten tijde van het plegen van het delict en had nauwelijks besef van wat hij deed. De gruwelijkheid van de verwondingen illustreert dit.
De afschuwelijkheid van het delict mag echter niet strafbepalend zijn, nu de wijze waarop het delict is gepleegd net datgene is wat niet of nauwelijks aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte heeft oprecht spijt van wat er is gebeurd en heeft de grootst mogelijke straf al gekregen doordat hij zijn maatje is verloren en haar elke dag zal moeten missen.
De verdediging acht een gevangenisstraf van zeven jaar passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zijn partner, [Slachtoffer] , met een mes 215 keer gestoken en 39 keer gesneden, als gevolg waarvan zij is overleden. Verdachte is haar gaan steken en snijden met het mes, nadat zij probeerde te voorkomen dat hij zelfmoord zou plegen. Ook eerder heeft [Slachtoffer] verdachte juist willen helpen door hem te adviseren in GGZ-instelling Vrederust te blijven en verdere behandeling te volgen in verband met zijn depressie en eerdere zelfmoordpogingen. De hulp die zij aan verdachte heeft geboden, heeft zich op 10 juli 2018 uiteindelijk op gruwelijke wijze tegen haar gekeerd.
Het door verdachte gepleegde feit heeft met name bij de nabestaanden van [Slachtoffer] een intens groot en onherstelbaar verdriet en gemis teweeggebracht. Dit blijkt ook wel uit de slachtofferverklaringen van haar ouders, zus en nichtje die tijdens de zitting zijn voorgelezen. Haar ouders en zus vinden het een onverdraaglijke gedachte dat zij hun dochter en zus nooit meer zullen zien en dat zij daar niets aan kunnen veranderen. Haar nichtje, die altijd genoot als haar tante aanwezig was, heeft het erg moeilijk en weet niet meer wie zij nog kan vertrouwen. Daarnaast is uit de slachtofferverklaringen gebleken dat de nabestaanden worstelen met de vraag hoe verdachte dit feit heeft kunnen begaan, zeker nadat hij zo hartelijk was opgenomen in hun familie.
Gebleken is dat het ook voor verdachte zelf bijzonder moeilijk is om te leven met het feit dat hij zijn partner heeft gedood. Verdachte heeft tijdens de zitting oprechte spijt getoond voor wat hij [Slachtoffer] en de nabestaanden heeft aangedaan. De rechtbank realiseert zich echter dat dit het verdriet van de nabestaanden niet wegneemt.
Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank in belangrijke mate rekening gehouden met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft er ook rekening mee gehouden dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat, hoewel hij in het verleden meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, hij na 2011 niet meer is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat tevens de rapporten betrokken van deskundigen die verdachte hebben onderzocht, te weten van psychiater [Naam 3] en psychiater in opleiding [Naam 4] , van psycholoog drs. [Naam 5] en van gedragsneuroloog prof. dr. [Naam 6] . In de rapporten van de psychiaters en de psycholoog staat vermeld dat verdachte ten tijde van het delict leed aan een ernstige depressie met psychotische kenmerken. Na vele jaren anabole steroïden te hebben gebruikt is verdachte daar in april 2018 mee gestopt. Dat staken van het gebruik speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de depressie, die steeds erger werd. Verdachte had suïcidale gedachten en wilde een eind aan zijn leven maken door met een mes in zijn buik te steken. Toen zijn partner dit probeerde te voorkomen, is de suïcidale agressie van verdachte, die aanvankelijk gericht was op zichzelf, omgeslagen in agressie naar zijn partner. Volgens deze deskundigen was bij verdachte ook sprake van zogeheten executieve functiestoornissen (die passen bij zijn lage intelligentie) in samenhang met het staken van de anabole steroïden en de depressie. Deze combinatie van factoren heeft ervoor gezorgd dat hij niet in staat was de eenmaal ingezette handeling van het steken met het mes te onderbreken en dat hij maar door bleef steken. De psychiaters en de psycholoog adviseren om de doodslag sterk verminderd toe te rekenen aan verdachte.
De psychiaters en psycholoog schatten het recidiverisico in als laag. Er wordt daarom niet geadviseerd tot het opleggen van een strafrechtelijke maatregel zoals bijvoorbeeld TBS of een behandeling in een juridisch kader. Verdachte zou binnen de detentie behandeld dienen te worden voor zijn depressie, welke behandeling nu reeds plaatsvindt.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat in beginsel een gevangenisstraf van twaalf jaar passend zou zijn, gelet op met name de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Maar omdat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, is matiging van de straf op zijn plaats. Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest, passend.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Naam 7] vordert een schadevergoeding van € 2.090,21, bestaande uit kosten voor de uitvaart en reiskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de datum der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dat betekent dat het CJIB zorgdraagt voor de inning en dat als verdachte niet tijdig betaalt, hij als dwangmaatregel in hechtenis kan worden genomen.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen medicijnen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 36f, 27, 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 6 tot en met 14;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [Naam 7]van
€ 2.090,21ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [Naam 7] € 2.090,21 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2019 tot de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R018057 Hanomag van politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en ‘deel 1 van 2’ doorgenummerd van pagina 1 tot en met 312 en ‘deel 2 van 2’ doorgenummerd van 1 tot en met 200
2.Proces-verbaal van verdenking, p. 150.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 119.
5.Rapport Nederlands Forensisch Instituut pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, p. 104-106.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 289.