Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.4. Beoordeling van het geschil
- de beschikking van 13 oktober 2006 waarin [BV 1] door de IVW is aangemerkt als exploitant (zie 2.3);
- de rijnvaartverklaring van 10 augustus 2007 waarop [BV 1] als exploitant is vermeld (zie 2.3);
- het Certificat d’exploitant van 25 augustus 2006 waarop [BV 1] als exploitant van het schip is vermeld (zie 2.4).
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 6.827;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 173;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 256 (1/2 x € 512);
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 256 (1/2 x € 512);
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 voor de helft vergoedt, zijnde een bedrag van € 23;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 voor de helft vergoedt, zijnde een bedrag van € 23.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: