ECLI:NL:RBZWB:2019:1755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
C/02/348400 / HA ZA 18-545
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van geleend bedrag en facturen in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert de besloten vennootschap OSURO HOLDING BV, gevestigd te Leiden, terugbetaling van een geldbedrag van € 10.000,- dat op 18 juni 2015 aan de gedaagde is verstrekt, alsook van drie facturen die door de gedaagde zijn gefactureerd en door OSURO zijn voldaan, in totaal € 36.905,-. De gedaagde betwist dat het bedrag een lening betreft en stelt dat zij geen werkzaamheden heeft verricht waarvoor de facturen zijn opgemaakt. De rechtbank oordeelt dat OSURO de stelplicht heeft om te bewijzen dat er een overeenkomst van geldlening is en dat de gedaagde gehouden is tot terugbetaling. De rechtbank wijst erop dat de betalingsomschrijving bij de overboeking niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een lening. De gedaagde heeft ook betwist dat de betalingen voor de facturen onverschuldigd zijn gedaan, en de rechtbank concludeert dat OSURO niet voldoende feiten heeft gesteld om haar vorderingen te onderbouwen. De rechtbank draagt OSURO op om bewijs te leveren van de leningsovereenkomst en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/348400 / HA ZA 18-545
Vonnis van 24 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OSURO HOLDING BV,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat mr. Z.M. Alaca te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Osuro en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 november 2018 en de daarin genoemde processtukken;
  • de beslagstukken;
  • de akte vermeerdering van eis, tevens akte overlegging producties 6 tot en met 10, van Osuro;
  • de antwoordakte, inclusief productie, van [gedaagde] ;
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2019;
  • de akte uitlating voortprocederen van Osuro;
  • het B3-formulier zonder bijlagen van [gedaagde] , waarin staat dat geen minnelijke regeling is bereikt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
De heer [naam A] (hierna: [naam A] ) is de voormalig bestuurder van Osuro. Sinds juli 2017 is zijn zoon, de heer [naam B] (hierna: [naam B] ) bestuurder van Osuro.
2.2.
[naam A] en [gedaagde] zijn met elkaar bevriend.
2.3.
Osuro heeft op 18 juni 2015 € 10.000,- aan [gedaagde] verstrekt door overmaking van dit bedrag op de bankrekening van [gedaagde] . De betalingsomschrijving bij deze overboeking luidt: “Lening tot 30 september 2015 volgens afspraak met [naam A] ”.
2.4.
Osuro heeft drie facturen van [gedaagde] betaald, te weten:
- factuurnummer 1606 d.d. 29 juni 2016 van € 18.150,- met omschrijving: “presentatie”, voldaan op 29 juni 2016;
- de bij e-mail van 1 september 2016 verzonden factuur van € 9.680,- met omschrijving: “presentatie speech” die is voldaan op 8 september 2016;
- factuurnummer 1606 d.d. 4 november 2016 van € 9.075,- met omschrijving: “presentatie”, voldaan op 18 november 2016.
2.5.
Osuro heeft [gedaagde] in contact gebracht met advocaat mr. [naam C] van TeekensKarstens advocaten. Dit kantoor heeft in 2017 juridische bijstand verleend aan [gedaagde] . De facturen voor deze juridische werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] heeft TeekensKarstens gericht aan Osuro en deze facturen zijn door Osuro betaald.
2.6.
Osuro heeft [gedaagde] ook in contact gebracht met Abin Accountants BV (hierna Abin Accountants) en Halkes Management & Ondernemings Consultancy (hierna Halkes), die in 2017 werkzaamheden hebben verricht ten behoeve van [gedaagde] . De facturen voor deze werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] hebben Abin Accountants en Halkes gericht aan Osuro en deze facturen zijn door Osuro betaald.
2.7.
De facturen van TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes vormen tezamen een totaalbedrag van € 34.052,18 inclusief BTW.
2.8.
[naam A] is op 11 april 2018 onder provisioneel bewind gesteld en op 16 januari 2019 onder curatele gesteld.
2.9.
Namens Osuro is op 26 juli 2018 een sommatiebrief aan [gedaagde] verzonden waarin staat vermeld dat [gedaagde] in totaal een bedrag van € 44.052,18 aan Osuro dient te voldoen binnen 2 dagen.
2.10.
[gedaagde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven, waarna Osuro op 30 juli 2018 is overgegaan tot het leggen van conservatoir derdenbeslag .

3.Het geschil

3.1.
Osuro vordert - na vermeerdering van eis - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Osuro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 10.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2015, en een bedrag van € 12.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2015, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Osuro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 18.150,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2016, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Osuro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 9.680 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2016, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Osuro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 9.075,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 november 2016, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Osuro tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van € 34.052,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2017, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag van de algehele voldoening;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonniswijzing.
3.2.
Osuro legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Osuro maakt aanspraak op terugbetaling van het op 18 juni 2015 verstrekte geldbedrag van € 10.000,-. Zij stelt dat dit bedrag aan [gedaagde] is geleend en dat [gedaagde] gehouden was tot terugbetaling van dit bedrag op uiterlijk 30 september 2015, zoals volgt uit de betalingsomschrijving bij de overboeking. Osuro stelt dat [gedaagde] deze terugbetalingsverplichting niet is nagekomen.
Osuro vordert ook terugbetaling van de drie door [gedaagde] gefactureerde geldbedragen van in totaal € 36.905,- die door Osuro aan [gedaagde] zijn voldaan. Volgens Osuro heeft [gedaagde] - anders dan op de facturen staat vermeld - nooit een presentatie gegeven of andere werkzaamheden voor Osuro verricht die betaling van de facturen rechtvaardigen. De facturen zijn naar de mening van Osuro onverschuldigd betaald.
Met betrekking tot de facturen van TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes meent Osuro dat tussen [naam A] en [gedaagde] destijds is afgesproken dat Osuro de kosten voor de werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] zou voorschieten, waarbij TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes de facturen rechtstreeks aan Osuro mochten richten. In de visie van Osuro moest [gedaagde] deze factuurbedragen later weer aan Osuro betalen, wat zij niet heeft gedaan.
Bij akte vermeerdering van eis heeft Osuro haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 12.000,-. Zij stelt dat de in 2015 door [gedaagde] aangeschafte sportauto - een BMW Z4 Roadster - door Osuro is voorgeschoten met een contant geldbedrag van € 12.000,- en dat [gedaagde] dit moet terugbetalen aan Osuro.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Zij betwist dat zij een overeenkomst van geldlening is aangegaan van € 10.000,- met Osuro.
Met betrekking tot de drie door haar verstuurde facturen van in totaal € 36.905,- die door Osuro aan haar zijn voldaan, voert [gedaagde] aan dat zij wel degelijk in opdracht van Osuro - in de persoon van [naam A] - werkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] meent dan ook dat zij deze bedragen niet hoeft terug te betalen.
Ten aanzien van de facturen van TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes voert [gedaagde] aan dat de betreffende werkzaamheden in opdracht en voor rekening van Osuro zijn verricht. In de ogen van [gedaagde] zijn de facturen voor deze werkzaamheden dan ook terecht aan Osuro gericht en door Osuro voldaan. In de visie van [gedaagde] is zij niet verplicht tot betaling van deze factuurbedragen aan Osuro.
Ten slotte betwist [gedaagde] dat de (bij)betaling voor de aankoop van haar sportauto door Osuro, in de persoon van [naam A] , een lening betrof en dat zij dit bedrag aan Osuro moet terugbetalen.
Volgens [gedaagde] heeft Osuro haar vorderingen onvoldoende onderbouwd, waardoor er sprake is van misbruik van procesrecht. Zij vindt dat haar volledige proceskosten van € 5.533,73 door Osuro moeten worden vergoed.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat in een civiele procedure in de eerste plaats op eiser een stelplicht rust. Dit betekent dat eiser alle feiten moet stellen die nodig zijn voor het intreden van het door hem beoogde rechtsgevolg. Eiser moet alle feitelijke elementen aandragen die voortvloeien uit het wettelijk voorschrift waar hij een beroep op doet en deze stellingen moet hij voldoende concretiseren. Het is vervolgens aan gedaagde om de door eiser gestelde feiten te betwisten of hiertegen verweer te voeren. Ook voor gedaagde geldt dat dit gemotiveerd moet gebeuren: zijn feitelijke stellingen moeten voldoende concreet en gespecificeerd zijn. In hoeverre een partij zijn stellingen moet concretiseren is mede afhankelijk van de mate waarin de andere partij concrete stellingen heeft ingenomen. Indien gedaagde de feiten voldoende gemotiveerd betwist, rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op eiser de bewijslast van de door hem gestelde feiten. Indien de door eiser gestelde feiten niet (voldoende gemotiveerd) zijn betwist, zal de rechtbank ze als vaststaand aannemen (artikel 149 Rv).
Verstrekt geldbedrag van € 10.000,-
4.2.
Osuro stelt dat op 18 juni 2015 een geldbedrag van € 10.000,-, aan [gedaagde] is verstrekt. Volgens Osuro is dit bedrag aan [gedaagde] geleend en moest zij dit bedrag dus terugbetalen en wel uiterlijk op 30 september 2015. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Osuro naar de betalingsomschrijving bij de overboeking van dit bedrag.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat Osuro, in de persoon van [naam A] , een bedrag van € 10.000,- aan haar heeft verstrekt. Zij betwist wel dat er sprake was een lening en dat zij dit bedrag moest terugbetalen. [gedaagde] voert aan dat zij en [naam A] goed bevriend waren met elkaar en elkaar wederzijds hielpen, ook op financieel gebied. Zij herkent de omschrijving bij de overboeking van dit bedrag niet en zij kan zich dit ook niet herinneren. Zij meent dat de secretaresse van [naam A] deze omschrijving destijds erbij heeft vermeld. [naam A] is op verzoek van [gedaagde] meegegaan naar de comparitiezitting en zij heeft aangeboden hem als getuige te laten horen.
Of de verstrekking van het geldbedrag een geldlening betreft, moet worden beoordeeld aan de hand van het wetsartikel dat gold op het moment van verstrekking: artikel 7A:1791 Burgerlijk Wetboek (BW). Op Osuro rust de stelplicht van het bestaan van de overeenkomst van geldlening, dat wil zeggen van de verstrekking van het geld en van de verplichting tot teruggave van het geld. Het verweer van [gedaagde] vormt een gemotiveerde weerspreking van de stelling dat het aan haar verstrekte geldbedrag van € 10.000,- moest worden terugbetaald. Osuro draagt dus de bewijslast van haar stellingen. De betalingsomschrijving bij de overboeking van het geldbedrag is op zichzelf ontoereikend om bewezen te achten dat het een geldlening betreft, omdat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat deze omschrijving een juiste weergave is van wat destijds tussen haar en [naam A] is afgesproken over een verplichting tot terugbetaling van het geldbedrag. Osuro zal dan ook worden opgedragen te bewijzen dat Osuro - in de persoon van haar bevoegd bestuurder destijds, de heer [naam A] - met [gedaagde] is overeengekomen dat [gedaagde] het aan haar verstrekte geldbedrag van € 10.000,- aan Osuro moest terugbetalen, één en ander zoals in het dictum vermeld.
Geldbedrag van € 12.000,- t.b.v. aankoop auto
4.3.
Osuro stelt dat de in 2015 door [gedaagde] aangeschafte sportauto door Osuro, in de persoon van [naam A] , is voorgeschoten met een contant geldbedrag van € 12.000,- en dat [gedaagde] gehouden is tot terugbetaling van dit bedrag. In alinea 2 van de akte vermeerdering van eis onderbouwt Osuro het verstrekken van dit geldbedrag door [naam A] aan [gedaagde] met de volgende stellingen:
( i) het samenvallen van de dag van de aanschaf van sportauto met de geldopname;
(ii) het samenvallen van de plaats van de aanschaf van sportauto met de geldopname;
(iii) de voormalig bestuurder ( [naam A] ) had een gewoonte om [gedaagde] te ondersteunen met geldleningen vanuit Osuro;
(iv) [naam A] was een bekende van de autoverkoper;
( v) [naam A] Deed betalingen vanuit Osuro doorgaans contant;
(vi) [naam A] woont heel dicht bij (op minder dan 8 km van) de autoverkoper en de ING Bank;
(vii) de inhoud van het artikel in Quote waarin [gedaagde] verklaarde dat zij “het bakkie op de kop tikte via een vriend” en dat zij “eerst dacht dat het niets zou worden vanwege het geld, maar ik heb echt een werelddeal kunnen sluiten.”
[gedaagde] betwist niet dat [naam A] financieel heeft bijgedragen aan de aankoop van de sportauto. Zij weerspreekt wel dat zij gehouden is tot terugbetaling van dit bedrag aan Osuro, Daartoe voert zij aan - samengevat - dat zij de sportauto aanvankelijk te duur vond, maar dat [naam A] nadien aan haar mededeelde dat zij toch eigenaar was geworden van de sportauto doordat hij persoonlijk voor de (bij)betaling daarvan had zorggedragen, dit als cadeau aan haar.
De rechtbank stelt vast dat Osuro geen feiten heeft gesteld die zien op de verplichting van [gedaagde] tot terugbetaling van het geldbedrag. De stellingen van Osuro hebben immers betrekking op het verstrekken van het geldbedrag aan [gedaagde] als zodanig, maar die verstrekking wordt door [gedaagde] niet betwist. Het verstrekken van een geldbedrag is echter op zichzelf ontoereikend voor het doen ontstaan van een verplichting tot terugbetaling daarvan. Daarvoor zijn immers feitelijke stellingen vereist waaruit volgt dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening. Door Osuro zijn geen feiten gesteld waaruit volgt dat [gedaagde] moest terugbetalen omdat het (bij)betaalde bedrag een lening was. Ook het enkele feit dat er geen zakelijk motief was voor het (mee)betalen van de sportauto, brengt niet met zich dat er dus sprake is van een lening en dat [gedaagde] om die reden gehouden is tot terugbetaling daarvan.
Tijdens de zitting heeft Osuro zich verder nog op het standpunt gesteld dat, indien het niet zou gaan om een geldlening, er in dat geval sprake is van onverschuldigde betaling. Ook hier geldt dat Osuro - mede gelet op het verweer van [gedaagde] dat de (bij)betaling een gift betrof - geen feiten heeft gesteld waaruit volgt dat er een rechtsgrond ontbrak aan de (bij)betaling. Hetzelfde geldt voor de stelling dat indien de betaling niet onverschuldigd is verricht, er in dat geval sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Immers geldt ook hier dat Osuro - mede gezien het verweer van [gedaagde] dat er sprake was van een gift - geen feiten heeft gesteld waaruit het ongerechtvaardigde karakter van de verrijking volgt.
Osuro heeft tot slot nog gesteld dat - mocht er sprake zijn van een schenking - zij de schenkingsovereenkomst wil vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden. Ook dit kan niet slagen omdat Osuro niets stelt over welke bijzondere omstandigheden er dan waren en dat deze van invloed zijn geweest op de totstandkoming van de schenking. Voor een geslaagd beroep op vernietiging van een schenkingsovereenkomst op grond van misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 1 jo. lid 4 BW) is dit wel vereist. Voor zover Osuro in dit verband een beroep doet op het feit dat [naam A] op 16 januari 2019 onder curatele is gesteld, acht de rechtbank dit onvoldoende. Hieruit blijkt namelijk niet dat [naam A] ten tijde van de (bij)betaling op 17 februari 2015 al niet meer handelingsbekwaam was of dat er destijds sprake was van een abnormale geestestoestand. Meer feiten zijn niet gesteld. Om die reden wordt aan bewijsvoering op dit punt niet toegekomen en wordt het ter zitting gedane bewijsaanbod van Osuro gepasseerd.
De conclusie luidt dan ook, dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag van € 12.000,- zal worden afgewezen.
De drie facturen van [gedaagde] van in totaal € 36.905,-
4.4.
Osuro maakt aanspraak op terugbetaling van de drie facturen van in totaal € 36.905,- inclusief BTW die door Osuro aan [gedaagde] zijn voldaan. Volgens Osuro heeft [gedaagde] - anders dan op de facturen staat vermeld - nooit een presentatie gegeven of andere werkzaamheden voor Osuro verricht die betaling van de facturen rechtvaardigen. De facturen zijn naar de mening van Osuro onverschuldigd betaald.
[gedaagde] voert aan dat zij wel degelijk in opdracht van Osuro - in de persoon van [naam A] - werkzaamheden heeft verricht. Tijdens de zitting heeft zij verklaard dat zij op verzoek van [naam A] hem heeft vergezeld op feesten en evenementen in haar hoedanigheid van BN-er. Zij voert aan dat zij daardoor feitelijk aan het werk was en dat aan hem kenbaar heeft gemaakt, waarna hij haar vertelde dat zij haar werkzaamheden mocht declareren door middel van facturen aan Osuro met als omschrijving “presentatie”.
Het verweer van [gedaagde] houdt in dat zij betwist dat er geen tegenprestaties tegenover de betalingen stonden. Dit is door Osuro op haar beurt tijdens de zitting niet weersproken. Hierdoor is niet gebleken van het onverschuldigde karakter van de betalingen. Door Osuro is tijdens de zitting verklaard dat ten tijde van het aantreden van haar huidige bestuurder de administratie grotendeels ontbrak en dat zij - ondanks verzoek daartoe - van [gedaagde] geen toelichting en opheldering heeft gekregen over de facturen. Dat de huidige bestuurder van Osuro de betalingen van de facturen in haar eigen ontbrekende administratie niet kon herleiden tot een bepaalde (tegen)prestatie, is echter onvoldoende om aan te nemen dat de facturen (dus) onverschuldigd zijn betaald.
Ook hier luidt de conclusie dat de vordering tot terugbetaling van de door [gedaagde] gefactureerde geldbedragen van in totaal € 36.905,- zal worden afgewezen.
De facturen van TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes van in totaal € 34.052,18
4.5.
Met betrekking tot de facturen van TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes meent Osuro dat tussen [naam A] en [gedaagde] destijds is afgesproken dat Osuro de kosten voor de werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] zou voorschieten, waarbij TeekensKarstens, Abin Accountants en Halkes de facturen rechtstreeks aan Osuro mochten richten. In de visie van Osuro moest [gedaagde] deze factuurbedragen later weer aan Osuro betalen, wat zij niet heeft gedaan.
[gedaagde] voert aan dat de werkzaamheden in opdracht en voor rekening van Osuro, in de persoon van [naam A] , zijn verricht omdat hij wilde dat zij gebruik kon maken van deze diensten/werkzaamheden, vanwege de moeilijke situatie waarin zij zich destijds bevond. Zij betwist dat deze facturen zijn voorgefinancierd; zij hoeft die bedragen niet terug te betalen.
Het verweer van [gedaagde] vormt een gemotiveerde weerspreking van de stelling dat zij gehouden is tot terugbetaling aan Osuro van de factuurbedragen die Osuro aan derden heeft voldaan die werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] hebben verricht. Osuro heeft op haar beurt geen feitelijke stellingen ingenomen waaruit volgt dat [gedaagde] gehouden was tot terugbetaling van de betreffende factuurbedragen. Immers, in alinea 5 van de dagvaarding staat alleen vermeld: “Naar de huidige bestuurder van Osuro nu begrijpt was de afspraak dat Osuro de kosten voor haar juridische bijstand van TeekensKarstens zou voorschieten, waarbij TeekensKarstens de facturen rechtstreeks aan Osuro mocht richten.” Op grond waarvan de huidige bestuurder dit begrijpt, is niet toegelicht. Tijdens de zitting heeft Osuro gesteld dat de afspraak van de terugbetalingsverplichting van [gedaagde] aan Osuro, Osuro ter ore is gekomen via de derden die de betreffende werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] hebben verricht: “Hier zijn geen schriftelijke stukken van, maar het staat wel zo in de administratie van Osuro die is opgesteld door Abin Accountants. TeekensKartstens heeft ook aangegeven dat [gedaagde] hun cliënt is en dat zij daar verder geen mededelingen over doen”, zo is namens Osuro gesteld. Deze stellingen van Osuro zijn geen feitelijke stellingen over een afspraak tussen [gedaagde] en Osuro of [naam A] - toentertijd in zijn hoedanigheid van bestuurder van Osuro - over terugbetaling aan Osuro van de betreffende factuurbedragen. Het bestaan van een dergelijke afspraak volgt ook niet uit het enkele feit dat dit zo staat genoteerd in de administratie van Osuro, of uit het feit dat TeekensKarstens kennelijk [gedaagde] en niet Osuro als haar cliënt beschouwd. Bij gebrek aan feitelijke stellingen over een dergelijke afspraak tussen [naam A] en [gedaagde] - laat staan een gemotiveerde onderbouwing daarvan - wordt aan bewijs op dit punt niet toegekomen. Dit betekent dat ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.6.
In afwachting van de bewijsvoering over het geldbedrag van € 10.000 ,- (r.o. 4.2.) wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt Osuro op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat Osuro - in de persoon van haar bevoegd bestuurder destijds, de heer [naam A] - met [gedaagde] is overeengekomen dat [gedaagde] het op 18 juni 2015 aan haar verstrekte geldbedrag van € 10.000,- aan Osuro moest terugbetalen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 mei 2019voor uitlating door Osuro of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Osuro, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat Osuro, indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni, augustus en september 2019 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. Van 't Nedereind in het gerechtsgebouw te Breda aan Stationslaan 10,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.