In deze zaak gaat het om een beroep van de erven van belanghebbende tegen een aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2001. Aan belanghebbende was eerder uitstel van betaling verleend voor een periode van tien jaar op basis van de Invorderingswet 1990. Na het verstrijken van deze termijn, zonder dat belanghebbende op de hoogte was gesteld van het vervallen van het uitstel, ontving zij een kennisgeving van de ontvanger van de Belastingdienst dat het uitstel was vervallen. Kort daarna heeft belanghebbende de verschuldigde belasting voldaan, maar de ontvanger bracht invorderingsrente in rekening van € 16.429. De rechtbank oordeelt dat deze invorderingsrente in strijd is met de beleidsregel van de Leidraad Invordering 2008, die vereist dat de belastingplichtige schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van het vervallen van het uitstel. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de beschikking invorderingsrente, en veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 19 april 2019 door mr. drs. P.C. van der Vegt en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. E.C.A. de Kort.