ECLI:NL:RBZWB:2019:1839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
C/02/356525 / KG ZA 19-157
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over opzegging van een duurovereenkomst tussen Vadain International en Kwantum Nederland BV / Homefashion Group

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Vadain International, gevestigd te Genemuiden, en de besloten vennootschappen Kwantum Nederland BV en Homefashion Group, beiden gevestigd te Tilburg. Vadain vorderde dat de voorzieningenrechter Kwantum zou veroordelen om een percentage van de confectieopdrachten van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain, na de opzegging van de duurovereenkomst door Kwantum/HFG. Vadain stelde dat Kwantum/HFG geen redelijke opzegtermijn in acht had genomen en dat de opzegging onrechtmatig was, wat zou leiden tot aanzienlijke schade en ontslagen van personeel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een langdurige handelsrelatie die mogelijk een duurovereenkomst vormde, maar dat de opzegging niet onaanvaardbaar was. De voorzieningenrechter bepaalde dat HFG verplicht was om tot 25 juli 2019 minimaal 50% van de confectieopdrachten aan Vadain uit te besteden en vanaf die datum tot 25 oktober 2019 minimaal 25%. Tevens werd HFG veroordeeld om maandelijks een overzicht van de confectieopdrachten te verstrekken aan Vadain. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Locatie Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/356525 / KG ZA 19-157
Vonnis in kort geding van 24 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VADAIN INTERNATIONAL,
gevestigd te Genemuiden,
eiseres,
advocaat mr. G.M. Volkerink,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KWANTUM NEDERLAND BV,
gevestigd te Tilburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOMEFASHION GROUP,
gevestigd te Tilburg,
gedaagden,
advocaat mr. V.H. Jurgens.
Eiseres zal hierna Vadain worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk Kwantum en HFG worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 maart 2019, met producties genummerd 1 tot en met 33,
  • het faxbericht van de zijde van Kwantum en HFG, ter griffie ingekomen op 8 april 2018, met producties genummerd 1 tot en met 15,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 10 april 2019,
  • de pleitnota van Vadain,
  • de pleitnota van Kwantum en HFG.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Vadain vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: Kwantum bij vonnis veroordeelt om uiterlijk binnen 7 dagen na
betekening van het in dezen te wijzen vonnis 50% van de confectieopdrachten (het
volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain totdat
in de hoofdzaak is beslist over de termijn die Kwantum bij de opzegging in acht
dient te nemen, althans tot uiterlijk drie jaar na betekening van het in dezen te
wijzen vonnis;
Subsidiair: Kwantum bij vonnis veroordeelt om uiterlijk binnen 7 dagen na
betekening van het in dezen te wijzen vonnis gedurende een periode van een half
jaar 50% van het totaal van de door haar uit te besteden confectieopdrachten (het
volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain, zulks
conform de toezegging van HFG;
Meer subsidiair in het geval dat in rechte vast komt te staan dat HFG in 2015
contractspartij is geworden van Vadain: HFG bij vonnis veroordeelt om uiterlijk
binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis 50% van de
confectieopdrachten (het volume) van gordijnen, vitrage en rolgordijnen uit te
besteden aan Vadain totdat in de hoofdzaak is beslist over de termijn die Kwantum
bij de opzegging in acht dient te nemen, althans tot uiterlijk drie jaar na betekening
van het in dezen te wijzen vonnis;
Uiterst subsidiair in het geval dat in rechte vast komt te staan dat HFG in 2015
contractspartij is geworden van Vadain: HFG veroordeelt om uiterlijk binnen 7
dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis gedurende een periode van
een half jaar 50% van het totaal van de door haar uit te besteden
confectieopdrachten (het volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te
besteden aan Vadain, zulks conform de toezegging van HFG;
Zowel primair als subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
- Kwantum en/of HFG veroordeelt tot het maandelijks verstrekken van een overzicht van alle confectieopdrachten van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen die zij uitbesteedt aan gordijnateliers;
- Kwantum en/of HFG bij vonnis veroordeelt tot betaling van een dwangsom van
€ 500.000,00 (zegge: vijfhonderdduizend euro), althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere maand of deel daarvan dat Kwantum en HFG niet voldoen aan het gevorderde onder primair, subsidiair of uiterst subsidiair;
- Kwantum en/of HFG bij vonnis veroordeelt in de kosten van dit geding, een en ander, voor zover mogelijk, bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren.
2.2.
Kwantum en HFG voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Vadain, met veroordeling van Vadain in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na vonnisdatum, alsmede Vadain te veroordelen in de nakosten.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • Vanaf 1988 confectioneert Vadain in opdracht van Kwantum gordijnen en vouwgordijnen op verschillende vestigingen van Vadain in Nederland en Polen.
  • Bij e-mailbericht d.d. 30 juni 2014 heeft De heer [naam A] , directeur van HFG, aan de heer [naam B] , directeur van Vadain, het volgende medegedeeld:
“Na de beslissing om niet verder te gaan in de toekomst als partners maar als zeer belangrijke klant/leveranciers relatie, hebben wij, [naam A] en [naam B] gezamenlijk een eerste bijeenkomst gehad. Onderstaand kort verslagje en aandachtspunten. (…)
5. Vanaf 1 juli zijn alle centrale functies in handen van Homefashion Group BV. Deze groep gaat in hoog tempo nieuwe formules op de markt brengen.
Vanuit deze structuur willen we exclusiviteit garanties van Vadain vooraf duidelijk hebben.
Vanuit Homefashion Groep is reeds een duidelijke positie ingenomen; Vadain komt NIET in aanmerking voor nieuwe orderstromen van nieuwe formules indien er geen afspraken zijn gemaakt over exclusiviteit. Op verzoek van [naam A] komt [naam B] hierop na zijn vakantie met een formeel antwoord. HFG verwacht nog dit jaar met nieuwe formule(s) op de markt te komen en dient zeer spoedig afspraken te maken met het huidige leveranciers bestand. Daar Vadain één van de belangrijkste leverancier is moeten we over bovenstaande zeer snel een beslissing nemen. Wijzigingen met betrekking tot de formule Kwantum versus Vadain zullen tijdens onze bijeenkomsten duidelijk worden gemaakt. [naam A] heeft reeds wel aangegeven dat de afdeling inkoop de opdracht heeft gekregen uitsluitend diensten af te nemen bij Vadain en alternatieven te gaan zoeken voor alle producten.”
  • HFG is per 1 juli 2014 enig aandeelhouder en bestuurder van Kwantum.
  • Bij e-mailbericht d.d. 15 juli 2015 heeft de heer [naam C] namens HFG aan de heer [naam B] , directeur van Vadain, het volgende mede:
“Vadain vraagt om een samenwerkingsovereenkomst. Zoals ik al aangaf gaan wij dit met niemand aan. Indien Vadain continu scherp blijft op haar bedrijfsvoering en inkoop dan is er geen rede voor bezorgdheid. Wij blijven met Vadain werken indien het aanbod scherp op de markt zit en wij onze propositie op de markt kunnen blijven hanteren. Daarnaast hebben we geconstateerd dat Vadain onze grootste concurrent op vloer is gaan bedienen met ons no 1 product gordijnconfectie. Dit is een heel vervelende kwestie mede gezien de kennis die voorhanden is vanuit ons assortiment. Waar hebben wij de garantie dat dit niet wordt uitgebreid? Hoe gaan jullie om met L.B? Kortom we zien dat Vadain onze concurrent sterker maakt. Ook vraagt dit capaciteit die onze levertijd niet ten goede komt”.
- Bij emailbericht d.d. 25 juli 2017 deelt mevrouw [naam D] namens HFG aan de heer [naam B] , directeur van Vadain, het volgende mede:
“Er is aangegeven dat HFG op gaat starten met een extra atelier. De redenen hiervoor zijn risicospreiding, HFG is groeiende en naar verwachting blijven we groeien, de capaciteit wordt te groot voor één atelier, de levertijden van 14 kalenderdagen staan onder druk bij hoge orderaantallen deze zouden 98% haalbaar moeten zijn.”
- Bij e-mailbericht d.d. 1 september 2017 deelt de heer [naam B] , directeur van Vadain, het volgende mede aan Kwantum/ HFG:
“In de afgelopen periode zijn er meerdere malen contact geweest, telefonisch en per e-mail. In die contactmomenten heeft Kwantum een aantal ingrijpende zaken aangekondigd van strategische aard. Hiermee doel ik met name op de e-mail van [naam E] over het transport en de aankondiging van [naam C] over de beslissing dat Kwantum op zoek gaat naar een tweede atelier, naast Vadain.”
- Op 11 oktober 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam B] namens Vadain en mevrouw [naam D] en de heer [naam C] namens HFG. In het gespreksverslag is onder andere het volgende opgenomen:
“HFG is opgestart met een tweede atelier vanwege risicospreiding. Tot eind dit jaar zullen ongeveer 40 referenties bij Vadain afgebouwd worden. De normale groei dit jaar is 10%. Vadain wil graag meer inzicht over het uiteindelijke doel en wat ze vanaf januari 2018 kunnen verwachten. Eind november zal er een nieuwe afspraak ingepland worden. Indien HFG eerder informatie heeft zal dit eerder besproken worden met Vadain”
- Op 29 november 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam B] namens Vadain en mevrouw [naam D] en de heer [naam C] namens HFG. In het gespreksverslag is onder andere het volgende opgenomen:
“Afbouwplan: In totaal t/m april 125-135 referenties minder. Zowel Vadain als HFG zijn het eens dat andere toekomstplannen tijdig doorgegeven moeten worden.
Afbouwplan
t/m dec 40 stoffen
Aantal referenties
Jan
20
Feb
20
Mrt
25
apr
25
- Op 9 april 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam B] namens Vadain en mevrouw [naam D] en de heer [naam C] namens HFG. In het gespreksverslag is onder andere het volgende opgenomen:
“ [naam D] gaat met [naam A] het afbouwplan bespreken. Van de +/- 350 artikelen zullen +/- 170 referenties weggaan. Alle orders vanuit tafelstoffen zullen 100% bij Vadain blijven. We begrijpen dat Vadain zo specifiek mogelijk wil weten wat wanneer weg gaat vallen. Dit is echter lastig omdat we niet precies weten wanneer welke stof omgezet kan worden. Dit heeft te maken met de voorraadstand van een stof en de verkopen. Er mag geen nee-verkoop ontstaan. Bijgesloten de verwachte aantallen tot en met augustus. Dit blijft een schatting.
Aantal referenties die wegvallen
Totaal
Vitrage/inbetween
Weefstoffen
Huidige situatie
106
52
54
April
12
6
6
Mei
13
6
7
Juni
13
6
7
Juli
14
7
7
Augustus
14
7
7
Subtotaal
66
32
34
Totaal
172
84
88
Item nieuw toevoegen
37
Aantal uitloop
18
Blijft over
19
Inclusief 172 bestaande ref.
191
- Op 26 september 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam B] namens Vadain en mevrouw [naam D] en de heer [naam C] namens HFG. In het gespreksverslag is onder andere het volgende opgenomen:
“De afspraak is een half jaar vooraf informeren indien we nog verder gaan afbouwen. We zullen in maart nog 30 referenties afbouwen en in april nog 15 referenties. Dan zitten we op 50% van de orderstroom excl tafelstoffen +- 400 orders in de week. We zullen ervoor zorgen dat de referenties die we weghalen alleen weefstoffen zijn. We proberen binnen een maand aan te geven om welke stoffen het gaat met de gem afzet erachter.”
- Op 25 januari 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam B] , de heer [naam F] , mevrouw [naam G] en mevrouw [naam D] . In het gespreksverslag is het volgende opgenomen:
“We zijn jarenlang partners geweest en zeer succesvol met elkaar mee gegroeid. Toch ziet HFG/Kwantum zich genoodzaakt de samenwerking met Vadain te stoppen.
Als voornaamste reden geeft zij aan dat Vadain, na eerst een groothandel te zijn gestart in gordijnstoffen waarmee Vadain indirect al een concurrent werd, gedurende de afgelopen jaren ook rechtstreeks aan twee grote concurrenten van Kwantum zijn gaan leveren, nl. Karwei en Carpet Right. Bij deze concurrenten verleent Vadain niet alleen de confectiedienst maar levert zij ook alle gordijnstoffen. Niet zeggend dat Vadain hier misbruik van maakt, is het voor HFG onacceptabel dat zij hiermee uiterst concurrentiegevoelige informatie in handen heeft. Zeker gezien zij met haar formule Kwantum marktleider is.
HFG heeft er alles aan gedaan Vadain zo vroeg mogelijk te informeren zonder daarmee de voortgang van HFG/Kwantum op het spel te zetten. Gedurende een periode van 6 maanden zal de orderportefeuille geleidelijk afgebouwd gaan worden.
Momenteel liggen er 191 referenties bij Vadain die we maandelijks zullen afbouwen tot deze per 31 juli a.s. op nul staat. Indien wenselijk zullen we de laatste maand vitrages/inbetweens afbouwen. In de laatste kolom is de verwachte afzet per week te zien. Dit schema hebben we achtergelaten.
Maand
Omzetten
Aantal
SKU
Omzetten #
SKu
Week
forecast
191
41900
Januari
182
9
38556
Februari
171
11
35495
Maart
163
8
33900
April
152
11
31726
Mei
109
43
21602
Juni
55
54
10801
Juli
55
HFG geeft aan dat zij erop vertrouwen dat de gemaakte afspraken zoals levertijden richting onze klanten tot aan het eind van onze samenwerking gehonoreerd zullen worden. Worden deze niet nagekomen dat zien zij zich genoodzaakt de afbouw te versnellen. De Kwantum klant mag niet de dupe worden van deze situatie.
Vadain geeft aan dat zij de inhoud van de boodschap moet laten bezinken. Er wordt afgesproken om uit elkaar te gaan en de week erop telefonisch contact te hebben.”
- Bij brief van 7 februari 2019 heeft de advocaat van Vadain HFG gesommeerd:
“- om binnen 7 dagen na heden aan mij mee te delen dat Homefashion Group c.s. haar verplichtingen uit de duurovereenkomst jegens Vadain c.s. zal nakomen en ter voorkoming van verder schade de afbouw van de referenties ten opzicht van december 2018 zal staken en gestaakt zal houden;
- om bij wijze van voorschot op de reeds geleden schade binnen 7 dagen na heden te hebben betaaldop de bankrekening van de Stichting Beheer Derdengelden van mijn kantoor, het bedrag van € 1.800.000,-- (zegge: een miljoen achthonderdduizend euro). Het bankrekeningnummer van de Stichting Beheer Derdengelden van mijn kantoor treft u aan op het eerste blad van deze brief.”
- Bij brief d.d. 27 februari 2019 betwist de advocaat van HFG de aansprakelijkheid van HFG en wordt aangegeven dat niet zal worden overgegaan tot betaling van het gevorderde voorschot.
3.2.
Vadain legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat Kwantum/HFG geen (redelijke) opzegtermijn in acht heeft genomen bij de opzegging van de duurovereenkomst, zodat zij (toerekenbaar) tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar uit de duurovereenkomst met Vadain voortvloeiende verplichtingen, dan wel dat de opzegging van de duurovereenkomst door Kwantum/HFG onrechtmatig is jegens Vadain. Vadain stelt dat het wegvallen van de resterende 50% van het volume van Kwantum/HFG enorme gevolgen heeft voor Vadain omdat zij in hoge mate afhankelijk is van Kwantum/HFG. De aangekondigde plotselinge beëindiging van de werkzaamheden kan niet binnen een half jaar worden opgevangen door Vadain en zal leiden tot sluiting van ateliers en het ontslag van 90 tot 100 werknemers. Vadain stelt voorts dat zij geen rekening heeft gehouden met een plotselinge afbouw naar nihil en daar ook geen rekening mee had hoeven houden. Zij vertrouwde op de voortzetting van de samenwerking met Kwantum/HFG, hetgeen blijkt uit de investeringen die zijn in de jaren 2015 tot en met 2018 heeft gedaan. Gelet op de duur van de samenwerking tussen Vadain en Kwantum van meer dan 30 jaar, de relatie-specifieke investeringen die Vadain de laatste vier jaar heeft moeten maken en de gevolgen die de opzegging van de duurovereenkomst heeft voor Vadain (en het daar werkzame personeel), acht Vadain een opzegtermijn van 3 jaar redelijk.
3.3.
Kwantum en HFG hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer en op hetgeen partijen verder nog ter ondersteuning van hun standpunten hebben aangevoerd, zal voor zover nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
spoedeisend belang
3.4.
Uit de stellingen van Vadain volgt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, zodat zij hierin in zoverre ontvankelijk is.
uit te besteden confectieopdrachten
3.5.
Tussen partijen bestaat een langdurige handelsrelatie zonder dat sprake is van een schriftelijke overeenkomst. Tot medio 2014 plaatst Kwantum en daarna HFG orders bij Vadain voor de vervaardiging van met name gordijnen. Een langdurige handelsrelatie in het kader waarvan opeenvolgende transacties worden verricht, kan onder omstandigheden na verloop van tijd uitgroeien tot een duurovereenkomst (raamovereenkomst) voor onbepaalde tijd (HR 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2213). Hoewel Vadain niet stelt op grond waarvan sprake is van een duurovereenkomst en Kwamtum en Vadain dat lijken te betwisten, duidt hetgeen partijen hebben gesteld ten aanzien van de samenwerking op het bestaan van een duurovereenkomst. Dit met name gelet op de intensiviteit van de handelsrelatie zoals die blijkt uit de omvang van de transacties, de gedetailleerdheid van de gemaakte afspraken over de te leveren prestaties, het op elkaar aanpassen van systemen en het intensieve overleg tussen partijen.
3.6
Het geschil tussen partijen gaat over de beëindiging van de duurovereenkomst.
Indien wet en overeenkomst niet voorzien in een regeling van de opzegging, geldt dat de overeenkomst in beginsel opzegbaar is. Op grond van art. 6:248 lid 1 BW kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Die eisen kunnen voorts in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
3.7
De aard en inhoud van de overeenkomst verzetten zich niet tegen de opzegging van de overeenkomst. Er is immers sprake van een wederzijds niet exclusieve handelsovereenkomst. Vadain gaat hier ook van uit, maar acht de opzegtermijn zoals door Kwantum/HFG gehanteerd te kort. Voor de beantwoording van de vraag of aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat een langere opzegtermijn in acht moet worden genomen dan op 25 januari 2019 is aangekondigd door HFG, namelijk een afbouw van het gehele volume in 5 maanden, is van belang wat partijen gelet op de inhoud van de overeenkomst over en weer mochten verwachten van de ontwikkeling van de samenwerking.
3.8
Partijen verschillen over dit laatste van mening. Volgens Vadain heeft Kwantum HFG tot 25 januari 2019 op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat de samenwerking zou eindigen, HFG heeft volgens Vadain slechts gesproken over het uitbesteden aan een extra atelier in verband met risicospreiding en groei. Volgens HFG weet Vadain al sinds 2014 dat het werk van Kwantum/HFG in de daarop volgende jaren drastisch zal afnemen en uiteindelijk zal verdwijnen nadat Vadain te kennen had gegeven de relatie met Kwantum/HFG niet als (exclusief) partnership te willen vormgeven. Gelet op de concurrentie van Vadain die eigen collecties voert en de belangrijkste concurrenten van Kwantum en HFG belevert, ervaart Kwantum/HFG het als een probleem dat Vadain de beschikking heeft over veel informatie van Kwantum/HFG en daarnaast beklaagt Kwantum/HFG zich al langere tijd over de levertijden en het prijspeil van Vadain.
3.9
Wat er ook zij van de beweegredenen van partijen met betrekking tot de afbouw van het procentuele volume van de omzet, uit de wederzijds ingenomen stellingen van partijen ondersteund door gespreksverslagen zoals die bij de vaststaande feiten zijn opgenomen, volgt dat tussen partijen over deze afbouw is gesproken en afspraken zijn gemaakt. Op 1 september 2017 is medegedeeld aan Vadain dat wordt gestart met een tweede atelier, vervolgens is in oktober 2017 beslist over de afbouw van een 40 tal referenties en in november 2017 over de afbouw van 125 -135 referenties, vervat in een afbouwplan. Een verdere vermindering is besproken in april 2018, wederom aan de hand van een afbouwplan dat voorzien in aantallen reducties per maand. In september 2018 worden eveneens reducties aangekondigd. Het geheel van de afgesproken reducties tot dan toe resulteert in een afbouw van 50% van het volume. In het gespreksverslag is opgenomen dat afgesproken is dat Vadain een half jaar van te voren wordt geïnformeerd indien HFG nog verder gaat afbouwen. Gesteld noch gebleken is dat Vadain tegen de reducties heeft geprotesteerd.
3.1
Temeer nu geen sprake is van een schriftelijke overeenkomst tussen partijen met afnameverplichtingen en opzegbepalingen bepalen de in de voorgaande overweging genoemde omstandigheden in belangrijke mate wat partijen over en weer mogen verwachten. Het moest Vadain immers op grond daarvan duidelijk zijn dat HFG de omzet met Vadain wilde inkrimpen en dat een verdere afbouw tot beneden 50 % tot de mogelijkheden behoorde, maar wel een half jaar vooraf aangekondigd zou worden.
3.11
Op 25 januari 2019 heeft HFG aan Vadain opnieuw een afbouwplan medegedeeld, inhoudende dat vanaf 1 januari 2019 tot 31 juli 2019 de resterende 50% van de referenties wordt afgebouwd naar 0%.
3.12
De voorzieningenrechter overweegt dat de mededeling van het afbouwplan van 25 januari 2019 niet conform de op 26 september 2018 gemaakte afspraak tussen partijen heeft plaatsgevonden. Op basis van deze afspraak is HFG immers gehouden om Vadain in ieder geval 6 maanden van tevoren te informeren over een eventuele verdere afbouw, zodat Vadain redelijkerwijs mocht aannemen dat een eventuele verdere afbouw pas zou plaatsvinden zes maanden na de mededeling ervan, derhalve vanaf 25 juli 2019. Gelet op de inhoud van de eerdere afbouwplannen mocht Vadain ook redelijkerwijs aannemen dat de verdere afbouw in zekere mate gefaseerd zou plaatsvinden, waarbij wel aangemerkt moet worden dat bij de eerdere afbouwplannen direct na aankondiging al reducties zouden plaatsvinden.
3.13
Ondanks het op 25 januari 2019 gecommuniceerde afbouwplan is ter zitting gebleken dat Vadain tot april 2019 nog steeds 50% van de referenties vervaardigt, zodat aan de aangekondigde afbouw van deze laatste 50% tot op heden nog geen uitvoering is gegeven. Anders dan Vadain betoogt volgt hieruit nog niet dat dit tot een grotere verplichting van HFG leidt, Vadain mocht en kon al rekening houden met de aangekondigde reducties en aan de hand daarvan andere afnemers trachten te vinden.
3.14
Gezien de inhoud van de overeenkomst van partijen zoals die zich de laatste jaren heeft ontwikkeld en de afspraak van 26 september 2018, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van HFG de inachtneming van een ruimere afbouwregeling verwacht mocht worden. De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande HFG veroordelen om tot 25 juli 2019 minimaal 50%, en vanaf 25 juli 2019 tot 25 oktober 2019 minimaal 25%, van het totaal van de haar uit te besteden confectieopdrachten (het volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain. Hoewel in de e-mailcorrespondentie gesproken wordt over afbouw van referentienummers, heeft Kwantum/HFG geen verweer gevoerd tegen de vordering om volume uit te besteden anders dan dat een stijging van het volume niet aan Vadain te goede zou moeten komen. Nu de voorzieningenrechter een gefaseerde afbouwperiode van 9 maanden na de mededeling van 25 januari 2019 bepaalt in plaats van de gevorderde periode van 3 jaar, wordt het effect van groei verwaarloosbaar geacht. Een langere periode of groter volume is niet toewijsbaar en zal worden afgewezen omdat dit gelet op hetgeen partijen in dit kort geding hebben aangevoerd niet volgt uit hetgeen is overeengekomen. Gelet op hetgeen is vast komen te staan ten aanzien van de aard en inhoud van de overeenkomst en overige omstandigheden is de bepaalde opzegperiode naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Mede gelet op de discussies tussen partijen over het behalen van levertijden en over de prijzen, dient terughoudendheid betracht te worden in het bepalen dat de overeenkomst tussen partijen dient voort te duren, maar anders dan HFG bepleit heeft dient bij afweging van belangen de omstandigheid dat de vordering van Vadain ook te vertalen is in een vordering tot schadevergoeding niet de doorslag te geven om de vordering geheel af te wijzen. Vadain heeft immers ook het belang haar ateliers zo veel mogelijk draaiende te houden.
Omdat onvoldoende vast staat dat Kwantum na medio 2014 nog orders heeft gegeven zal de veroordeling zich enkel richten tot HFG, met dien verstande dat ook de omzet van Kwantum bij de gehele omzet van HFG betrokken dient te worden. Hetgeen wordt toegewezen betreft het mindere van hetgeen meer subsidiair wordt gevorderd.
verstrekken overzicht confectieopdrachten
3.15
Kwantum en HFG hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering van Vadain tot het maandelijks verstrekken van een overzicht van alle confectieopdrachten van gordijnen, vitrage en vrouwgordijnen die zijn uitbesteedt aan gordijnateliers. De voorzieningenrechter zal deze vordering, eveneens enkel jegens HFG maar mede voor omzet van Kwantum, toewijzen, voor de periode van januari 2019 tot en met oktober 2019.
dwangsom
3.16
De vordering tot het opleggen van een dwangsom zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft, mede gelet op de mededeling ter zitting dat HFG aan het vonnis zal voldoen, geen aanleiding om te veronderstellen dat dit vonnis niet zal worden nagekomen door HFG.
op de minuut en op alle dagen en uren
3.17
De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut en op alle dagen en uren zal worden afgewezen, nu Vadain deze vordering niet heeft onderbouwd. Partijen zullen een grosse ontvangen van dit vonnis.
proceskosten
3.18
In de omstandigheid dat partijen over en weer op enige punten in gelijk en het ongelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt HFG om uiterlijk binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis tot 25 juli 2019 minimaal 50% van het totaal van de door haar en Kwantum uit te besteden confectieopdrachten (het volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain en in de periode van 25 juli 2019 tot en met 25 oktober 2019 minimaal 25% van het totaal van de door haar en Kwantum uit te besteden confectieopdrachten (het volume) van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen uit te besteden aan Vadain,
4.2.
veroordeelt HFG om voor de maanden januari 2019 tot en met oktober 2019, maandelijks een overzicht van alle confectieopdrachten van gordijnen, vitrage en vouwgordijnen die zij en Kwantum uitbesteden aan gordijnateliers te verstrekken aan Vadain.
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: