ECLI:NL:RBZWB:2019:1899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
02-665365-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Bogaert
  • A. Dekker
  • J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht, bedreiging en mishandeling van minderjarige, vrijspraak voor verkrachting

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, bedreiging en mishandeling. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontucht met een 15-jarig meisje, waarbij hij zich schuldig maakte aan seksuele handelingen die in strijd zijn met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is hij veroordeeld voor bedreiging en mishandeling van hetzelfde meisje nadat zij de relatie had verbroken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren bedreigende berichten heeft gestuurd via sms en WhatsApp, waarin hij dreigde haar pijn te doen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verkrachting van een andere jonge vrouw, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een verbod op alcohol en drugs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door een psycholoog. De zaak benadrukt de ernst van seksuele misdragingen en de impact daarvan op slachtoffers, vooral wanneer het gaat om minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665365-17
vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1992 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 december 2014 tot
13 december 2015 te Etten-Leur, althans in Nederland, met iemand die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te
weten met [Slachtoffer 1] (geboren op [Geboortedag slachtoffer 1] 1999), buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [Slachtoffer 1] gebracht/geduwd
en/of
- zijn verdachtes, penis in de mond van die [Slachtoffer 1] gebracht en/of zich
vervolgens door die [Slachtoffer 1] laten pijpen en/of
- zich door voornoemde [Slachtoffer 1] af laten trekken en/of
- die [Slachtoffer 1] ge(tong)zoend;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 13
mei 2016 te Etten-Leur, althans in Nederland, meermalen [Slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [Slachtoffer 1]
via app- en/of sms-berichten dreigend de woorden toegevoegd "ik maak je kanker
doood" en/of "vieze kanker hoer dat je ben ik ga jou pijn doen als ik nou
tegen kom sla ik je kk kapot" en/of "vermoord jou" en/of "ga jou kk pijn doen
maak niet uit waar" en/of ik vermoord jou nog liever dan dag ik jou laat
leven" en/of "heb dan het lefffff om na je werk 1 min te komen dak een mes
door je heen kan stoppen" en/of "ik maak jou kapot goor wijf dat je ben ik
maak je echt helemaal kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in de periode van 1 maart 2016 tot en met 30 april 2016 te
Etten-Leur, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [Slachtoffer 1] ) in/tegen haar gezicht heeft geslagen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Breda, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer 2] , immers heeft verdachte zijn
vinger(s) en/of penis in haar vagina geduwd/gebracht en/of zijn penis tegen
haar anus gedrukt/geduwd en of die [Slachtoffer 2] ge(tong)zoend,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
het hoofd van die [Slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of aan de haren van die [Slachtoffer 2]
heeft getrokken en/of die [Slachtoffer 2] in haar gezicht heeft geslagen en/of de
broek van die [Slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/o+ f de keel van die [Slachtoffer 2] heeft
dichtgeknepen en/of zijn hand voor de mond van die [Slachtoffer 2] gehouden en/of de
benen van die [Slachtoffer 2] uit elkaar heeft gedaan;
(parketnummer 02/665364-17)
art 242 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 27 april 2017, te Breda (Rozemarijnstraat), ter uitvoering
van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer 3]
en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, als bestuurder van een voertuig ([personen-]auto, merk
Volkswagen, type Golf, kleur grijs, kenteken [Kenteken] ), met dat opzet met
aanzienlijke, in elk geval enige, snelheid, ( op het moment dat die [Slachtoffer 3]
en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] zich op de rijbaan
en/of trottoir van de Rozemarijnstraat bevond[en]), dat voertuig heeft
(bij-)gestuurd in de richting van die [Slachtoffer 3] en/of
[Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] en/of (vervolgens) op die [Slachtoffer 3]
en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] is ingereden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 02/800305-17)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Breda (aan de Rozemarijnstraat), [Slachtoffer 3]
en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door als bestuurder van een voertuig ([personen-]auto, merk Volkswagen, type Go
kleur grijs, kenteken [Kenteken] ), met aanzienlijke, in elk geval enige,
snelheid, (op het moment dat die [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4]
en/of [Slachtoffer 5] zich op de rijbaan en/of trottoir van de
Rozemarijnstraat bevond[en]), dat voertuig (bij) te sturen in de richting van
die [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5]
en/of (vervolgens) op die [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4]
en/of [Slachtoffer 5] is ingereden en/of aldus heeft verdachte door zijn
rijgedrag/houding, een bedreigende situatie en/of sfeer doen onstaan.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem is tenlastegelegd heeft begaan. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 baseert zij zich op de aangifte van het slachtoffer, op bevindingen van verbalisanten en op de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 4 baseert zij zich op de aangifte van het slachtoffer, op een onderzoeksrapport zedendelict, op verstuurde SMS-berichten en op de verklaring van verdachte zelf.
Ten aanzien van feit 5 baseert de officier van justitie zich op de diverse aangiften en op de verklaring van verdachte zelf. De officier van justitie is van mening dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals primair ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een volledige bewezenverklaring kan komen en dat verdachte voor een aantal feiten vrijgesproken moet worden.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 heeft de raadsman zich grotendeels aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Voor zover het betreft feit 1 is aangevoerd dat de bewezenverklaarde periode zich dient te beperken tot de periode van maart 2015 tot en met 13 december 2015. Verder is aangevoerd dat verdachte vrijgesproken moet worden van de tenlastegelegde bedreiging onder feit 2 omdat geen bewijs voorhanden is voor de tenlastegelegde periode. Immers de zich in het dossier bevindende screenshots waarop de uitlatingen zijn vermeld bevatten geen datum zodat geen bewijs voorhanden is dat de uitlatingen zijn gedaan in de tenlastegelegde periode.
Aangevoerd is verder dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 4 tenlastegelegde verkrachting. Gesteld is dat aangeefster aanvankelijk geen aangifte heeft willen doen. Het motief van de uiteindelijke aangifte kan gelegen zijn in de omstandigheid dat mensen in de omgeving van het slachtoffer dachten dat zij vreemd ging, terwijl zij een relatie had. Omdat de buitenwereld niet mocht weten dat zij op vrijwillige basis seks had met verdachte, heeft zij alsnog aangifte gedaan. Verder is aangevoerd dat de aangifte van het slachtoffer niet geloofwaardig is en op essentiële onderdelen afwijkt van haar verklaring tijdens het intakegesprek. Op momenten dat de toenmalige vriend van het slachtoffer in het buitenland zat, mocht verdachte langskomen voor seks. De bij het slachtoffer geconstateerde blauwe plekken zijn ook niet delictgerelateerd, waarbij de arts heeft aangegeven dat één van de plekken al wat ouder lijkt. Ook uit een verzonden WhatsApp-gesprek blijkt niet dat sprake is geweest van gedwongen seks.
Ook ten aanzien van feit 5 is verzocht verdachte vrij te spreken nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot (voorwaardelijk) opzet te komen. Verdachte heeft niet willens en wetens gehandeld. Verdachte is juist degene geweest die van het conflict weg wilde lopen en om escalatie te voorkomen heeft hij zijn auto gepakt, enkel om zijn vrienden daar weg te halen. Van moedwillig inrijden op de drie jongens is dan ook geen sprake. Verdachte reed de smalle straat in. Iedere manoeuvre kan dan al snel opgevat worden als moedwillig. Ten slotte is gewezen op de wisselende verklaringen van aangevers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 3
Aangezien verdachte ten aanzien van deze feiten een (nagenoeg geheel) bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 april 2019 [1] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [Slachtoffer 1] [3] .
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde periode ten aanzien van feit 1 beperkt dient te worden tot de periode van maart 2015 tot en met 13 december 2015. Aangeefster [Slachtoffer 1] heeft aangegeven dat zij in december 2014 verkering heeft gekregen met verdachte en dat zij na 4 maanden voor het eerst seks hebben gehad. Dit betekent dat zij vanaf maart 2015 seks hebben gehad met elkaar. Voor de ruimer tenlastegelegde periode zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Feit 2
Aangeefster [Slachtoffer 1] , woonachtig in Etten-Leur, heeft een relatie gehad met verdachte [4] . In maart/april 2016 heeft [Slachtoffer 1] haar relatie met verdachte verbroken [5] . Zij heeft verklaard dat verdachte haar rond die tijd begon te bedreigen. Het dossier beval een aantal screenshots van WhatsAppberichten. Hierin zijn de volgende teksten opgenomen:
IK MAAK JE KANKER DOOOD [6] ,
Vieze Kanker hoer Dat je ben IK GA JOU PIJN DOEN ALS IK NOU TEGEN KOM SLA IK JE KK KAPOT [7] ,
VERMOORD JOU [8] ,
Ga jou Kk PIJN DOEN MAAK NIET UIT WAAR [9] ,
IK VERMOORD JOU NOG LIEVER DAN DAG IK JOU LAAT LEVEN,
HEB DAN HET LEFFFFF OM NA JE WERK 1 min Te komen dak een mes Door je heen kan stoppen [10] en
IK MAAK JOU KAPOT GOOR WIJF DAT JE BEN IK MAAK JE ECHT HELEMAAL KAPOT [11] .
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de teksten zoals deze zijn opgenomen in de hiervoor aangehaalde screenshots herkent als teksten die hijzelf geschreven heeft [12] .
[Slachtoffer 1] heeft verklaard dat vanaf het moment dat de politie contact heeft opgenomen met verdachte, verdachte is gestopt met de bedreigingen waarna zij niets meer van verdachte heeft gehoord. De datum waarop verdachte is benaderd door de politie is 13 mei 2016 geweest [13] .
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 maart 2016 tot en met 13 mei 2016 [Slachtoffer 1] meerdere malen heeft bedreigd.
Feit 4
Op 9 augustus 2016 heeft een informatief gesprek plaatsgevonden tussen [Slachtoffer 2] en de politie. Tijdens dat gesprek heeft [Slachtoffer 2] aangegeven dat zij een jongen kent met wie zij al langere tijd seks heeft voor geld. De jongen zou het geld op 6 augustus 2016 komen brengen. Toen hij haar woning binnenkwam, begon hij haar meteen te zoenen waarna zij haar hoofd wegdraaide en zij hem wegduwde. Toen haar broek door hem werd uitgetrokken, begon zij te gillen, maar niemand uit het studentenhuis reageerde op haar gegil. Vervolgens gaf de jongen haar een klap in haar gezicht en probeerde hij haar te wurgen door met zijn hand op haar hals te duwen. Ook werd zij op haar borst geslagen en werd een hand op haar mond geduwd om het gillen te dempen waarna ze verstijfde. De jongen heeft toen zijn penis in haar vagina gedaan. Ook heeft hij zijn vingers in haar vagina en anus gestopt. Nadat hij was klaargekomen ging hij weg. Haar werd gevraagd om mee naar beneden te gaan, omdat daar het geld was. Toen ze beneden kwam, zag ze dat hij net wegreed in zijn zwarte BMW.
Daags erna heeft ze dit tegen haar leidinggevende verteld en op maandagavond tegen haar moeder, waarna ze naar de huisarts is gegaan, die vervolgens de zedenafdeling van de politie heeft gebeld. Aanvankelijk heeft ze de naam van de jongen niet willen vertellen, maar uiteindelijk heeft ze aangegeven dat het verdachte betrof. Aangegeven werd nog dat ze nooit officieel verkering hebben gehad met elkaar en dat ze in mei 2015 nog seks met verdachte heeft gehad, maar dat ze nooit haar geld van hem heeft gekregen. Nadat ze in december 2015 een relatie met een andere man had gekregen, heeft ze nooit meer iets met verdachte gedaan. Enkel omdat ze nog geld van hem kreeg, had ze met verdachte afgesproken.
Uiteindelijk heeft [Slachtoffer 2] op 19 oktober 2016 alsnog aangifte gedaan. Zij had niet eerder aangifte gedaan, omdat eerst alleen haar moeder ervan op de hoogte was. Toen zij vernam dat verdachte zelf ook al dingen had verklaard, heeft zij besloten het ook tegen haar vrienden en familie te zeggen. Ze wilde dat verdachte straf zou krijgen voor hetgeen hij haar had aangedaan.
Verklaard is dat zij twee jaar geleden een fout heeft gemaakt toen zij in geldnood zat. Zij heeft toen seks gehad met verdachte en daarvoor zou zij geld krijgen. Het geld heeft ze nooit van hem gekregen. Op zaterdag 6 augustus 2016 zou verdachte naar haar kamer in Breda komen om haar het geld te geven. Ze zijn op de bank gaan zitten, waarna verdachte agressief werd. Omdat verdachte wel wilde zoenen, maar [Slachtoffer 2] niet, heeft hij haar in het gezicht geslagen, waarna hij haar broek uit trok. Hierop begon zij te gillen en verdachte weg te duwen. Verdachte begon in haar keel te knijpen en haar in het gezicht te slaan. Ook deed hij zijn hand op haar mond, omdat zij aan het gillen was. Daarna had hij seks met haar. Zij probeerde haar benen dicht te houden. Hij deed haar benen uit elkaar. Ook probeerde verdachte het anaal. Daarna is het volgens haar gestopt omdat zij begon te huilen.
Hij kneep nog in haar keel en zei zoiets van “Je wilt toch dat geld”. Daarna deed hij zijn broek aan en liep toen weg.
Meer in detail heeft zij vervolgens het volgende verklaard.
In totaal heeft zij ongeveer 30 keer met verdachte afgesproken. Zij zou van verdachte ongeveer € 5.000,00 krijgen. Ze heeft wel eens € 70,00 van hem gehad maar nooit het afgesproken bedrag.
Vanaf eind 2015 kreeg zij een relatie met een jongen genaamd [Naam 1] en daarna met [Naam 2] . In de periode dat zij een relatie had, heeft ze geen seks met verdachte gehad, zo heeft zij verklaard.
Over 6 augustus 2016 heeft zij vervolgens verklaard dat verdachte aanvankelijk lief en rustig deed. Zij zei tegen hem dat hij moest ophouden. Verdachte duwde daarna met kracht haar hoofd opzij. Hij trok ook aan haar haren. Hij pakte haar met zijn hand bij haar kin en kaken waarna hij haar begon te kussen en hij zijn tong in haar mond deed. Omdat hij werd weggeduwd, werd hij boos, waarna hij haar een klap in het gezicht gaf en haar broek uittrok. Alles gebeurde op de bank. Verdachte deed vervolgens zijn broek uit tot op zijn knieën. Nadat ze begon te gillen, kneep hij haar keel dicht en deed hij zijn hand op haar mond. Op dat moment had verdachte zijn penis al in haar vagina gebracht. Zij probeerde hem weg te duwen en haar benen dicht te houden. Verdachte zei: “Hou gewoon je bek, want je doet het voor het geld”.
Vervolgens heeft verdachte ook nog geprobeerd zijn penis in de anus van haar te krijgen. [Slachtoffer 2] was in paniek, zij was hard aan het schreeuwen, huilen en zij was zichzelf aan het
verdedigen. Daarna is verdachte weggegaan.
Tijdens de aangifte is [Slachtoffer 2] geconfronteerd met hetgeen zij heeft verklaard tijdens het intakegesprek. Tijdens het intakegesprek heeft zij aangegeven dat verdachte met zijn vingers in haar vagina en anus is geweest. Tijdens de aangifte is zij hierop in zoverre teruggekomen dat verdachte enkel met de vingers in de vagina is geweest.
Nadat verdachte was vertrokken, is zij achter hem aangelopen naar beneden, omdat hij had gezegd dat hij het geld in de auto had. Beneden aangekomen bleek dat verdachte al weggereden was.
Op een vraag of zij later nog iets van verdachte heeft gehoord heeft zij aangeven dat ze niet meer heeft gereageerd op berichten van verdachte en hem gelijk heeft geblokkeerd.
Op 9 augustus 2016 heeft een zedenonderzoek plaatsgevonden aan het lichaam van [Slachtoffer 2]
Onder de rubriek “informatie over het delict” is aangegeven dat de penis vaginaal werd ingebracht en dat niet bekend is of de dader een zaadlozing heeft gehad. Door de arts zijn blauwe plekken op het lichaam van [Slachtoffer 2] geconstateerd die op een tekening zijn aangegeven en zijn genummerd. Onduidelijk is of sprake is van een kruisje in de hals. Met de verdediging constateert de rechtbank dat het er op lijkt dat dit kruisje is doorgehaald. Bij dit kruisje is ook geen cijfer geplaatst en er is ook geen omschrijving bij vermeld, wat wel het geval is bij de andere geplaatste kruisjes. Bij een van de kruisjes (nr. 5: ter hoogte van de borst) is aangegeven dat dit een al wat oudere blauwe plek is. Verder zijn kruisjes aangegeven op de rechter bovenarm, op de rechter borst, op beide bovenbenen, op de linkerzij en op de linker enkel. Op beide bovenbenen zijn meerdere blauwe plekken geconstateerd.
Onderzoek is gedaan naar het telefoonverkeer tussen verdachte en [Slachtoffer 2] . Op 7 augustus 2016 is er sms-verkeer tussen hen geweest. Om 20:17 uur heeft verdachte een bericht naar [Slachtoffer 2] gestuurd, waarop [Slachtoffer 2] om 20:21 uur heeft gereageerd met de volgende inhoud:
“jij zal nooit meer wat van mij horen wat jij mij aan gedaan heb vergeet ik nooit heb plekken in me nek van dat je me probeerde te wurgen. Heb overval pijn je hebt geen idee wat je mij aan gedaan hebt, heb heel de dag zitten huilen ben van me werk naar huis gestuurd, bedankt voor alles jij ook succes met je leven van mij hoor je niks meer..”.
Verdachte heeft hierop gereageerd met:
“uhu tuurlijk, jij zei van alles maar dit blijft een discussie succes met jou leven dan maar fijne avond”.
Het dossier bevat daarnaast nog een aantal WhatsApp-berichten. Op 5 augustus 2016 heeft verdachte om 18:33 uur een bericht gestuurd aan [Slachtoffer 2]
“vanavond of morgen?”waarop [Slachtoffer 2] heeft gereageerd met
“Morgr”.
Ook in de periode voorafgaande aan 6 augustus 2016 is er veelvuldig sms-verkeer geweest tussen verdachte en [Slachtoffer 2] . Zo is er onder meer op 25 mei 2016 contact tussen hen geweest. Daarbij heeft [Slachtoffer 2] aangegeven dat zij die dag niet kan. Verdachte heeft daarop aangegeven: “jawel, regel het maar”, “desnoods kom je tijdens je werk”, “Maar je doe het vanmiddag”. Als [Slachtoffer 2] aangeeft dat ze niet kan, reageert verdachte door te sms-en: “het is het kwartier, je regel het maar”.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zo’n 20 à 30 keer met [Slachtoffer 2] seks heeft gehad, ook op 6 augustus 2016. Verder heeft hij verklaard dat hij haar nooit geld heeft gegeven. Hij beloofde haar wel telkens geld, maar gaf dat niet. Ze hadden die avond ook afgesproken om seks te hebben. Verklaard is dat hij haar op die avond heeft getongzoend. Ze hebben nooit op de bank gezeten, maar alles gebeurde op het stapelbed van [Slachtoffer 2] . Omdat [Slachtoffer 2] tijdens de seks begon te huilen zijn ze gestopt. Ze vertelde dat ze een vriendje had en dat ze daarom niet meer wilde. Verdachte heeft verklaard dat er geen sprake was van dwang.
Ter zitting is verdachte geconfronteerd met het zedenonderzoek waarbij geconstateerd is dat er sprake is van blauwe plekken op het lichaam van [Slachtoffer 2] . Hieromtrent heeft verdachte verklaard dat hij weliswaar van wat hardere seks houdt, maar dat de plekken niet daardoor veroorzaakt kunnen zijn. Verder is verklaard dat [Slachtoffer 2] meerdere bedpartners heeft gehad.
Op basis van de verklaringen van verdachte en [Slachtoffer 2] kan worden vastgesteld dat zij op 6 augustus 2016 seks hebben gehad. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of daarbij toen sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewijs in zedenzaken ligt vaak lastig omdat sprake is van een één-op-één situatie. Zoals vaker het geval is, is ook hier sprake van twee uiteenlopende lezingen.
In hoofdlijnen zijn de verklaringen van [Slachtoffer 2] consistent te noemen, op onderdelen heeft zij wat wisselend verklaard.
Vindt de verklaring van [Slachtoffer 2] steun in enig ander bewijsmiddel?
Het zedenonderzoek zou steunbewijs kunnen opleveren voor de aangifte. Een nauwkeurige beschrijving en nadere duiding van de blauwe plekken ontbreekt echter. [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte op haar borst heeft gedrukt en juist ten aanzien van deze blauwe plek is aangegeven dat deze plek wat ouder is. Verder is verklaard dat verdachte geprobeerd heeft haar te wurgen. Uit bevindingen van het zedenonderzoek volgt niet dat blauwe plekken in de nek/hals zijn waargenomen.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek op onderdelen te summier is geweest om te concluderen dat de blauwe plekken daadwerkelijk op 6 augustus 2016 zijn ontstaan door gewelddadige handelingen van verdachte. Ook de app-berichten van de volgende dag leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steunbewijs op.
Uit het dossier komt weliswaar een beeld naar voren dat verdachte een dwingend persoon is, echter de rechtbank moet constateren, zonder daarbij te oordelen dat aangeefster niet naar waarheid zou hebben verklaard, dat er zich aldus onvoldoende (steun)bewijs in het dossier bevindt om aan de hoge juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te kunnen voldoen. Dit betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4.
Feit 5
Op 27 april 2017 was aangever [Slachtoffer 3] samen met twee vrienden, [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] in de binnenstad van Breda [14] . Daar hoorde hij dat er een woordenwisseling plaatsvond tussen zijn schoonzusje en een jongen. De jongen liep samen met een andere jongen weg in de richting van de Haagdijk. Aangever [Slachtoffer 3] en zijn vrienden volgden de jongens om verhaal te halen bij de jongen die ruzie had gemaakt met zijn schoonzusje. De jongens stopten ter hoogte van de Rozemarijnstraat. [Slachtoffer 5] maakte op dat moment nog steeds ruzie met de jongens. Plotseling kwam er een auto de Rozemarijnstraat ingereden. [Slachtoffer 3] voelde dat de auto tegen zijn knie aan reed en zag dat [Slachtoffer 5] over zijn voet werd gereden. Vervolgens reed de auto tegen [Slachtoffer 4] aan die klem kwam te zitten tussen de auto en de muur.
Verklaard is dat de auto snel de straat ingereden kwam vanuit de Haagdijk [15] .
[Slachtoffer 5] heeft over de aanrijding verklaard dat zij het steegje in werden gedreven door een Indische en Chinese jongen omdat de ruzie begon te escaleren en dat, voordat hij het in de gaten had, er een Volkswagen Golf door het steegje (de rechtbank begrijpt: de Rozemarijnstraat) kwam gereden, komend vanaf de Haagdijk [16] . De auto reed in een streep op hem af waarbij de auto over zijn voet reed. [Slachtoffer 5] zag dat verdachte in de auto zat. De auto kwam tegen de muur tot stilstand. Korte tijd later is [Slachtoffer 5] door een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en daar werd vastgesteld dat sprake was van vleeswonden, kneuzingen, kans op compressie en een compartimentsyndroom. Ook was sprake van letsel aan de spieren en pezen.
Ook door [Slachtoffer 4] is aangifte gedaan. Hij zag dat de auto het steegje ingereden kwam [17] . Hij zag dat de auto de muur raakte. Hij hoorde een flinke klap. Hij vermoedt dat de auto ergens tussen de 20 en 35 km/u reed. Door de klap was de linker wieldop van de velg geslagen. De auto was op [Slachtoffer 5] ingereden waarbij de auto het been van [Slachtoffer 5] had geraakt en die vervolgens stil stond op de voet van [Slachtoffer 5] Hij zag dat [Slachtoffer 5] niet weg kon komen. [Slachtoffer 3] , die aan dezelfde kant van de muur stond als [Slachtoffer 5] werd aan de voorzijde van zijn lichaam, tegen zijn benen, geraakt.
Vervolgens reed de auto weer achteruit. Hij zag dat de voorbanden van de auto naar hem toe werden gestuurd waarna de auto op hem afkwam. Hij voelde een hevige pijn toen de auto zijn linkerbeen en knie raakte. De pijn was zo hevig dat hij dacht dat zijn been eraf zou zijn.
In de omgeving van de woning van verdachte in Etten-Leur werd een Volkswagen Golf met het kenteken [Kenteken] aangetroffen die op naam van verdachte staat [18] . De auto had verse schade aan de linkerzijde. Verdachte lag in de auto te slapen. In de auto hing een sterke alcohollucht en verdachte was onvast ter been.
Verdachte heeft verklaard dat hij woorden kreeg met een groepje vriendinnen, waarna hij achtervolgd werd door drie jongens. De jongens begonnen hen uit te dagen. Verdachte is naar zijn auto gelopen die geparkeerd stond op de Haagdijk in Breda [19] . In plaats van spullen uit zijn auto te pakken is hij, terwijl hij gedronken had, ingestapt en tegen het verkeer in, de Rozemarijnstraat ingereden. Zijn snelheid bedroeg 20 à 30 km/u. Verklaard is verder dat hij tegen een muur is gereden en dat iemand daar klem stond. Daar heeft hij enkele seconden stilgestaan, waardoor die jongen vast kwam te zitten.
Meer in detail heeft verdachte tijdens de zitting verklaard dat de ruzie buiten de steeg begon. Langzaam verplaatste zich de ruzie naar de steeg. Verdachte ging er van uit dat ze in de steeg waren toen hij vanuit de Haagdijk de steeg in reed.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte geprobeerd heeft de slachtoffers opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kwade opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet vastgesteld kan worden. Is er dan sprake van voorwaardelijk opzet?
Omdat de bedoeling die verdachte heeft gehad met zijn manoeuvres in de Rozemarijnstraat niet zonder meer uit zijn verklaringen blijkt, zal gekeken moeten worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen, gegeven de omstandigheden waaronder die plaatsvonden. Daartoe moet beoordeeld worden of er een aanmerkelijke kans bestond dat de slachtoffers door het rijgedrag van verdachte zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
De rechtbank stelt vast dat de Rozemarijnstraat een smalle steeg is met aan beide zijden een trottoir. De exacte snelheid waarmee verdachte de steeg ingereden is, is niet vast te stellen. Verdachte en één van de aangevers hebben het over een snelheid van 20 tot 35 km/u. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat de auto van verdachte schade heeft opgelopen aan de linkerzijde en ook een wieldop van het linker voorwiel is verloren, stelt de rechtbank vast dat verdachte zeker niet stapvoets heeft gereden, maar met enige snelheid, tegen het verkeer in en na gebruik van alcohol, rechtsaf de smalle steeg ingereden is, waarbij hij ervan uit ging dat de latere slachtoffers zich aldaar bevonden. Verdachte wist kennelijk niet precies waar de personen zich in de steeg bevonden.
Het inrijden met een personenauto van aanzienlijk gewicht op kwetsbare voetgangers die nagenoeg geen mogelijkheid hadden om uit te wijken, brengt naar algemene ervaringsregels de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid met zich dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel oplopen.
De vraag is vervolgens of de verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het rijgedrag van verdachte erop was gericht om weg te komen, ten koste van eventuele gevolgen voor de slachtoffers. Daarmee heeft verdachte de aanmerkelijk kans aanvaard dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Het zou zo kunnen zijn dat verdachte weg wilde om verdere escalatie te voorkomen, maar daarbij heeft hij volstrekt verkeerde keuzes gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op een of meer tijdstip(pen)in de periode van maart 2015
13 december 2014tot
13 december 2015 te Etten-Leur,
althans in Nederland,met iemand die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, te
weten met [Slachtoffer 1] (geboren op [Geboortedag slachtoffer 1] 1999), buiten echt ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die
(telkens
)bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, hebbende verdachte
- zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [Slachtoffer 1] gebracht/geduwd
en/of
- zijn verdachtes, penis in de mond van die [Slachtoffer 1] gebracht en
/ofzich
vervolgens door die [Slachtoffer 1] laten pijpen en/of
- zich door voornoemde [Slachtoffer 1] af laten trekken en/of
- die [Slachtoffer 1] ge
(tong
)zoend;
2.
hij op een of meer tijdstippenin de periode van 1 maart 2016 tot en met 13
mei 2016 te Etten-Leur,
althans in Nederland,meermalen [Slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware
mishandeling,immers heeft verdachte
(telkens
)opzettelijk voornoemde [Slachtoffer 1]
via app-
en/of sms-berichten dreigend de woorden toegevoegd "ik maak je kanker
doood" en/of "vieze kanker hoer dat je ben ik ga jou pijn doen als ik nou
tegen kom sla ik je kk kapot" en/of "vermoord jou" en/of "ga jou kk pijn doen
maak niet uit waar" en/of ik “vermoord jou nog liever dan dag ik jou laat
leven" en/of "heb dan het lefffff om na je werk 1 min te komen dak een mes
door je heen kan stoppen" en/of "ik maak jou kapot goor wijf dat je ben ik
maak je echt helemaal kapot"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3.
hij op een tijdstipin de periode van 1 maart 2016 tot en met 30 april 2016 te
Etten-Leur,
althans in Nederland,opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [Slachtoffer 1] )
in/tegen haar gezicht heeft geslagen;
5.
(primair)
hijop
of omstreeks27 april 2017, te Breda (Rozemarijnstraat), ter uitvoering
van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer 3]
en
/of[Slachtoffer 4] en
/of[Slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, als bestuurder van een voertuig (
[personen-
]auto, merk
Volkswagen, type Golf, kleur grijs, kenteken [Kenteken] ), met dat opzet met
aanzienlijke, in elk gevalenige snelheid,
(op het moment dat die [Slachtoffer 3]
en
/of[Slachtoffer 4] en
/of[Slachtoffer 5] zich in
op de rijbaan
en/of trottoir vande Rozemarijnstraat bevond
[en
]), dat voertuig heeft
(bij-)gestuurd in de richting van die [Slachtoffer 3] en
/of
[Slachtoffer 4] en
/of[Slachtoffer 5] en
/of (vervolgens
)op die [Slachtoffer 3]
en
/of[Slachtoffer 4] en
/of[Slachtoffer 5] is ingereden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaar met daarbij als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet past bij de feiten en bij de persoon van verdachte. Verzocht is rekening te houden met de omstandigheid dat sprake is van oude feiten en met de overschrijding van de redelijke termijn. Ook dient artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegepast te worden.
Verder is gewezen op het rapport van psycholoog drs. T. ’t Hoen waarin is aangegeven dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Niet alleen verdachte maar ook de maatschappij heeft profijt bij de behandeling die verdachte momenteel ondergaat, dit blijkt ook uit het uitgebrachte reclasseringsadvies.
Verzocht is om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar schuldig gemaakt aan ontucht met een meisje van 15 jaar. Daarbij is verdachte ook seksueel binnengedrongen in het lichaam van dat meisje. Deze vergaande seksuele handelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een jong, kwetsbaar meisje op. Dat het meisje heeft ingestemd met deze handelingen doet daar in het geheel niet aan af. Verdachte had zelf moeten beseffen dat zulke handelingen de geestelijke en seksuele ontwikkeling van het betrokken meisje ernstig zouden kunnen schaden. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Nadat het meisje de relatie met verdachte had verbroken, is verdachte haar op niet mis te verstane wijze gaan bedreigen. Ook heeft hij haar geslagen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Het is niet alleen bij deze handelingen gebleven. Ook op Koningsdag 2017 is het volledig uit de hand gelopen met verdachte. Na een ruzie in de binnenstad van Breda is verdachte, na gebruik van een hoeveelheid alcohol, in zijn auto gestapt en is hij in een smal steegje op drie jongens ingereden. Om hen heeft hij zich in het geheel niet bekommerd, hij is gewoon naar huis gereden en korte tijd later trof de politie hem slapend in zijn auto aan. Als gevolg hiervan is verdachte zijn rijbewijs acht maanden moeten inleveren.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zorgwekkende situatie. Dit blijkt ook wel uit de rapporten die zijn uitgebracht over verdachte. Psycholoog ’t Hoen heeft gerapporteerd dat de feiten zijn gepleegd in een periode waarin verdachte een weinig toekomstgericht leven leidde, hij veelal van dag tot dag leefde en veel alcohol en cannabis gebruikte. Volgens de deskundige lijkt het erop dat verdachte op dit moment zijn leven een meer positieve en constructieve wending aan het geven is. Hij is fors geminderd in zijn alcohol- en cannabisgebruik, hij heeft enkele negatieve sociale contacten afgestoten en hij probeert wat meer stabiliteit in zijn leven te behouden.
Bij verdachte is volgens de psycholoog sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en een persoonlijkheidspathologie met antisociale en narcistische trekken. Als gevolg hiervan is sprake van een kwetsbaar zelfgevoel, waarbij verdachte zeer gevoelig is voor afwijzing en krenking.
Zijn persoonlijkheidspathologie, in combinatie met alcoholgebruik, maakt naar de opvatting van de deskundige, dat verdachte in verminderde mate in staat was om zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen. Met uitzondering van feit 1 acht de deskundige verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over, met dien verstande dat zij verdachte ook ten aanzien van feit 1 verminderd toerekeningsvatbaar acht. De rechtbank ziet niet in dat dit voor feit 1 anders zou moeten zijn dan voor de andere bewezenverklaarde feiten.
Geadviseerd wordt om de behandeling die verdachte inmiddels krijgt via Expertise in Ervaren voort te zetten. Verdachte is hiervoor gemotiveerd en hij lijkt er profijt van te hebben. Daarnaast wordt het aangewezen geacht dat verdachte een poliklinische behandeling volgt bij een forensische polikliniek. Verdachte moet leren meer inzicht te krijgen in zijn eigen gedrag en de consequenties hiervan op anderen.
Ook de verslavingsreclassering, Novadic-Kentron, heeft over verdachte een rapport uitgebracht. Medio 2017 is verdachte in therapie gegaan en sindsdien krijgt hij begeleiding om te leren van zijn gedrag en om zijn doelen bij te stellen. Daar heeft hij al wel stappen in gemaakt, al is de vooruitgang nog kwetsbaar. Zorg en ondersteuning krijgt hij van zijn ouders. De reclassering heeft aangegeven dat de impulscontrole hardnekkig lijkt te zijn. Omdat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat wordt voortzetting van de huidige therapie en begeleiding geadviseerd. In het op 9 april 2019 uitgebrachte voortgangsverslag is verder nog geadviseerd om verdachte een alcohol- en drugsverbod op te leggen.
In de rapporten is dan wel te lezen dat het er op lijkt dat verdachte een wat meer positieve wending aan zijn leven heeft gebracht, zorgelijk vindt de rechtbank wel dat verdachte tijdens de jaarwisseling 2018/2019 toch weer alcohol heeft gebruikt wat meteen weer heeft geleid tot ongewenst gedrag. Onder meer hierin ziet de rechtbank aanleiding om de reclassering te volgen in haar advies om een alcohol- en drugsverbod op te leggen als bijzondere voorwaarde, naast het advies van de psycholoog om de behandeling bij Expertise in Ervaren voort te zetten en verdachte poliklinisch te laten behandelen bij een GGZ-instelling of een soortgelijke instelling.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle feiten.
Nu de rechtbank feit 4 niet bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling verder rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten:
in bezit hebben van afbeeldingen van een seksuele gedraging met personen onder de 18 jaar, gepleegd te Etten-Leur op 27 mei 2016 (parketnummer 02/665365-17) en
opzettelijk een minderjarige door gift bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen, gepleegd te Etten-Leur in de periode van 1 maart 2015 tot en met 3 juli 2015 (parketnummer 02/665364-17).
Ten slotte heeft de rechtbank bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van wat oudere feiten.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Met betrekking tot de aanvang van die termijn gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie, uit van de dag waarop verdachte is aangehouden, te weten 15 november 2016. Dit brengt met zich mee dat sprake is van een overschrijding van ruim 5 maanden waarmee de rechtbank rekening houdt bij de hoogte van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank is van oordeel dat de feiten te ernstig zijn om te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals bepleit door de verdediging. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 10 maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt het mogelijk dat bijzondere voorwaarden als geadviseerd worden opgelegd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 2.229,95 voor feit 5.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de vordering in het geheel niet is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Hij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [Slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 1.429,00 voor feit 5, bestaande uit € 829,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 809,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 409,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt. Een onderbouwing voor de geleden schade aan de schoenen en kleding ontbreekt en uit de bijgevoegde salarisspecificaties kan niet opgemaakt worden dat sprake is geweest van inkomensverlies in de maand mei 2017. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij Vogel voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 63, 245, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:mishandeling;
feit 5 primair:poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 10 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron, Korte Raamstraat 3 te Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
* dat verdachte gedurende de proeftijd de behandeling vanuit Expertise in Ervaren voortzet, of zoveel korter als de behandelaars van verdachte in overleg met de reclassering nodig achten;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de behandelaars van verdachte in overleg met de reclassering nodig achten, zich ambulant laat behandelen bij de GGZ Breburg of een soortgelijke forensische polikliniek waarbij naast een agressie- en emotieregulatie ook de copingsvaardigheden onderwerp van behandeling zullen zijn;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer 5] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer 4] van € 809,00, waarvan € 409,00 ter zake van materiële schade en € 400,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer 4] (feit 5), € 809,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet-betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 02/800305-17.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bogaert, voorzitter, mr. Dekker en mr. Van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 april 2019.
Mr. Dekker is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummers PL 2000-2016139511 en PL 2000-2016120370 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 94 en doorgenummerd van 1 tot en met 191 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2017098217 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 127 (hierna te noemen proces-verbaal 2)
2.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] , pagina’s 22 en 25-26 van proces-verbaal 1.
3.Het proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 1] , pagina 31 van proces-verbaal 1.
4.Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 22-23 van proces-verbaal 1.
5.Het proces-verbaal van aangifte, pagina’s 25-27 van proces-verbaal 1.
6.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 02 van proces-verbaal 1.
7.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 07 van proces-verbaal 1.
8.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 09 van proces-verbaal 1.
9.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 10 van proces-verbaal 1.
10.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 11 van proces-verbaal 1.
11.Het geschrift, inhoudende een screenshot van WhatsAppberichten, pagina 13 van proces-verbaal 1.
12.De verklaring van verdachte ter zitting van 11 april 2019.
13.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 27 van proces-verbaal 1.
14.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 23 van proces-verbaal 2.
15.Het proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer 3] , pagina 27 van proces-verbaal 2.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 5] , pagina 91 van proces-verbaal 2.
17.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 105 van proces-verbaal 2.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 56 van proces-verbaal 2.
19.De verklaring van verdachte ter zitting van 11 april 2019.