ECLI:NL:RBZWB:2019:1933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
02-015593-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met mes op taxichauffeur in vereniging gepleegd

Op 1 mei 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 januari 2019 in Tilburg samen met een medeverdachte een taxichauffeur heeft overvallen. De verdachte heeft de taxichauffeur onder bedreiging met een mes gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 85 euro en heeft tevens een iPhone van de taxichauffeur weggenomen. De zaak is behandeld op de zitting van 17 april 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de aangifte van de taxichauffeur en de verklaring van de medeverdachte in haar beoordeling meegenomen.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, ook al had de verdachte verklaard dat hij niet de intentie had om de iPhone weg te nemen. De rechtbank achtte het feit dat de verdachte het mes op de taxichauffeur hield, terwijl de medeverdachte de iPhone wegnam, voldoende om te concluderen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing in vereniging en diefstal vergezeld van geweld in vereniging.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een verbod op het gebruik van alcohol en drugs. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.250,- aan de benadeelde partij, de taxichauffeur, voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf de datum van de overval toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/015593-19
vonnis van de meervoudige kamer van 1 mei 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats- en land] op [Geboortedag] 1980,
wonende te [Adres]
thans verblijvende te PI Grave,
te 5361 ME Grave, Muntlaan 1,
raadsvrouw mr. L.C.W. Wingens, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 april 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
feit 1
hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 85 euro, althans enig gelbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [Slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [Naam 1] toebehoorde, door een mes op de keel en/of in de zij van die [Slachtoffer] te plaatsen/drukken en daarbij om geld te vragen;
feit 2hij op of omstreeks 18 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met ander, althans alleen, een telefoon (Apple 6s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes op de keel en/of in de zij van die [Slachtoffer] te plaatsen/drukken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 (afpersing in vereniging) en 2 (diefstal vergezeld van geweld in vereniging) tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 is zij van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsvrouw voert hiertoe aan dat het opzet van verdachte enkel gericht was op het wegnemen van het geld en niet op het wegnemen van de iPhone. Er kan verder niet worden gesproken over een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] . Uit het procesdossier komt immers naar voren dat geld de reden was om de taxichauffeur te beroven en dat medeverdachte [Medeverdachte] de iPhone heeft weggenomen, terwijl verdachte zei dat ze deze iPhone moest laten liggen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 17 april 2019 [1] ;
- de aangifte van [Slachtoffer] [2] .
feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de aangifte van [Slachtoffer] [3] ;
- de verklaring van medeverdachte [Medeverdachte] [4] [Medeverdachte]
- de verklaring van verdachte [5] .
medeplegen
De verdediging is van mening dat er voor wat betreft het wegnemen van de iPhone geen sprake is van medeplegen van verdachte en dat hij geen opzet had op het wegnemen van de iPhone. De verdediging stelt zich dus op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken voor feit 2. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is van medeplegen voor wat betreft de diefstal van de iPhone. Dat het volgens verdachte niet zijn doel was om de iPhone weg te nemen en verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] van tevoren alleen hebben gesproken over het verkrijgen van geld van de taxichauffeur, maakt niet dat geen sprake is van medeplegen voor het wegnemen van de iPhone. Verdachte heeft namelijk het plan opgevat om samen met medeverdachte [Medeverdachte] een taxichauffeur te gaan overvallen. Verdachte heeft daardoor bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat medeverdachte [Medeverdachte] bij de overval naast geld, ook andere dingen zou wegnemen, zoals een iPhone. Voor medeplegen is het namelijk niet nodig dat vast komt te staan dat de medepleger weet heeft van de precieze gedragingen die zijn mededader zal verrichten. Verdachte heeft bovendien gezien dat [Medeverdachte] de iPhone wegnam. Hij heeft weliswaar verklaard dat hij tegen [Medeverdachte] heeft gezegd dat de iPhone terug moest, maar hij heeft uiteindelijk niet voorkomen dat deze werd weggenomen. Hij is daarentegen het mes in de zij van de taxichauffeur blijven houden toen [Medeverdachte] de iPhone wegnam. Dat maakt dat ook de bijdrage van verdachte aan het stelen van de iPhone van voldoende gewicht was om te kunnen spreken van medeplegen. Er was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [Medeverdachte] wat betreft het wegnemen van de iPhone. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een iPhone met bedreiging met geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
hijop
of omstreeks18 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [Slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 85 euro
, althans enig gelbedrag, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan die [Slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [Naam 1] , toebehoorde, door een mes op de keel en
/ofin de zij van die [Slachtoffer] te plaatsen/drukken en daarbij om geld te vragen;
feit 2hijop
of omstreeks18 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander
, althans alleen,een telefoon (Apple 6s),
in elk geval enig goed,diegeheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [Slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door een mes op de keel en
/ofin de zij van die [Slachtoffer] te plaatsen/drukken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het advies van de reclassering. Hij heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van verdachte dat zich kenmerkt door vermogensdelicten, met het advies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) en met de spijt die verdachte tijdens het proces heeft betuigd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf zoveel mogelijk te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, met daarbij een fors voorwaardelijk deel onder de voorwaarden zoals door de reclassering gesteld en door de officier van justitie gevorderd. Eventueel zou daarnaast een taakstraf kunnen worden opgelegd, zodat verdachte een dagbesteding heeft op het moment dat hij vrij komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is bewust samen met medeverdachte [Medeverdachte] op pad gegaan om een taxichauffeur af te persen en heeft daartoe bewust een mes meegenomen. Verdachte heeft het mes op de keel van de taxichauffeur gezet en heeft het mes vervolgens in zijn zij geplaatst. Hij heeft gevraagd om geld, wat de taxichauffeur onder bedreiging met het mes aan [Medeverdachte] heeft gegeven. Ook de iPhone van de taxichauffeur is weggenomen. Verdachte heeft zich bij het plegen van deze delicten enkel laten leiden door zijn behoefte aan geld. Uit de slachtofferverklaring van de taxichauffeur is gebleken dat de delicten veel impact op hem hebben gehad en hij zowel in werk- als privésituaties nog altijd nadelige en nare gevolgen ervaart van de overval. Gedurende de tijd dat verdachte het mes op zijn keel zette, heeft hij doodsangsten uitgestaan. Sinds de overval is hij minder goed van vertrouwen in zijn werk en is zijn werkplezier minder geworden. Hij slaapt slecht en maakt zich regelmatig zorgen over de volgende werkdag. Ook is hij privé minder open en voorzichtiger geworden en is hij sneller geïrriteerd. Hij voelt zich niet meer veilig op straat. De delicten die verdachte heeft gepleegd hebben daarnaast ook impact op de beroepsgroep van taxichauffeurs in het algemeen. Zij voelen zich door zulke delicten minder veilig om hun werk uit te oefenen. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij een straatroof met licht geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. In deze zaak is echter geen sprake van licht geweld, maar van een ernstige bedreiging met een mes. Bovendien heeft verdachte de overval op de taxichauffeur gepleegd samen met een ander en vond de overval plaats in de nacht en in de besloten ruimte van een taxi. Dit zijn strafverzwarende omstandigheden die maken dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden niet passend acht.
De rechtbank neemt daarnaast in het nadeel van verdachte in aanmerking dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank houdt rekening met de reclasseringsadviezen van 29 januari 2019 en 14 maart 2019. Daaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de overval geen huis, geen baan en geen inkomen had. Daarnaast was sprake van een deels negatief sociaal netwerk in combinatie met drugs- en medicijngebruik, beperkte vaardigheden en een pro-criminele houding. De reclassering acht het risico op herhaling in het algemeen gemiddeld-hoog en de kans op herhaling van een geweldsdelict gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan een intake en (indien geïndiceerd) begeleiding door Novadic Kentron, meewerken aan een traject gericht op het verkrijgen en behouden van werk, het beschikken over huisvesting en de verplichting om openheid van zaken te geven en zaken bespreekbaar te maken die de reclassering van belang acht voor gedragsverandering. De reclassering heeft aanvullend gerapporteerd dat inmiddels een aanvraag is gedaan voor begeleid wonen voor verdachte bij het RIBW. Verdachte heeft laten weten dat hij mee wil werken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden en het begeleid wonen. In aanvulling op deze geadviseerde bijzondere voorwaarden acht de rechtbank een verbod op het gebruik van alcohol en drugs aangewezen. Verdachte bagatelliseert immers zijn gebruik van deze middelen, terwijl de rechtbank van oordeel is dat dit gebruik een negatieve invloed op het gedrag en de financiële situatie van verdachte heeft gehad.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte tijdens de zitting heeft laten weten dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan en dat hij dat ook telefonisch aan de taxichauffeur heeft laten weten via een herstelbemiddelingstraject.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld, passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.750,- voor zowel feit 1 als feit 2. Voornoemd bedrag bestaat uit immateriële schade.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging verzoekt de vordering van de benadeelde partij te matigen tot een bedrag van maximaal € 800,-, omdat de bedragen die normaliter in soortgelijke gevallen worden toegekend, aanmerkelijk lager liggen dan het bedrag zoals dit thans door de benadeelde partij is gevorderd.
De rechtbank acht het, gelet op de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten immateriële schade heeft geleden, zodat zij grond ziet voor toewijzing van schadevergoeding in verband met deze schade. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.250,- en zal het bedrag daartoe matigen. De rechtbank wijst de vordering voor het overige deel af.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 18 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank overweegt voorts dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, nu er sprake is van meerdere daders.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door
twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden, waarvan 6
(zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest
heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van
de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een
strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij de
reclassering op het telefoonnummer 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op
afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het
reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de
begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt
ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De
reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt
gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn bloedonderzoek, urineonderzoek en
ademonderzoek;
* dat verdachte meewerkt aan een intake bij en, indien geïndiceerd, begeleiding door
Novadic Kentron gericht op zijn middelengebruik;
- dat verdachte, indien geïndiceerd, meewerkt aan een traject gericht op het verkrijgen en
behouden van werk;
- dat verdachte, zodra er plaats is, dient mee te werken aan een plaatsing in een instelling
voor begeleid wonen indien en zolang de reclassering dat nodig acht;
- dat verdachte wordt verplicht om openheid van zaken te geven, zich actief in gesprekken
op te stellen en praktijksituaties bespreekbaar te maken omtrent zijn sociale netwerk, zijn
dagbesteding, zijn financiële situatie, zijn middelengebruik, zijn denkpatronen, gedrag en
vaardigheden, houding en andere onderwerpen die de reclassering van belang acht in het
kader van gedragsverandering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de
naleving van deze voorwaarden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 1.250,-, ter
zake van immateriële schade;
- wijst de vordering voor het overige deel af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet
gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer K.
[Slachtoffer] (feit 1 en 2), € 1.250,- te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente,
berekend vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te
vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende
hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet
gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van drs. T. Swint, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2019.
Mr. Pooyé, mr. Dekker en drs. Swint zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met registratienummer: PL2000-2019014343 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 96.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] van 18 januari 2019, pagina 68 t/m 70.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] van 18 januari 2019, pagina 68 t/m 70.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [Medeverdachte] van 19 januari 2019, pagina 56 t/m 65.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [Verdachte] van 19 januari 2019, pagina 30 t/m 35.