ECLI:NL:RBZWB:2019:1972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
C/02/348125 /HA ZA 18-521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Geloven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een stay-on bonus en discount fee in het kader van een leaseovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de besloten vennootschap Athlon Car Lease Nederland BV (hierna: Athlon) van de besloten vennootschap Ericsson Telecommunicatie BV (hierna: Ericsson) de terugbetaling van een stay-on bonus van € 225.000,- en een discount fee. De vordering is gebaseerd op de stelling dat er geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, zoals vereist in het Eerste Addendum van de Framework Agreement. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij de relatie tussen Athlon en Ericsson, die teruggaat tot 2008, centraal staat. De rechtbank concludeert dat de voorwaarden voor de stay-on bonus niet zijn vervuld, omdat er geen schriftelijke overeenkomst is ondertekend die de voorwaarden van de bonus bevestigt. De rechtbank overweegt dat de uitleg van de term 'overeenkomst' in dit geval cruciaal is. Athlon heeft betoogd dat alleen een schriftelijk en ondertekend document als een overeenkomst kan worden beschouwd, terwijl Ericsson stelt dat er op basis van aanbod en aanvaarding een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de redelijkheid en billijkheid vereisen dat Athlon de gevolgen van haar handelen, dat heeft geleid tot het niet tot stand komen van de overeenkomst, voor haar rekening moet nemen. De vordering van Athlon wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van Ericsson.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/348125 /HA ZA 18-521
Vonnis van 1 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATHLON CAR LEASE NEDERLAND BV,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. G. Konings te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERICSSON TELECOMMUNICATIE BV,
gevestigd te Rijen,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. van Joolingen te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Athlon en Ericsson genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 oktober 2018 en de onderliggende stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ericsson is een telecommunicatiebedrijf. Athlon is aanbieder van autoleasing- en mobiliteitsoplossingen.
2.2.
Ericsson en Athlon hebben op 29 januari 2008 een zogenaamde ‘algemene lease-overeenkomst’ gesloten voor de lease van voertuigen en gerelateerde diensten door Athlon aan Ericsson (hierna aangeduid als de “Framework Agreement”). De Framework Agreement is diverse malen ongewijzigd verlengd, laatstelijk tot 1 januari 2017.
2.3.
Ericsson is medio 2016 een offertetraject gestart met het oog op de selectie van een exclusieve leverancier voor haar leaseauto’s in Nederland.
2.4.
Ericsson heeft daartoe aan (onder meer) Athlon een “Request for Proposal Vehicle Leasing Services Netherlands” (hierna aangeduid als “RFP”) ter beschikking gesteld. Athlon heeft Ericsson naar aanleiding van de RFP een offerte gestuurd. Op basis van die offerte zijn partijen verder in onderhandeling getreden over voortzetting van hun samenwerking.
2.5.
Bij e-mail van 20 december 2016 heeft Athlon Ericsson een concept “Addendum to the Framework Agreement dated 29 januari 2008” voorgelegd. Nadat Ericsson op 22 december 2016 per e-mail commentaar had geleverd, is het definitieve addendum (hierna aangeduid als “het Eerste Addendum”) in januari 2017 door partijen ondertekend. De laatste handtekening is geplaatst op 23 januari 2017.
2.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 3 van het eerste Addendum is de looptijd van de Framework Agreement verlengd tot 1 juli 2017.
Voorts is bepaald in artikel 7 en 8:
“7. Stay-on Bonus
Athlon agrees to pay Ericsson a one-off stay-on bonus for a total amount of EUR
200.000 (two hundred thousand Euros), subject to the following condition (the “Bonus
Condition”):Parties enter into an agreement ultimately by the 1st of July 2017 pursuant to
which Athlon is the sole supplier for Future Lease Agreements with the
Ericsson fleet in The Netherlands, for a minimum of 4 years. Athlon agrees to pay, via a credit, the stay-on bonus ultimately within 5 (five) business days following the execution date of this Addendum. If however the Bonus Condition is not met, Ericsson shall forthwith repay the amount of the stay-on bonus in full.
8. Discount Insurance Fees
Athlon agrees to pay Ericsson an annual discount for insurance fees in the amount of
EUR 25.000 (twenty five thousand Euros) per annum, starting 1st of January 2017 for
the maximum duration of 4 (four) years This discount is also subject to the Bonus
Conditions. 1f the Bonus Condition is not met, Ericsson shall forthwith repay the entire
amount of the then paid annual discounts.”
2.7.
Athlon heeft Ericsson in verband met de uitbetaling van de Stay-on Bonus (hierna aangeduid als de Bonus) en de eerste termijn van de Discount Insurance Fees (hierna aangeduid als Discount Fee) uit het Eerste Addendum een creditfactuur d.d. 9 januari 2017 gestuurd ten bedrage van EUR 225.000,- (excl. BTW).
2.8.
Athlon heeft Ericsson bij e-mail van 26 juni 2017 een concept International Framework Agreement voorgelegd. Dit concept is door partijen niet ondertekend.
2.9.
Partijen hebben op 31 juli 2017 overeenstemming bereikt over een tweede addendum bij de Framework Agreement (hierna: “het Tweede Addendum”). Met het Tweede Addendum is de looptijd van de Framework Agreement verlengd tot 1 januari 2018.
2.10.
Bij e-mail van 19 oktober 2017 heeft Ericsson aan Athlon een concept International Framework Agreement voorgelegd. Dit concept is door partijen evenmin ondertekend.
2.11.
Athlon heeft Ericsson telefonisch op 18 december 2017 en bij e-mail van 20 december 2017 de navolgende vragen gesteld over haar financiële positie:
1)
“ The annual figures for 2016 of Ericsson Telecommunicatie B.V. (our borrower) show that the loan (with a pro-principal sum of EUR 50 million at the end of 2016) received from Ericsson Holding International B.V. per 19 November 2017 has expired. The question is whether this loan has been repaid? 1f so, how was this possible as at year-end 2016 the avaibable liquid assets were insufficient to repay the loan as well as the cashfrom operations over 2017 are not likely to make this possible? 1f not, what new agreements have been made?
2)
The annual figures for 2016 of Ericsson Telecommunicatie B.V. show that a new entity will be established where the “media service businesses” will be incorporated (Red Bee Media) What is the impact on the financial results of Ericsson Telecommunicatie B.V. if the turnover, costs and asset and liabibity expenses related to these activities will be transferred to the newly established Ericsson Broadcast Media Services Netherlands B.V.( Red Bee Media)?
3)
As the developments within Ericsson are dynamic we would like to receive interim figures (up to and including Q3) for 2017 of Ericsson Telecommunicatie B.V..
4)
Ericcsson asked us to transfer about 20 contracts to the newly established Ericsson Broadcast Media Services Netherland B.V. As this is a new entity there are no historical figures available. Therefore we would like to receive a multi-year prognosis.
5)
A new business strategy has been introduced within the Ericsson group, resulting in a reorganization and cost reduction. We would like to receive a business plan which also makes clear what the financial consequences (multi-year prognosis) are for Ericsson Telecommunication.
6)
How many orders for replacement or new Lease contracts are expected in the coming year
at Ericsson Telecommunication B.V. and Ericsson Network Services B.V.? Based on the
information we received the total volume for 2018 is somewhere between 40-50 vehicles
(both Athlon and new business coming from LeasePlan), are these numbers accurate?
2.12.
Ericsson heeft Athlon naar aanleiding van voormelde e-mail bij e-mail van 20 december 2017 bericht dat zij verwacht in 2018 40-50 nieuwe leaseovereenkomsten af te zullen sluiten. Ten aanzien van de overige vragen heeft Ericsson Athlon in die e-mail als volgt bericht:
“We cannot answer Athlon’s specific questions below since the requested information
concerns, company critical, strategic and confidential information directly related to
Ericsson’s internal business operations. The annual financial statements that have been submitted and published have been reviewed, verified and checked by our external accountants. For any additional questions we refer you to our website (https:www.ericsson. com/en/investors) where relevant information can be found concerning strategic and financial plans from Ericsson.”
2.13.
Nadien is er tussen partijen overleg geweest en hebben zij nog gecorrespondeerd over (de vragen van Athlon ten aanzien van) de financiële positie van Ericsson.
2.14.
Athlon heeft Ericsson bij e-mail van 8 februari 2018 – voor zover relevant - bericht: “
Based on the financial performance over 2017 from Ericsson SE and the reluctance of sharing information (beyond legal formal disclosures) regarding the involved operating companies our opinion is that this is feasible under a convenient bank guarantee for the amount as elaborated below. (…) Athlon is however willing, due to the already existing and long lasting business relationship, to reduce this by 1/3 to EUR 586.640,00.Ericsson heeft hierop gereageerd bij e-mail van 19 februari 2018 en heeft – kort samengevat - aangegeven dat zij geen grond ziet voor het verstrekken van een bankgarantie omdat het financiële risico voor Athlon beperkt is en is aangeboden een zogenaamde “
Letter of Awarenes”te verstrekken.
2.15.
Athlon heeft Ericsson bij e-mail van 2 maart 2018 bericht:
(..) If Ericsson does not concede to our request still within said timeframe Athlon has no other choice than to make its decision not to enter into any new agreement final and to reclaim its loyalty bonus from Ericsson. (…).
2.16.
Athlon heeft Ericsson bij brief van 26 april 2018 gesommeerd tot terugbetaling van de Bonus en de Discount Fee. Athlon heeft in dat schrijven voorts de buitengerechtelijke vernietiging aangezegd van “all commercial conditions and/or DLM Principles, granted in light of the Bonus Condition”.
2.17.
Ericsson heeft aan voormelde sommatie van Athlon tot terugbetaling geen gehoor gegeven.
2.18.
Athlon heeft op 20 juni 2018 ten laste van Ericsson conservatoir beslag doen leggen onder de ING Bank en de ABN AMRO Bank.

3.Het geschil

3.1.
Athlon vordert om bij vonnis, uitvoerbaar voorraad,
1. Ericsson te veroordelen tot betaling aan Athlon van een bedrag van € 225.000,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW,
2. Ericsson te veroordelen in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Ericsson voert verweer en verzoekt de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair, subsidiair en meer subsidiair: de vordering(-en) (in hoofdsom) van Athlon af te wijzen,
uiterst subsidiair: de vorderingen van Athlon te matigen tot nihil, althans te matigen tot een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen bedrag,
primair, subsidiair en meer subsidiair: Athlon te veroordelen in de kosten van de procedure, alsmede de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Athlon vordert terugbetaling van de door haar aan Ericsson uitgekeerde Bonus en Discount Fee. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen op 1 januari 2018 geen nieuwe Framework Agreement zijn overeengekomen als bedoeld in artikel 7 en 8 van het Eerste Addendum met als gevolg dat er geen grond is voor de reeds aan Ericsson betaalde Bonus en Discount Fee en Ericsson, zoals is overeengekomen, is gehouden tot terugbetaling van die Bonus en Discount Fee.
4.2.
Ericsson voert primair het verweer dat er wel een overeenkomst als bedoeld in artikel 7 en 8 van het Eerste Addendum tot stand is gekomen, zodat de voorwaarde op grond waarvan Athlon aanspraak kan maken op terugbetaling van de Bonus en de Discount Fee niet is ingetreden (en ook niet meer kan intreden).
4.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 7 van het Eerste Addendum geldt als bonusvoorwaarde (“
the Bonus Condition”)
: “Parties enter into an agreement ultimately by the 1st of July 2017 pursuant to which Athlon is the sole supplier for Future Lease Agreements with the Ericsson fleet in The Netherlands, for a minimum of 4 years.”Deze bonusvoorwaarde houdt tekstueel bezien in dat tussen partijen uiterlijk 1 juli 2017 een nieuwe overeenkomst met een looptijd van ten minste vier jaar met betrekking tot leaseauto’s in Nederland tot stand moet zijn gekomen. Naar de rechtbank uit de stellingen van partijen begrijpt, is de datum 1 juli 2017 met het sluiten van het Tweede Addendum gewijzigd in 1 januari 2018. Partijen twisten over de uitleg van het woord “agreement”. Volgens Athlon is alleen een op schrift gestelde en door partijen ondertekende overeenkomst een “agreement” als bedoeld in artikel 7. Volgens Ericsson mocht zij op basis van de verklaringen en gedragingen van partijen over en weer redelijkerwijs begrijpen dat door aanbod en aanvaarding al per 1 januari 2017, althans per 31 maart 2017 een “agreement” als bedoeld in artikel 7 tot stand is gekomen. Ook al hebben partijen Engelse bewoordingen gebruikt, de beoordeling door de rechtbank heeft plaats naar Nederlands recht, zoals ook in het Addendum is overeengekomen. Partijen hebben in het verleden overeenkomsten steeds schriftelijk vastgelegd en ondertekend. Zij zijn te beschouwen als professionele partijen. Aan de totstandkoming van het Eerste Addendum zijn onderhandelingen vooraf gegaan. Bij de uitleg door de rechtbank komt dan weliswaar belangrijke betekenis toe aan de tekst van artikel 7, maar van belang bij de uitleg van het begrip “agreement” blijft wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden.
4.4.
Ericsson heeft de rechtbank geen stukken aangereikt waaruit blijkt dat partijen over het begrip “agreement” hebben onderhandeld en daarbij een bepaalde betekenis aan die term hebben toegekend. Ericsson heeft ook niet gesteld dat partijen over die term verklaringen hebben afgelegd waaruit een bepaalde betekenis volgt. Waar partijen in het verleden steeds overeenkomsten op schrift stelden en ondertekenden en juist een addendum zijn overeengekomen omdat zij nog geen overeenstemming hadden over de volledige tekst voor een nieuwe overeenkomst, moesten partijen, en dus ook Ericsson, redelijkerwijs begrijpen dat met het woord “agreement” een overeenkomst is te verstaan zoals partijen die gedurende hun relatie gebruikelijk tot stand brachten, te weten schriftelijk en voorzien van handtekeningen. Niet in geschil is dat een dergelijke overeenkomst er niet is. Ericsson heeft betoogd dat niettemin op basis van het leerstuk van aanbod en aanvaarding er per 1 januari of 31 maart 2017 een nieuwe overeenkomst met een looptijd van ten minste vier jaar met betrekking tot leaseauto’s in Nederland tot stand is gekomen. Op basis van de verklaringen en gedragingen tussen partijen stelt de rechtbank vast dat partijen overeenstemming hadden over enkele bepalingen van het overeen te komen DLM. Zij wensten allebei in afwachting van overeenstemming over een volledige schriftelijke overeenkomst hun samenwerking voor de Nederlandse vloot voort te zetten. Daarbij hebben zij bepalingen uit de Framework Agreement en uit de DLM gehanteerd. Deze samenwerking is ook het gevolg van aanbod en aanvaarding over en weer zodat deze samenwerking is gegrond op enige overeenkomst. Dat is echter geen overeenkomst die is te duiden als een “agreement” in de uitleg die daaraan volgens de rechtbank moet worden gegeven, zodat deze Ericsson niet bevrijdt van haar verbintenis tot terugbetaling als opgenomen in artikel 7 en 8 van het Eerste Addendum. Het primaire verweer van Ericsson wordt verworpen.
4.5.
Subsidiair voert Ericsson het verweer dat artikel 6:23 lid 2 BW aan toewijzing van het gevorderde in de weg staat. Zij stelt dat Athlon belang heeft bij vervulling van de ontbindende voorwaarde, dat Athlon vervulling van die ontbindende voorwaarde ook teweeg heeft gebracht en dat de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de voorwaarde als niet vervuld geldt. Athlon heeft de juistheid hiervan betwist en ook betoogd dat artikel 6:23 lid 2 BW hier niet van toepassing is omdat de bonusvoorwaarde geen ontbindende voorwaarde is waarop artikel 6:23 lid 2 BW van toepassing is, maar een partijafspraak die helder is.
4.6.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit laatste betoog van Athlon als volgt. Ingevolge artikel 6:248 lid 1 BW heeft een overeenkomst, zoals het Eerste Addendum is, niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Ook op de partijafspraak zoals opgenomen in artikel 7 en 8 is deze regel van toepassing. Artikel 6:23 BW geeft voor voorwaardelijke verbintenissen een nadere aanwijzing voor de toepassing van de redelijkheid en billijkheid. Indien de stellingen van Ericsson worden gevolgd geldt dat sprake is van een situatie als geregeld in artikel 6:23 lid 1 BW, zoals zal blijken uit het navolgende. In dat geval zal de rechtbank de rechtsgronden aanvullen. In artikel 6:23 lid 1 BW is bepaald dat wanneer de partij die bij de niet-vervulling van de voorwaarde belang had, de vervulling heeft belet, de voorwaarde als vervuld geldt, indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Of met artikel 7 en 8 sprake is van een voorwaarde als bepaald in 6:21 BW waarop artikel 6:23 lid 1 BW van toepassing is, is een kwestie van uitleg van deze artikelen van het Eerste Addendum. Bij de uitleg geldt dezelfde maatstaf als hierboven door de rechtbank gehanteerd, met dien verstande dat partijen de rechtbank geen aanknopingspunten voor de uitleg hebben geboden anders dan de tekst. Gelet op de tekst van artikel 7 en 8 van het Eerste Addendum zijn de daarin genoemde verbintenissen tot betaling van de Bonus en de Discount Fee voorwaardelijke verbintenissen, nu uit die tekst volgt dat de werking ervan bij rechtshandeling van een toekomstig onzekere gebeurtenis afhankelijk is gesteld, precies zoals artikel 6:21 BW de voorwaardelijke verbintenis beschrijft. De beschreven verbintenis tot betaling van de Bonus en de Discount Fee komt pas onvoorwaardelijk op Athlon te rusten indien de voorwaarde dat de in artikel 7 omschreven overeenkomst tot stand komt is vervuld. Daarmee is sprake van een opschortende voorwaarde (en geen ontbindende voorwaarde, maar dat is voor de beoordeling verder niet relevant) en dient aan artikel 6:23 lid 1 BW te worden getoetst. Anders dan Athlon betoogt, heeft zij belang bij de niet-vervulling van de voorwaarde, het tot stand komen van een “agreement”, als bedoeld in artikel 6:23 lid 1 BW. Het gaat om het belang in enge zin dat op Athlon geen verbintenis tot betaling van de Bonus en de Discount Fee rust indien de voorwaarde niet wordt vervuld. Voorts geldt dat Athlon de vervulling van de voorwaarde heeft belet. Beletten in de zin van artikel 6:23 lid 1 BW is een feitelijk begrip. Athlon heeft aan Ericsson gemeld geen “agreement” met haar meer te willen sluiten. Daarmee heeft zij belet dat door wilsovereenstemming een “agreement” tot stand kwam.
4.7.
Op grond van artikel 6:23 lid 1 BW geldt dat Athlon, eenvoudig gezegd, toch is gehouden tot nakoming van de verbintenis tot betaling van de Bonus en de Discount Fee, indien redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Of dat zo is vergt een beoordeling van alle omstandigheden van het geval.
4.8.
Het verloop van de onderhandelingen kenmerkt zich door de volgende feiten.
Partijen zijn al medio 2016 gestart met besprekingen en onderhandeling over voortzetting van hun relatie. Die relatie heeft een aanvang genomen in 2008. Ericsson heeft onweersproken gesteld dat zij alle jaren haar betalingsverplichtingen van zo’n 2.000.000 EURO per jaar jegens Athlon is nagekomen. Athlon heeft in augustus 2016 naar aanleiding van de offerte-aanvraag van Ericsson meegedeeld:
“As current long-term supplier to Ericsson in the Netherlands we want to further strengthen our position by offering a Stay-on Bonus to Ericsson.
(…)
Ericsson is an important partner for Athlon and we look forward to further expand our current relationship with Ericsson in the Netherlands. We consider this an important assignment for Athlon.
(…)
We hope we have demonstrated our eagerness to keep Ericsson as our customer, but also see this as a start of a long lasting strategic relationship.”
Op 14 november 2016 meldt Athlon nadat Ericsson twee voorwaarden voor kostenverlaging had gesteld:
“We are more than pleased with the intention of Ericsson to not only continue the existing relationship between Ericsson and Athlon in the Netherlands but to work exclusively with Athlon under the Desired Lease Model. We have taken your final comments and conditions into consideration and have put them together in the attached response document.”
Op 12 december 2016 bericht Athlon aan Ericsson:
“De huidige lokale overeenkomst tussen Ericsson NL en Athlon NL is een overeenkomst die reeds enkele malen verlengd is met een jaar. De laatste verlenging zal ten einde lopen op 31/12/2016.
Gezien dit al binnen twee weken is en de eindejaarsperiode eraan komt, lijkt het ons niet haalbaar om een volledige nieuwe Internationale overeenkomst op te stellen, te reviewen en te ondertekenen door beide partijen.
Daarom willen we voorstellen het legal stuk in twee te verdelen
1. We stellen een contract verlenging voor op basis van het huidige contract voor een periode van 6 maanden. Hierdoor kunnen we gewoon verder zaken doen met elkaar, zonder enige belemmering. In deze verlenging zullen we verwijzen naar het DLM en onze aanbieding wat betreft services en pricing om zo ook een contractueel stuk te genereren wat de requirements en commitment van beide partijen verduidelijkt.
Tevens nemen we erin op dat zodra de nieuwe Internationale Agreement klaar is, het verlengingscontract komt te vervallen en het nieuwe contract leidend zal zijn.
2. Simultaan met punt 1 werken we aan een nieuw internationaal samenwerkingscontract, tailored voor het DLM. We stellen voor om met een internationaal contract te werken omdat dit contract dan de basis zal zijn voor de eventuele verdere uitrol van het DLM van Ericsson bij overige Athlon landen (Belgje, Spanje enz.). Dit laat toe om veel sneller te implementeren aangezien zowel Ericsson als Athlon het basis contract dan reeds goedgekeurd hebben. Specifiek voor Nederland zal het internationale contract met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 01/01/2017.”
Het Eerste Addendum van januari 2017 luidt onder meer:
“Whereas
(…
The Ericsson group has issued a Request for Proposal (…) in response to which Athlon has submitted its proposals and responses, which will apply to this addendum and further to which Parties (i) have discussed and agreed on the principles of a Desired Lease Model for Ericsson (the “DLM”), (ii) wish to further develop and detail the DLM and (iii) finally implement the DLM for The Netherlands and possibly for additional countries.”
(…)
5. Development and implementation DLM
Parties agree to implement the DLM ultimately by the 1st of july 2017, but use all reasonable commercial efforts to do so prior to the 1st of july 2017. Parties shall cooperate in good faith in order to achieve this goal.”
Op 4 januari 2017 heeft Athlon aan Ericsson een voorstel voor communicatie gedaan (“Draft communicatie berijder Ericsson”) waarin wordt gemeld dat Athlon voor ten minste vier jaar de exclusieve partij voor leaseauto’s van Ericsson wordt.
De communicatie tussen partijen in de loop van 2017 heeft bestaan in het uitwisselen van conceptovereenkomsten, waarbij eerst een model van Athlon en vervolgens een model van Ericsson is gebruikt.
In december 2017, toen Athlon de beschikking kreeg over de jaarrekening van Ericsson voor het jaar 2016, is Athlon de vragen over de financiële positie van Ericsson gaan stellen en heeft ze, toen die vragen niet naar haar genoegen werden beantwoord, meegedeeld dat de credit check voor Ericsson negatief uitpakte en vervolgens de onderhandelingen afgebroken.
4.9.
Uit voormelde feiten volgt dat zowel Athlon als Ericsson vrij snel na medio 2016 hadden besloten dat zij hun contractuele relatie wilden vervolgen met een vier jaar durende overeenkomst, op basis van exclusiviteit. De beschikbare stukken bieden geen aanleiding te veronderstellen dat partijen het over de inhoud van de overeenkomst op basis van het DLM niet eens zouden worden. Partijen hebben ook geen stellingen ingenomen die daartoe aanleiding geven. De totstandkoming van de overeenkomst is belet doordat Athlon voor haar ontoereikende antwoorden kreeg op vragen over de financiële positie van Ericsson en als gevolg daarvan na een negatieve credit check heeft afgezien van de beoogde overeenkomst. Indien het interne beleid van Athlon (al dan niet als gevolg van de komst van een nieuwe eigenaar) aldus is dat zij slechts overeenkomsten sluit als een credit check positief is, kan niet gezegd worden dat het volgen van zo’n beleid op zichzelf niet een redelijk belang dient en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. De omstandigheden van dit geval maken echter dat de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de gevolgen van het handelen van Athlon, zoals dat vanaf december 2017 heeft plaatsgehad, voor haar rekening blijven, uitsluitend in die zin dat zij zich niet kan beroepen op het niet vervuld zijn van de Bonusvoorwaarde van artikel 7. Partijen hebben al een lange relatie waarbij Ericsson steeds haar betalingsverplichtingen is nagekomen. Athlon heeft wel gesteld dat zij bij elke contractverlenging een credit check uitvoert, maar niet toegelicht of zij daarover in het verleden met Ericsson heeft gecorrespondeerd, in het bijzonder of zij vergelijkbare vragen stelde als nu het geval is. Ericsson heeft namelijk aangevoerd dat zij in het verleden ook mindere jaren heeft gehad en dat de intercompany-lening die nu voor Athlon aanleiding was vragen te stellen over de kredietwaardigheid, ook in eerdere jaarrekeningen is te zien. Dat is juist en die leningen waren in die jaren veel hoger en zijn aanmerkelijk afgebouwd tot in de jaarrekening 2016. Daar komt bij dat Athlon tijdens het lange traject vanaf medio 2016 geen enkele indicatie heeft gegeven dat de kredietwaardigheid van Ericsson aan een nieuwe vierjarige overeenkomst in de weg zou kunnen staan. Athlon is integendeel overgegaan tot het sluiten van een Eerste Addendum en vervolgens een Tweede Addendum zonder op enige wijze de kredietwaardigheid ter sprake te brengen. Dit terwijl deze addenda toch niet anders dan als contractverlengingen kunnen worden aangemerkt. In het licht van al het vorenstaande bezien zijn is het weigeren van een positieve credit check weliswaar de keuzevrijheid van Athlon, maar moeten de gevolgen daarvan met betrekking tot artikel 7 van het Eerste Addendum voor haar rekening komen omdat de redelijkheid en billijkheid dat verlangen. De vordering van Athlon moet worden afgewezen.
4.10.
Athlon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ericsson worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
4.808,002 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.754,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Athlon in de proceskosten, aan de zijde van Ericsson tot op heden begroot op € 8.754,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Athlon in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Athlon niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2019.