ECLI:NL:RBZWB:2019:2048

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
02-800274-18, 02-665336-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. van Bergen
  • J. Fontein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte beschuldigd van doodsbedreigingen, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2019, staat een man terecht voor meerdere ernstige misdrijven, waaronder het uiten van doodsbedreigingen, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen in een woning. De verdachte wordt beschuldigd van het binnendringen van de woning van [naam 1] in Eindhoven op 14 april 2018, waar hij zich tegen de wil van de bewoners toegang verschafte. Tevens wordt hij verweten op 1 april 2018 bedreigingen te hebben geuit aan het adres van [naam 2], [naam 3] en [naam 1], waarbij hij dreigde hen en hun familie te doden. Op 4 april 2018 zou hij [naam 2] en [naam 3] hebben mishandeld, wat door getuigen is bevestigd.

Daarnaast is er een tweede parketnummer, waarbij de verdachte op 28 juni 2018 in Veghel [naam 4] heeft bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt en heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar benadrukt dat zijn gewelddadige gedrag onacceptabel is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/800274-18 en 02/665336-18
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. De Rooij, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
Parketnummer 02/800274-18
1.
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Eindhoven, in de woning aan de
[adres 2] bij een ander, te weten bij [naam 1] , althans bij een
ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is
binnengedrongen;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 april 2018 te Eindhoven, [naam 2] en/of [naam 3]
en/of [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk
dreigend zich begeven naar de woning waarin die [naam 1] en/of [naam 3]
en/of [naam 2] zich bevonden en/of meermalen met kracht tegen de voordeur
heeft getrapt en/of die [naam 1] en/of [naam 3] en/of [naam 2] de woorden
heeft toegevoegd "ik maak heel jullie familie dood" en/of "ik maak heel jullie
familie kapot, kankerhoeren" en/of "roep jouw kankerhoer dochter", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 april 2018 te Eindhoven, [naam 3] en/of [naam 2]
heeft mishandeld door
die [naam 2] met kracht met tot vuisten gebalde handen te slaan en/of aan het
haar te trekken en/of bij de keel te pakken; en/of
die [naam 3] met kracht bij haar bovenarmen te pakken en/of die [naam 3]
vervolgens met kracht op de grond te gooien en/of met kracht tegen haar
onderbeen te trappen/schoppen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 02/665336-18
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad,
[naam 4] en/of haar vader en/of haar broer heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 4] dreigend (in de Turkse taal) de woorden toe te voegen
"als je haar nog één dag van mij weg houdt, nog één dag: ik dood je vader, ik
dood iedereen" en/of "haal haar een dag van mij weg, dan dood ik jouw broer.
verdomme. Ik dood jouw broer", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad,
[naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] met kracht bij de bovenarm en/of
de onderarm te pakken en/of met kracht bij de kuit te pakken;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van respectievelijk [naam 4] en [naam 3] , de verklaringen van de getuigen [naam 6] , [naam 2] , [naam 1] , de processen-verbaal van bevindingen en deels de verklaringen van verdachte. Met betrekking tot feit 1, onder parketnummer 02/665336-18, heeft de officier van justitie partieel vrijspraak gevorderd.
Dit ziet dan op de bedreiging van de vader en de broer van [naam 4] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van de, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, bedreiging van de vader en de broer van [naam 4] , en met uitzondering van de mishandeling van [naam 4] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding met parketnummer 02/800274-18
Op 14 april 2018 is vanuit de woning aan de [adres 2] te Eindhoven naar de politie gebeld en werd door de centralist van de meldkamer gehoord dat twee vrouwen schreeuwden en om hulp riepen. Mevrouw [naam 1] zei tegen de centralist dat er iemand bij haar binnen was en dat door de vrouw werd geroepen “ga weg”. De centralist hoorde dat de man meerdere malen was verzocht om te vertrekken [1] .
Diezelfde dag is [naam 3] naar de politie gegaan om aangifte te doen. Zij heeft verklaard dat zij samen met haar zus [naam 2] thuis was gekomen op het adres [adres 2] te Eindhoven. [naam 3] woont samen met haar moeder op dat adres. Op het moment dat [naam 3] en [naam 2] de deur van de woning open maakten, stond verdachte achter hen en heeft hij [naam 3] naar binnen geduwd. [naam 2] , [naam 3] en hun moeder hebben tegen verdachte gezegd dat hij de woning moest verlaten, maar verdachte heeft dat genegeerd [2] . [naam 2] [3] en hun moeder [naam 1] [4] hebben de aangifte van [naam 3] bevestigd. Ook [naam 2] heeft verklaard dat verdachte plotseling achter hen stond bij de voordeur en dat zij en haar zus door verdachte naar binnen werden geduwd. Verdachte is achter hen aan mee naar binnen gelopen. Voorts werd verdachte vervolgens meerdere malen gevraagd om de woning te verlaten, maar dat weigerde hij.
De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenstaande vast is komen te staan dat verdachte tegen de voor hem kenbare wil van de bewoners de woning aan de [adres 2] te Eindhoven is binnengegaan en dat hij vervolgens heeft geweigerd die woning te verlaten toen hem dat uitdrukkelijk meerdere keren werd gevraagd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van die woning, als bedoeld in artikel 138, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts hebben verbalisanten van [naam 2] vernomen dat verdachte op 1 april 2018 voor de woning aan de [adres 2] te Eindhoven heeft gestaan en heeft geschreeuwd dat hij hen kapot zou maken. Ook zou hij hard tegen de deur hebben gestampt met zijn voet en [naam 2] zou alles hebben gefilmd [5] . Een anonieme getuige heeft bevestigd dat een getinte man tegen de voordeur van de woning aan de [adres 2] stond te trappen [6] . Bij het bekijken van de camerabeelden, gemaakt op 1 april 2018 met de telefoon van [naam 2] , zien verbalisanten verdachte voor de woning staan en horen zij verdachte roepen: “Zij mijn vrouw bellen? Ik maak kapot jullie hele familie.” Voorts werd gezien dat verdachte met zijn hele lichaam een duw tegen de deur aan gaf en worden klappen tegen de deur gehoord. Vervolgens horen de verbalisanten verdachte weer zeggen: “ik maak heel jullie familie dood, vieze kankerhoeren” en wordt gezien dat verdachte meerdere trappen tegen de voordeur geeft [7] . De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de onder 2 tenlastegelegde bedreiging van [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] wettig en overtuigend bewezen.
Op 4 april 2018 heeft opnieuw een incident plaatsgevonden en wel bij de Lidl aan de [adres 3] te Eindhoven. [naam 3] was die dag gebeld door haar zus [naam 2] met de mededeling dat verdachte buiten bij de Lidl haar stond op te wachten. [naam 3] is daarop samen met haar moeder haar zus op gaan halen. [naam 3] zag dat verdachte naar [naam 2] rende en dat hij haar hard sloeg met zijn vuisten en hard aan haar haren trok. Ook pakte hij [naam 2] bij haar keel in een wurggreep. Op het moment dat zij verdachte heeft geduwd om hem van [naam 2] af te krijgen, heeft verdachte zich tot [naam 3] gericht en heeft haar bij haar bovenarmen vastgepakt. Hierdoor voelde zij pijn en vervolgens werd zij door verdachte heel hard op de grond gegooid en hard tegen haar onderbeen getrapt [8] . [naam 1] heeft de verklaring van [naam 3] bevestigd en heeft gezien dat verdachte [naam 2] heeft vastgepakt en heeft geslagen en dat verdachte [naam 3] tegen de grond heeft gegooid [9] . Verbalisanten hebben van [naam 2] vernomen dat zij op 4 april 2018 aan het werk was bij de Lidl aan de [adres 3] te Eindhoven en dat verdachte op de parkeerplaats stond bij de Lidl. Haar zus heeft haar met haar moeder opgehaald en op het moment dat ze buiten kwam heeft verdachte haar heel hard bij haar nek/haar keel vastgepakt en heeft zij een klap gehad van verdachte [10] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat ook de onder 3 tenlastegelegde mishandeling van [naam 3] en [naam 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De dagvaarding met parketnummer 02/665336-18
Aangeefster [naam 4] – op dat moment de echtgenote van verdachte – heeft verklaard dat zij op 28 juni 2018 haar dochter [naam 5] naar de peuterspeelzaal aan het adres [adres 4] te Veghel heeft gebracht. Op het moment dat ze ook verdachte daar zag, is aangeefster onmiddellijk een video-opname gestart met haar telefoon in haar tas. Nadat [naam 5] bij de peuterspeelzaal was afgezet, is verdachte met aangeefster teruggelopen naar haar auto en verdachte heeft toen tegen aangeefster gezegd “ik vermoord je, ik vermoord je vader en je broer als je [naam 5] niet aan mij geeft”.
Voorts heeft aangeefster gevoeld dat verdachte haar met kracht bij haar bovenarm heeft vastgepakt en dat zij daar veel pijn van had. Verdachte heeft toen weer gezegd dat hij haar ging vermoorden als hij [naam 5] niet mee kreeg en aangeefster voelde dat verdachte haar vervolgens bij haar linker-onderarm heeft vastgepakt. Op het moment dat aangeefster in de auto was gestapt en de sleutel in het contact van de auto had gestopt, is verdachte met zijn bovenlichaam in de auto gegaan om de sleutel te pakken en heeft daarbij de linker kuit van aangeefster vastgepakt. Aangeefster voelde pijn in haar kuit [11] . De door aangeefster heimelijk gemaakte video-opname is uitgeluisterd en vertaald en uit die opnames wordt duidelijk dat meerdere keren door aangeefster werd gegild en “au” werd geroepen en ook werd gehoord dat verdachte zei: “Als je haar nog een dag van mij weghoudt, hè. Als je nog een dag? Ik dood je vader, Ik dood iedereen” en “Haal haar een dag van mij weg. Dan dood ik jouw broer verdomme. Ik dood jouw broer” [12] .
Verdachte heeft bevestigd dat hij op de genoemde dag en tijd op deze locatie is geweest.
De rechtbank is op grond van voornoemde aangifte door [naam 4] en de weergave van het opgenomen geluidsfragment van hetgeen verdachte op die dag heeft gezegd tegen haar, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [naam 4] met de dood heeft bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen verdachte heeft gezegd, namelijk “ik dood je vader, ik dood je broer en ik dood iedereen” in de juiste context moet worden geplaatst, namelijk dat hij tot alles in staat was om zijn dochtertje maar te kunnen zien en de rechtbank is dan ook van oordeel dat aangeefster zich op dat moment ernstig bedreigd moet hebben gevoeld en dat de door verdachte geuite doodsbedreiging mede tegen haar waren gericht.
Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat de getuige [naam 6] niets heeft gezien van hetgeen bij de auto van aangeefster zou zijn gebeurd is de rechtbank van oordeel dat het feit dat [naam 6] dat niet heeft waargenomen, nog niet wil zeggen dat het niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat aangeefster een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd en dat die verklaring op belangrijke punten steun vindt in het geluidsfragment van eerdergenoemde video-opname en de foto’s van het letsel [13] . Daarnaast heeft zij nog over specifieke omstandigheden verklaard, zoals het moment waarop verdachte haar kuit heeft vastgepakt en de pijn die zij daardoor voelde, die haar verklaring alleen maar geloofwaardiger maken.
De bedreiging van de vader en de broer van aangeefster acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu niet gebleken is dat beiden op de hoogte zijn geraakt van de door verdachte geuite bedreiging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/800274-18
1.
hijop
of omstreeks14 april 2018 te Eindhoven, in de woning aan de
[adres 2] bij een ander, te weten bij [naam 1] ,
althans bij een
ander of anderen dan bij verdachte,in gebruik wederrechtelijk is
binnengedrongen;
2.
hijop
of omstreeks01 april 2018 te Eindhoven, [naam 2] en
/of[naam 3]
en
/of[naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte toen daar opzettelijk
dreigend zich begeven naar de woning waarin die [naam 1] en
/of[naam 3]
en
/of[naam 2] zich bevonden en
/of meermalenmet kracht tegen de voordeur
heeft getrapt en
/ofdie [naam 1] en
/of[naam 3] en
/of[naam 2] de woorden
heeft toegevoegd "ik maak heel jullie familie dood" en
/of"ik maak heel jullie
familie kapot, kankerhoeren"
en/of "roep jouw kankerhoer dochter" althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 04 april 2018 te Eindhoven, [naam 3] en/of [naam 2]
heeft mishandeld door
die [naam 2] met kracht met tot vuisten gebalde handen te slaan en
/ofaan het
haar te trekken en
/ofbij de keel te pakken; en
/of
die [naam 3] met kracht bij haar bovenarmen te pakken en
/ofdie [naam 3]
vervolgens met kracht op de grond te gooien en
/ofmet kracht tegen haar
onderbeen te trappen
/schoppen;
Parketnummer 02/665336-18
1.
hijop
of omstreeks28 juni 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad,
[naam 4]
en/of haar vader en/of haar broerheeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 4] dreigend (in de Turkse taal) de woorden toe te voegen
"als je haar nog één dag van mij weg houdt, nog één dag: ik dood je vader, ik
dood iedereen" en
/of"haal haar een dag van mij weg, dan dood ik jouw broer.
verdomme. Ik dood jouw broer"
althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2.
hijop
of omstreeks28 juni 2018 te Veghel, gemeente Meierijstad,
[naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] met kracht bij de bovenarm en
/of
de onderarm te pakken en
/ofmet kracht bij de kuit te pakken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling, en een locatie- en contactverbod. Voorts heeft de officier van justitie, in verband met de gevaarzetting, gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid van de straf te bepalen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte verstrikt is geraakt in een complexe verhouding met [naam 2] , welke verhouding weer het feitencomplex met zijn (inmiddels ex-)echtgenote tot gevolg heeft gehad. Verdachte was bang dat hij alles zou verliezen. Dat is de oorzaak geweest van zijn gedragingen en dat heeft ook uiteindelijk geleid tot de aan hem opgelegde verstrekkende schorsingsvoorwaarden. Dit alles heeft volgens de raadsman een enorme impact gehad op het privéleven van verdachte en daarnaast zeker ook op zijn werkzaamheden als advocaat en zakenman. De raadsman heeft verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met deze verstrekkende negatieve gevolgen.
De verdediging heeft ook gesteld dat verdachte zich kan vinden in een werkstraf en een voorwaardelijke straf. De door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden zijn in de visie van de verdediging niet nodig en een voorwaardelijke gevangenisstraf is volgens de verdediging voldoende als stok achter de deur. Dat verdachte als advocaat een voorbeeldfunctie zou hebben en dat dit mee zou moeten wegen in de strafmaat, is naar de mening van de verdediging niet zo omdat het Hof van Discipline dit verdachte al heeft aangerekend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de bewezenverklaarde feiten hun oorzaak vinden in de buitenechtelijke relatie die verdachte is aangegaan met [naam 2] . Een, zo laat het zich aanzien, complexe relatie van aantrekken en afstoten, die uiteindelijk heeft geleid tot het moment dat verdachte voor het blok werd gezet en moest kiezen. Deze omstandigheden hebben er volgens verdachte toe geleid dat hij op enig moment is geklapt en dat hij zichzelf heeft verloren. Op zichzelf acht de rechtbank voorstelbaar dat verdachte zich in de door hem geschetste – en overigens ook door hem veroorzaakte – situatie voor het blok gezet voelde en dat hij daarmee niet goed raad wist. Maar dit rechtvaardigt geenszins de wijze waarop verdachte uiting heeft gegeven aan de verwarrende gevoelens die hij op dat moment had. Verdachte was buitengewoon boosaardig en gewelddadig naar zijn toenmalige geliefde, naar haar familie en naar zijn toenmalige vrouw toe. Ook kan de rechtbank geen begrip opbrengen voor de wijze waarop verdachte zich heeft opgesteld tijdens het onderzoek en dat hij ook ter zitting tegen beter weten in vaststaande feiten, zoals bijvoorbeeld geluidsopnames, ontkent, verdraait of afzwakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan en houdt hiermee ook rekening bij de strafbepaling.
Anderzijds zal de rechtbank ook rekening houden met de gevolgen die deze feiten voor verdachte hebben gehad in de privésfeer en ook zakelijk gezien, met dien verstande dat het wel met name verdachte zelf is geweest die de problemen heeft veroorzaakt en dat hij als advocaat in zeker mate een voorbeeldfunctie heeft.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een taakstraf van 100 uren en daarnaast van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden voldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en dat daarmee ook voldoende rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Daarnaast komt de rechtbank nog toe aan de vraag of aan verdachte, in het kader van de voorwaardelijke veroordeling, nog bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd, zoals door de officier van justitie gevorderd en door de reclassering in het rapport van 10 september 2018 geadviseerd. De reclassering heeft gerapporteerd dat de gemoederen bij verdachte inmiddels zijn bedaard en dat de kans op herhaald delictgedrag op dit moment als laag wordt ingeschat. Zij acht het echter ook niet onwaarschijnlijk dat verdachte opnieuw grensoverschrijdend gedrag zal laten zien zodra hij opnieuw gekrenkt wordt, dit met name omdat er geen inhoudelijke interventie heeft plaatsgevonden met betrekking tot het omgaan met tegenslagen en verlies en het kanaliseren van emoties. Dat is de reden dat de reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte ook bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod.
De rechtbank houdt rekening met dit advies van de reclassering en zal op grond daarvan aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden opleggen: meldplicht bij de reclassering, ook als dit mocht inhouden een ambulante behandeling, en voorts een locatieverbod voor de [adres 2] te Eindhoven. De noodzaak voor het opleggen aan verdachte van een contactverbod met mevrouw [naam 2] en haar familie is naar het oordeel van de rechtbank niet langer aanwezig, gelet ook op het locatieverbod dat aan hem wordt opgelegd.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Gelet op de inhoud van de procesdossiers en op het hiervoor aangehaalde reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 57, 63, 138, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/800274-18
feit 1:in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:mishandeling, meermalen gepleegd;
Parketnummer 02/665336-18
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat mocht inhouden dat verdachte zich onder ambulante behandeling zal stellen van een forensische kliniek, op de tijden en plaatsen door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn grensoverschrijdende gedragingen en uitingen, zijn boosheid en zijn wijze van omgaan met tegenslag en verlies;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [adres 2] te Eindhoven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Van Bergen en mr. Fontein, rechters, in tegenwoordigheid van Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2019.
Mr. Fontein is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2100-2018100582 van de politie Oost-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 307 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2100-2018119461 van de politie Oost-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 98 (hierna te noemen proces-verbaal 2)
2.Het proces-van aangifte door [naam 3] , pagina 44 van voornoemd proces-verbaal 1.
3.Het proces-van verhoor [naam 2] , pagina 56 van voornoemd proces-verbaal 1.
4.Het proces-van verhoor [naam 1] , pagina 64 van voornoemd proces-verbaal 1.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 62 van voornoemd proces-verbaal 1.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 166 van voornoemd proces-verbaal 1.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 62 van voornoemd proces-verbaal 1.
8.Het proces-van aangifte door [naam 3] , pagina 48 van voornoemd proces-verbaal 1.
9.Het proces-van aangifte door [naam 1] , pagina 63 van voornoemd proces-verbaal 1.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 62 van voornoemd proces-verbaal 1.
11.Het proces-van aangifte door [naam 4] , pagina 66 van voornoemd proces-verbaal 2.
12.Het proces-van bevindingen, pagina 86 van voornoemd proces-verbaal 2.
13.De geschriften, te weten foto’s, pagina’s 70 - 74 van voornoemd proces-verbaal 2.