ECLI:NL:RBZWB:2019:2050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
02-022053-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van Bergen
  • A. Goossens
  • J. Fontein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling in café te Zevenbergen

Op 26 december 2018 vond er een steekincident plaats in café [naam 9] te Zevenbergen, waarbij de verdachte, een man geboren in 1985, betrokken was. De verdachte stak het slachtoffer [naam 1] met een mes in de buik, wat leidde tot een arteriële bloeding van de lever. Daarnaast verwondde hij [naam 2] door met een glas tegen zijn hoofd te slaan. De rechtbank behandelde de zaak op 24 april 2019, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.P.M. Verhagen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 1]. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot doodslag en zware mishandeling, en legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2].

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers had gemaakt, maar ook dat zijn handelen bijdroeg aan de onveiligheid in de samenleving. De verdachte had de mogelijkheid om de confrontatie te vermijden, maar koos ervoor om deze op te zoeken, wat leidde tot de gewelddadige uitkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/022053-19
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] te Breda,
gedetineerd in de P.I. Dordrecht, Kerkeplaat 25 te Dordrecht,
raadsman mr. J.H.P.M. Verhagen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] hebben, bijgestaan door mr. C. Pannekoek, tijdens deze zitting hun vorderingen toegelicht.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [naam 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de buik, althans in de buikholte en/of het middenrif, in elk geval het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk aan [naam 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond in de buik,
althans de buikholte en/of het middenrif (met als gevolg een arteriële bloeding van/aan/in/op/tegen de lever), heeft toegebracht door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vast te pakken en/of (vervolgens) met dat mes en/of dat scherpe en/of puntige voorwerp meermalen, althans éénmaal, in de buik, althans de buikholte en/of het
middenrif, althans het lichaam, te steken en/of te prikken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met dat mes, althans dat scherpe en/of puntige
voorwerp meermalen, althans éénmaal, in de buik, althans de buikholte en/of het middenrif, en/of de (boven)arm, althans het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glas in/op/tegen het gelaat/hoofd van die [naam 2] heeft geslagen en/of geduwd en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk [naam 2] heeft mishandeld door (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een glas in/op/tegen het gelaat/hoofd van die [naam 2] te slaan en/of duwen en/of gooien;
3.
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, een wapen van categorie I, onder 1 (te weten een stiletto) voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte op 26 december 2018 [naam 1] bewust in zijn buik heeft gestoken met een mes. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 1] , de getuigenverklaringen van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , de verklaring van verdachte dat hij [naam 1] met zijn mes heeft geraakt in de buik en bovenarm en de medische informatie van aangever met betrekking tot het letsel. De officier van justitie acht de lezing die verdachte heeft gegeven, namelijk dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld en zijn mes (stiletto) per ongeluk opengeklapt bleek te zijn, volstrekt ongeloofwaardig. Dat hij een geopende stiletto van de grond zou hebben opgeraapt zonder te weten dat het lemmet geopend is, is zeer onaannemelijk. Het oprapen van een voorwerp van de grond zonder de blik daarop te laten vallen is niet goed denkbaar. Ook de wijze waarop, volgens verdachte, het mes in de borst van aangever zou zijn gekomen, is ongeloofwaardig. Gelet op de verklaringen van [naam 3] , [naam 4] en verdachte zelf, heeft verdachte bewust het mes in het lichaam van [naam 1] gestoken. Naar algemene ervaringsregels is er sprake van een aanmerkelijke kans op de dood door met een zeer scherp mes in de buik te steken. De officier van justitie is van mening dat verdachte, blijkens zijn handelen, de kans op de dood van [naam 1] welbewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 december 2018 geprobeerd heeft [naam 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een glas in het gezicht te slaan (primair). Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam 2] , de getuigenverklaringen van [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] , de verklaring van verdachte dat hij met een glas naar [naam 2] heeft geslagen en de medische informatie van aangever met betrekking tot het letsel. Naar algemene ervaringsregels is op zijn minst sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel door een persoon met een bierglas op de slaap te slaan. Die kans op zwaar letsel heeft verdachte blijkens zijn handelen welbewust aanvaard.
Ten aanzien van feit 3
Feit 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van verdachte dat hij een mes bij zich had en het onderzoek naar het wapen waaruit is komen vast te staan dat het mes een stiletto betrof als bedoel in categorie I van de Wet wapens en munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daartoe wordt aangevoerd dat het een buitengewoon turbulente en tumultueuze situatie was die nacht in Zevenbergen. Er gebeurde van alles en het ging ook allemaal heel snel. Er was gedronken en wellicht ook drugs gebruikt. Verdachte heeft van begin af aan verklaard dat hij buiten voor het café [naam 9] in Zevenbergen was en zag dat [naam 1] op hem kwam afgesprongen en hij enkel heeft geprobeerd [naam 1] van zich af te weren door hem weg te duwen, waarbij hij [naam 1] in de arm en de borst heeft geraakt met het mes dat hij in zijn handen had. [naam 1] heeft naar de mening van de verdediging hierin zelf de confrontatie opgezocht door op verdachte af te lopen, terwijl hij hoorde dat verdachte stond te vloeken en te tieren vanwege hetgeen zich daarvoor in het café had afgespeeld. Het opzet op het veroorzaken van letsel ontbrak in het handelen van verdachte.
Ten aanzien van feit 2
Naar de mening van de raadsman kan ook dit feit niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte en zijn vriendin [naam 4] hebben beide verklaard dat verdachte eerst een klap op zijn oog heeft gekregen van aangever [naam 2] , nadat verdachte [naam 7] had aangesproken op het seksueel betasten van [naam 4] . Verdachte is na die klap nog weggelopen. Toen hij vervolgens zag dat zijn vriendin door [naam 2] tegen de sigarettenautomaat werd gegooid, heeft hij in zijn boosheid gereageerd door [naam 2] te slaan met een glas in zijn hand. Verdachte handelde daarbij uit noodweer dan wel noodweer-exces.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 2
Op 26 december 2018 omstreeks 02:10 uur kregen verbalisanten de melding om te gaan naar de [adres 2] in Zevenbergen in verband met een steekpartij die zou hebben plaatsgevonden bij café [naam 9]
(de rechtbank leest dit als: [naam 9] ). Ter plaatse troffen de verbalisanten een groep personen buiten het café aan, die rondom twee gewonde mannen stonden. De ene man, zijnde aangever [naam 1] , lag op de grond met een steekwond in zijn buik, die hevig bloedde en de tweede man, zijnde aangever [naam 2] , had een hoofdwond, die bloedde. Hij bleek met een stuk glas te zijn geslagen. [1]
Aangever [naam 2] heeft verklaard dat hij op 26 december 2018, samen met zijn vriendin, [naam 6] , omstreeks 00:30 uur naar café [naam 9] in het centrum van Zevenbergen is gegaan. In het café waren zij onder andere samen met [naam 1] en [naam 7] . In de loop van de avond hoorde [naam 2] van [naam 7] dat zij werd lastiggevallen door verdachte omdat zij voor de grap in de billen van zijn vriendin had geknepen. Toen ze in het rookhok stonden bleef verdachte hen lastig vallen en zag [naam 2] dat verdachte [naam 7] bedreigde met een glas, waarbij hij meerdere malen met het glas in zijn rechterhand langs het gezicht van [naam 7] zwaaide. Omdat [naam 2] dacht dat verdachte [naam 7] zou slaan, heeft hij de hand van verdachte gepakt en weggeduwd. Dit heeft [naam 2] tot vier keer toe gedaan, omdat verdachte bleef komen. Op een gegeven moment vloog de vriendin van verdachte [naam 2] aan en heeft hij haar weggeduwd. [naam 2] zag toen dat verdachte het glas dat hij vasthield in zijn rechterhand tegen het hoofd van [naam 2] kapot sloeg. Toen [naam 2] zijn gezicht afveegde zag hij veel bloed. Later is [naam 2] opgevangen door de ambulance en is hij in het ziekenhuis in Etten-Leur gehecht (vijf hechtingen). [2]
De verklaring van aangever [naam 2] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam 6] , die heeft verklaard dat zij omstreeks 01:45 uur samen met [naam 2] en [naam 7] in het rookhok van café [naam 9] stond. Verdachte stond ook in het rookhok. Opeens zag en hoorde [naam 6] dat [naam 2] tegen verdachte zei dat hij niet zo tegen vrouwen moest doen en dat hij weg moest gaan. Verdachte ging vervolgens met een dreigende houding voor [naam 2] en [naam 7] staan. [naam 2] pakte toen de arm van verdachte vast. Opeens werd [naam 2] aangevallen door [naam 4] die hem begon te slaan en vast te pakken. [naam 2] heeft toen [naam 4] vastgepakt en weggeduwd, waardoor zij op de grond viel. Hierop sloeg verdachte een bierglas, dat groter was dan een 'fluitje', kapot op het gezicht van [naam 2] . [3]
[naam 7] heeft verklaard dat zij op 26 december 2018 in het rookhok van café [naam 9] in Zevenbergen stond samen met [naam 2] en [naam 4] toen verdachte haar toeriep of hij even met haar kon praten. [naam 7] is toen naar verdachte toe gelopen en hoorde [naam 2] in de richting van verdachte roepen “he normaal doen". Later hoorde [naam 7] van [naam 2] dat verdachte al een beweging maakte om [naam 7] te slaan. [naam 7] zag dat [naam 2] tussen haar en verdachte sprong en dat [naam 4] zich er ook mee bemoeide en [naam 2] op zijn gezicht sloeg. [naam 7] zag dat [naam 2] [naam 4] wegduwde, dat bij verdachte toen de stoppen doorsloegen en hij een leeg glas pakte en dat met kracht bij [naam 2] tegen het gezicht sloeg. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 december 2018 in café [naam 9] te Zevenbergen naar [naam 7] is gelopen om tegen haar te zeggen dat hij het niet leuk vond dat ze aan zijn vriendin [naam 4] had gezeten en dat als het nog een keer zou gebeuren, hij aangifte zou gaan doen van aanranding. Op dat moment zag verdachte dat [naam 2] zich afzette van de muur en verdachte op zijn oogkas sloeg. Verdachte was geschokt en is weggelopen naar [naam 4] , waarop zij naar [naam 2] is gelopen. Verdachte zag vervolgens dat [naam 4] door [naam 2] werd gelanceerd. Op dat moment werd het zwart voor zijn ogen en heeft hij met het glas dat hij in zijn handen had [naam 2] op zijn hoofd geslagen, waarbij hij hem bovenop de zijkant van het hoofd heeft geraakt. [5] , [6]
Uit de medische informatie over [naam 2] is gebleken dat het om een diepe, openstaande wond ter hoogte van het linker jukbeen ging en meerdere kleine zeer oppervlakkige wondjes op het voorhoofd. [7]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen de mishandeling van [naam 2] wettig en overtuigend is bewezen, in die zin dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [naam 2] met een glas in het gezicht heeft geslagen. Uit het feit dat verdachte het slachtoffer in zijn gezicht heeft geslagen met een hand waarin hij op dat moment een glas vast had, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte moet zich gerealiseerd hebben dat hij een glas in zijn hand had. Hij nam immers zelf dat glas mee toen hij [naam 7] opzocht om de confrontatie met haar aan te gaan en hield het glas in zijn hand toen [naam 2] zich met deze confrontatie ging bemoeien en toen verdachte vervolgens [naam 2] sloeg. De kans was aanmerkelijk dat het glas – door het daarmee slaan tegen het hoofd – zou breken en die ander daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aan dit oordeel doet niet af dat verdachte ook zichzelf daarbij verwond heeft aan zijn hand. Gelet hierop acht de rechtbank het onder feit 2 primair tenlastegelegde bewezen.
Ten aanzien van feit 1
In reactie op de vechtpartij in café [naam 9] heeft de uitbater van dit café de vriendengroep van [naam 2] aan de voorzijde naar buiten laten gaan en verdachte en [naam 4] via de achteruitgang. Op het terras voor [naam 9] stond aangever [naam 1] te wachten op zijn vriendin, [naam 7] , die nog binnen was om de gewonde [naam 2] te helpen. [naam 1] zag dat verdachte via de achteruitgang van het pand naar voren kwam lopen, het terras op. Hij zag dat verdachte hysterisch stond te doen en dat hij met [naam 1] wilde vechten. [naam 1] wilde niet vechten, heeft verdachte weggeschopt en is toen naar de overkant van de straat gelopen. Op dat moment voelde hij nattigheid, trok hij zijn T-shirt aan de buikzijde omhoog en zag hij dat hij hevig bloedde en dat hij een gat in zijn buik had. Vervolgens werd [naam 1] het café ingebracht door een aantal mensen en voelde hij dat er ook vanaf zijn linkerarm bloed liep. [8]
[naam 11] heeft verklaard dat toen hij naar buiten liep uit het café [naam 9] te Zevenbergen het druk was op straat. Hij zag dat verdachte uit het niets een mes trok en dat in de buik stak van een ander persoon. [9]
[naam 12] heeft verklaard dat zij zag dat [naam 1] buiten afstand aan het nemen was van verdachte en dat verdachte een mes pakte en dat hij het mes uitklapte. [10] [naam 8] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte ineens een mes bij zich had, een stiletto. [11] [naam 5] zag dat er buiten werd gevochten en dat verdachte een mes vasthield in zijn rechterhand. Hij zag dat het mes voorzien was van een veerdruk-systeem en dat het twee scherpe zijdes had. Hij sprak verdachte aan en zei: “Geef hier, doe normaal.” Verdachte gaf [naam 5] uiteindelijk het mes, al was het niet van harte. Toen [naam 5] het mes van verdachte kreeg, zag hij dat het slachtoffer zijn shirt omhoog trok en dat hij vanuit zijn romp aan het bloeden was. Aan de wond zag hij dat het slachtoffer was gestoken met een mes. [12]
[naam 3] heeft verklaard dat hij buiten kwam toen er al was gestoken, maar dat hij verdachte tegen hem heeft horen zeggen “dan moet hij komen” en “ik heb hem al twee keer gestoken”. [13]
Uit de geneeskundige verklaring van [naam 1] blijkt dat het gaat om een steekwond in de bovenbuik met arteriële bloeding van de lever, waarvoor endovasculaire coiling (bloeding vanuit bloedvat dichtgemaakt) is toegepast, en een steekwond in de linker bovenarm. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van Eerste op Tweede Kerstdag 2018 betrokken is geweest bij een steekincident in Zevenbergen, waarbij hij iemand heeft gestoken met een mes. [15] Het mes is langs de arm van de jongen gegaan en in de borst van de jongen gegaan. [16]
Gelet op de getuigenverklaringen van [naam 11] , [naam 12] en [naam 8] , die hebben gezien dat verdachte plotseling een mes vasthad en uitklapte, de getuigenverklaring van [naam 11] , die heeft gezien dat verdachte heeft gestoken en de getuigenverklaring van [naam 3] dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij [naam 1] tweemaal heeft gestoken, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk en bewust met een mes heeft gestoken in de arm en buik van [naam 1] . Aan de verklaring van verdachte dat het mes op de grond was gevallen en als gevolg daarvan per ongeluk was opengeklapt, waardoor de snijvlakken van het mes naar voren staken op het moment dat verdachte [naam 1] zou hebben afgeweerd, hecht de rechtbank geen waarde. Deze verklaring vindt immers geen ondersteuning in overige getuigenverklaringen en staat zelfs haaks op de getuigenverklaringen van [naam 11] , [naam 12] en [naam 8] .
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat er vitale organen in de buik zitten. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin met een mes in de buik van [naam 1] te steken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij met het mes vitale organen van [naam 1] zou raken, waardoor zijn gedraging kon leiden tot de dood van [naam 1] . Aldus was bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [naam 1] .
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 december 2018 een mes, een stiletto, bij zich had en dat hij wist dat dit verboden was.
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie [17] en tijdens de zitting van 24 april 2019 [18] ;
- het onderzoek naar het in beslag genomen wapen. [19]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
primairhijop
of omstreeks26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [naam 1] met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal,in de buik,
althans in de buikholte en/of het middenrif, in elk geval het lichaam,heeft gestoken
en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primairhijop
of omstreeks26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht)
meermalen, althans eenmaal, met een glas
in/op/tegen het gelaat/hoofd van die [naam 2] heeft geslagen
en/of geduwd en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hijop
of omstreeks26 december 2018 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, een wapen van categorie I, onder 1 (te weten een stiletto) voorhanden heeft gehad
en/of heeft gedragen en/of heeft vervoerd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar geweld heeft gebruikt tegen beide aangevers, maar dat hij dat heeft gedaan om zichzelf en zijn vriendin te beschermen.
Ten aanzien van het eerste feit heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte allereerst werd belaagd door een aantal personen, waarna hij door middel van een kicktrap werd aangevallen door aangever [naam 1] . Om zichzelf te verdedigen heeft verdachte [naam 1] weggeduwd. Doordat hij – per toeval – op dat moment een opengeklapt mes in zijn hand had, heeft hij [naam 1] met het mes geraakt in zijn arm en buik.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte eerst van aangever [naam 2] een klap had gekregen en vervolgens zijn vriendin moest verdedigen tegen een wederrechtelijke aanranding door [naam 2] als gevolg waarvan hij [naam 2] met een glas in zijn gezicht heeft geslagen. Gelet hierop is er volgens de verdediging sprake van noodweer dan wel noodweerexces.
De officier van justitie is van mening dat verdachte helemaal alleen staat in zijn verhaal dat hij door een groep mannen werd aangevallen en zichzelf moest verdedigen. Dit blijkt immers niet uit de verklaringen van enige getuige, niet uit ‘het kamp van verdachte’, noch uit ‘het kamp van aangever’. Gelet hierop is er geen sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verweren. Verdachte had kunnen weglopen en had dat ook moeten doen.
Ten aanzien van het tweede feit is de officier van justitie van mening dat niet gebleken is van een noodweersituatie. Voor zover verdachte heeft verklaard dat zijn vriendin “gelanceerd werd” als gevolg waarvan hij haar heeft willen verdedigen, merkt de officier van justitie op dat dit niet blijkt uit de verklaring van de vriendin, [naam 4] , noch uit enige andere verklaring. Gelet hierop was er geen sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van andermans lijf, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Een beroep op noodweer kan alleen slagen in een situatie waarin sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die is gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is. Bij de beantwoording van de vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke (gepaste) verdediging komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval.
Uit het dossier blijkt niet dat zich een situatie heeft voorgedaan waarbij sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. De door de verdediging geschetste situatie met betrekking tot het eerste feit waarin verdachte zich zou hebben moeten verdediging tegen een “flying kick” van aangever [naam 1] wordt door geen enkele getuigenverklaring in het dossier ondersteund. Bovendien is gebleken dat verdachte, indien wel sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie, zich niet alleen redelijkerwijs aan de situatie had kunnen maar ook had moeten onttrekken. Verdachte had de mogelijkheid om weg te lopen van het café (zoals hij ter zitting heeft bevestigd) en dat kon ook van hem worden gevergd. In plaats daarvan heeft hij ervoor gekozen opnieuw de confrontatie op te zoeken, ditmaal met [naam 1] en met gebruikmaking van een mes. Het beroep op noodweer ten aanzien van feit 1 wordt verworpen.
Ook ten aanzien van het tweede feit is de rechtbank van oordeel dat het beroep op noodweer niet kan worden gehonoreerd. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehandeld ter bescherming van zijn vriendin. Uit de verklaringen van [naam 4] , aangever [naam 2] en getuige [naam 6] komt naar voren dat [naam 4] een duw heeft gekregen, als gevolg waarvan zij tegen de sigarettenautomaat en vervolgens op de grond is gevallen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt deze situatie niet een dusdanige ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [naam 4] dat verdachte gerechtigd was [naam 2] vervolgens met een glas tegen het hoofd te slaan. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen. De rechtbank is van oordeel dat evenmin aannemelijk is geworden dat verdachte ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden en verwerpt het beroep op noodweer-exces.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor de feiten 1 en 2 primair op te leggen een gevangenisstraf van 38 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 325,00 nu dit volgens haar een overtreding betreft.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend is met een groter stuk voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft uit woede omdat zijn vriendin aan de kant werd geduwd door [naam 2] en daardoor ten val kwam een glas kapot geslagen in het gezicht van [naam 2] . Als gevolg daarvan heeft [naam 2] ernstig letsel rond zijn linkeroog opgelopen. Verdachte heeft hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam 2] , die een diepe indruk heeft gemaakt. Door zijn handelen heeft verdachte [naam 2] een litteken in het gezicht bezorgd en hem mogelijk voor het leven getekend, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Daarbij komt dat een dergelijk agressief feit, dat bovendien heeft plaatsgevonden in het uitgaansleven, bijdraagt aan het ontstaan van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Nadat verdachte via de achteruitgang van het café buiten wordt gezet, is het aan de voorzijde van het café opnieuw raak. Ditmaal steekt verdachte aangever [naam 1] met een mes in zijn bovenarm en buik. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Als basis voor de strafmaat geldt als uitgangspunt dat levensdelicten zoals moord en doodslag in ons strafrechtstelsel worden beschouwd als de ernstigste misdrijven. Het mag dan zo zijn dat het in het onderhavige geval gebleven is bij een poging, maar dat had ook anders af kunnen lopen. Dat [naam 1] ten tijde van dit gebeuren voor zijn leven heeft gevreesd, spreekt voor zich en blijkt ook uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Uit de foto’s en de medische informatie in het dossier blijkt dat [naam 1] geopereerd moest worden om de bloeding te stoppen. Aan de operatie heeft hij een litteken overgehouden dat hem blijvend aan dit incident zal herinneren.
Daarbij komt dat het niet alleen voor [naam 1] een heftig incident is geweest. Een dergelijk gewelddadig optreden op straat is tevens zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid. Van algemene bekendheid is dat ook de ooggetuigen nog lang angstgevoelens en psychische schade kunnen ondervinden.
Verdachte wist wat hij had gedaan, maar is weggelopen en heeft zich pas een maand later gemeld bij de politie. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Gelet op het vorenstaande kan slechts worden volstaan met een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar vele malen eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, maar nog niet eerder voor geweldsdelicten. Uit het strafblad blijkt ook dat verdachte voor het laatst veroordeeld is tot een geldboete in 2017.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van
15 april 2019. Hieruit blijkt dat sprake is van ADHD, middelengebruik en een gebrek aan dagbesteding. Ook lijkt verdachte snel overvraagd te worden en kan hij zich maar op een ding tegelijk focussen. Als hij kwaad wordt, komt zijn boosheid er op explosieve wijze uit en heeft verdachte er geen controle meer over. Zelf wil hij graag hulp bij het vinden van huisvesting en het kunnen behouden ervan, hulp bij zijn financiën, bij zijn woedeprobleem en bij het abstinent blijven van het gebruik van softdrugs. De reclassering acht ter voorkoming van recidive een ambulante behandeling die zich in ieder geval richt op agressieproblematiek en middelengebruik geïndiceerd. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven hier gemotiveerd voor te zijn en open te staan voor alle hulp, mits hij hierin niet overvraagd wordt.
Daarnaast betrekt de rechtbank bij de straftoemeting de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens de zitting. Verdachte heeft een vaste relatie (met trouwplannen) en leek zijn leven sinds korte tijd een beetje voor elkaar te hebben.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. Ten behoeve van het voorkomen van recidive ziet de rechtbank aanleiding om aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank legt geen aparte straf op voor het voorhanden hebben van een wapen. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat schending van artikel 13, eerste lid, krachtens artikel 56 juncto 55 van de Wet wapens en munitie een misdrijf oplevert en geen overtreding. De straf voor dit feit is verdisconteerd in de straf die voor het geheel aan feiten wordt opgelegd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 10.409,02 (€ 409,02 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade) voor feit 1. Daarnaast worden proceskosten ter hoogte van € 4.050,00 gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.909,02 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 409,02 ter zake van materiële schade (kleding, reiskosten naar het ziekenhuis en resterend eigen risico) en € 3.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De gevorderde proceskosten komen voor eigen rekening van de benadeelde partij. De omstandigheid dat de mogelijkheid om een toevoeging zonder eigen bijdrage aan te vragen niet mogelijk was vanwege een nog niet gevolgde cursus door de raadsvrouw van de benadeelde partij, is een omstandigheid die niet aan verdachte in rekening gebracht mag worden.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [naam 1] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 4.805,98 (€ 2.305,98 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade) voor feit 2. Daarnaast worden proceskosten ter hoogte van € 1.980,27 gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.856,22 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.356,22 ter zake van materiële schade (coltrui, broek, dekbedovertrek, reiskosten naar de ziekenboeg, littekencrème en gederfde inkomsten) en € 2.500,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [naam 2] zal de rechtbank eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Met betrekking tot de proceskosten geldt hetzelfde als hiervoor overwogen ten aanzien van benadeelde partij [naam 1] .

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen mes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat feit 1 is begaan met betrekking tot het voorwerp en dat het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot doodslag;
feit 2:poging tot zware mishandeling;
feit 3: handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij reclassering Novadic Kentron, Verlengde Poolseweg 2 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
* ambulante behandeling
Verdachte werkt mee aan diagnostiek en een daaruit voortkomende ambulante behandeling die zich in ieder geval richt op agressieproblematiek en middelengebruik bij een door de reclassering te bepalen forensische polikliniek te Breda. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* andere voorwaarden het gedrag betreffende
- verdachte heeft een inspanningsverplichting voor het hebben en houden van zelfstandige
woonruimte, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen organisatie, dit ter beoordeling door de reclassering;
- verdachte heeft een inspanningsverplichting tot het op orde krijgen en houden van zijn financiën, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen organisatie, dit ter beoordeling door de reclassering. Hij geeft de reclassering zo nodig inzage in zijn financiën;
- zodra verdachte zijn hierboven genoemde zaken en voorwaarden op orde heeft kan gekeken worden naar een zinvolle dagbesteding voor verdachte. Dit zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen organisatie, dit ter beoordeling door de reclassering. Verdachte heeft dan hiertoe een inspanningsverplichting;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een mes, kleur zwart;
Benadeelde partij [naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 3.909,02, waarvan € 409,02 ter zake van materiële schade en € 3.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk, ook voor zover het niet toegewezen gedeelte van de vordering ziet op de kosten van rechtsbijstand, en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] (feit 1), € 3.909,02 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 26 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening; bij niet betaling te vervangen door 45 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 3.856,22, waarvan € 1.356,22 ter zake van materiële schade en € 2.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk, ook voor zover het niet toegewezen gedeelte van de vordering ziet op de kosten van rechtsbijstand, en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] (feit 2), € 3.856,22 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
26 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening; bij niet betaling te vervangen door 45 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Bergen, voorzitter, mr. Goossens en mr. Fontein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2019.
Mr. Fontein is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met onderzoeksnummer ZB2R018100/ZB2R018100 Rite, proces-verbaalnummer 8 van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Markiezaten, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 105.
2.Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] d.d. 26 december 2018, pagina 66.
3.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 6] d.d. 26 december 2018, pagina 25-26.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 7] d.d. 16 januari 2019, pagina 43-45.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 januari 2019, pagina 103.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 april 2019.
7.Een geschrift betreffende medische informatie van [naam 2] d.d. 26 december 2018, pagina 74.
8.Het proces-verbaal verhoor aangever [naam 1] d.d. 15 januari 2019, pagina 59.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 11] d.d. 26 december 2018, pagina 33.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 12] d.d. 26 december 2018, pagina 35.
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 8] d.d. 26 december 2018, pagina 37-38.
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 5] d.d. 26 december 2018, pagina 19-20.
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam 3] d.d. 27 december 2018, pagina 40.
14.Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van [naam 1] d.d. 16 februari 2019, pagina 62.
15.Het proces-verbaal voorgeleiding in verband met aanhouding d.d. 26 januari 2019, pagina 93.
16.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 januari 2019, pagina 104.
17.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 januari 2019, pagina 104.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 april 2019.
19.Het proces-verbaal van bevindingen stiletto d.d. 4 februari 2019, pagina 46 en 48.