ECLI:NL:RBZWB:2019:2064

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
C/02/347991 / HA ZA 18-513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Geloven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van erfdienstbaarheid en toegang via een perceel

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Leasimmo BV en [gedaagde 1] c.s. Leasimmo BV, eigenaar van een weiland, vorderde een verklaring voor recht dat een gedeelte van een perceel als openbare weg moet worden aangemerkt, dan wel dat er een erfdienstbaarheid is ontstaan, of dat het perceel als buurweg moet worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het litigieuze perceel niet als openbare weg kan worden aangemerkt, omdat de gemeente het perceel op 7 februari 2019 heeft onttrokken aan het openbaar verkeer door de bestemming te wijzigen naar 'Wonen'. Leasimmo BV had weliswaar beroep ingesteld tegen dit besluit, maar het bestemmingsplan was nog niet door een rechter aangetast. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een openbare weg in de zin van de Wegenwet, waardoor de vordering op deze grondslag faalde.

Daarnaast stelde Leasimmo BV dat door verjaring een recht van erfdienstbaarheid was ontstaan, maar de rechtbank oordeelde dat niet was voldaan aan de eisen voor bevrijdende verjaring, aangezien Leasimmo BV sinds 2003 geen gebruik had gemaakt van het perceel van [gedaagde 1] c.s. De rechtbank verwierp ook de stelling dat het litigieuze perceel een buurweg was, omdat er onvoldoende bewijs was dat het perceel als zodanig was aangewezen door de buren. Tot slot werd de vordering tot aanwijzing van een noodweg afgewezen, omdat Leasimmo BV meerdere mogelijkheden had om toegang tot haar perceel te verkrijgen zonder gebruik te maken van het perceel van [gedaagde 1] c.s. De rechtbank veroordeelde Leasimmo BV in de proceskosten, die werden begroot op € 1.213,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/347991 / HA ZA 18-513
Vonnis van 8 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEASIMMO BV,
gevestigd te Dongen ,
eiseres,
advocaat: mr. A. Groenewoud te Breda,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. J. de Roo te Oosterhout (Nb).
Partijen zullen hierna Leasimmo BV en [gedaagde 1] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 november 2018;
  • het proces-verbaal van descente en van comparitie van 5 april 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Leasimmo BV is sinds 15 december 2003 eigenaar van een weiland gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , [perceel nummer] , [perceel nummer] . Daarvoor behoorde het weiland sinds [datum] toe aan de vader van de statutair directeur van Leasimmo BV.
2.2.
[gedaagde 1] c.s. zijn sinds 1998 eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceel nummer] , [perceel] , zijnde het adres [adres] [adres nummer] te [woonplaats] .
2.3.
Leasimmo BV is tevens eigenaar van de omliggende percelen kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceel nummer] , nummers [perceel nummer] , [perceel nummer] , [perceel nummer] en [perceel nummer] .
2.4.
De hiervoor weergegeven situatie ziet er als volgt uit:
(…)
2.5.
Bij brief van 4 juli 2017 heeft de advocaat van Leasimmo BV [gedaagde 1] c.s. aangeschreven omtrent het volgende: “
Cliënte heeft moeten constateren dat u sedert enige tijd de enige toegangsweg tot het perceel van cliënte (kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [perceel nummer] ) heeft afgesloten door op de [adres] hekwerken te plaatsen. (…) Om meerdere redenen is het afsluiten van het laatste deel van deze [adres] , zoals door u is gedaan, niet toegestaan, zowel privaatrechtelijk als bestuursrechtelijk niet.
2.6.
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State van 30 september 2010, heeft de gemeente [woonplaats] de bestemming van het plandeel tussen de [adres] en [perceel nummer] op 13 september 2012 aangepast van de bestemming ‘Wonen’ naar de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’.
2.7.
Op 7 februari 2019 heeft de gemeente [woonplaats] een besluit genomen tot vaststelling van het bestemmingsplan waarin de bestemming van dit plandeel aan de [adres] [adres nummer] te [woonplaats] weer wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’. Leasimmo BV heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Leasimmo BV vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. een verklaring voor recht dat het gedeelte van [perceel nummer] dat deel uitmaakt van de [adres] (hierna: ‘het litigieuze perceel’) kwalificeert als een openbare weg in de zin van de Wegenwet, althans dat dit litigieuze perceel door verjaring is belast met een recht van erfdienstbaarheid ten behoeve van het [perceel nummer] van Leasimmo BV, althans dat dit litigieuze perceel dient te worden aangemerkt als een buurweg;
II. [gedaagde 1] c.s. te verbieden inbreuk te maken op het recht van Leasimmo BV om haar [perceel nummer] te bereiken via het litigieuze perceel,
III. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis ervoor te zorgen dat het ligitieuze perceel weer volledig en ongehinderd toegankelijk is voor eenieder, op straffe van een dwangsom.
Subsidiair:
I. [gedaagde 1] c.s. te gebieden om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis een noodweg aan te wijzen ten dienste van [perceel nummer] , op straffe van een dwangsom,
II. [gedaagde 1] c.s. te verbieden inbreuk te maken op het recht van Leasimmo BV om haar [perceel nummer] te bereiken via de door [gedaagde 1] c.s. aangewezen noodweg.
Primair en subsidiair:met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten, inclusief de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Leasimmo BV in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Leasimmo BV in de proceskosten, inclusief de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Leasimmo BV stelt dat [gedaagde 1] c.s. door het plaatsen van hekwerken op het
litigieuze perceel ten onrechte de mogelijkheid voor Leasimmo BV (en derden) ontzegt om [perceel nummer] en andere percelen via de [adres] te bereiken. Leasimmo BV legt aan haar vordering een viertal rechtsgronden ten grondslag, te weten:
i. het litigieuze perceel kwalificeert als openbare weg in de zin van de Wegenwet;
ii. er is door verjaring een recht van erfdienstbaarheid ontstaan;
iii. het litigieuze perceel kwalificeert als buurweg;
iv. het litigieuze perceel is noodzakelijk voor een behoorlijke toegang van [perceel nummer] tot de openbare weg.
4.2.
[gedaagde 1] c.s. betwisten dat een deel van hun perceel deel uitmaakt van de
[adres] . Zij betwisten eveneens dat Leasimmo BV het recht heeft om over een bepaald gedeelte van hun perceel naar [perceel nummer] te gaan en dat zij derhalve inbreuk zouden maken op dit beweerdelijke recht van Leasimmo BV.
Openbare weg
4.3.
Primair stelt Leasimmo BV zich op het standpunt dat het litigieuze perceel op grond van artikel 4 van de Wegenwet als openbare weg moet worden aangemerkt, zodat het Leasimmo BV vrij staat de weg als zodanig te gebruiken.
4.4.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de Wegenwet, in werking getreden 1 oktober 1932, is een weg openbaar indien deze i) gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor de inwerkingtreding van de wet voor een ieder toegankelijk is geweest. Voorts is een weg openbaar indien deze ii) gedurende tien achtereenvolgende jaren voor de inwerkingtreding van de wet voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens is onderhouden door het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap óf iii) de rechthebbende daaraan de bestemming openbare weg heeft gegeven.
4.5.
Ingevolge artikel 7 van de Wegenwet heeft een weg opgehouden openbaar te zijn wanneer i) hij gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest óf ii) wanneer hij door het bevoegd gezag aan het openbaar verkeer is onttrokken.
4.6.
Vaststaat dat de gemeente [woonplaats] op 7 februari 2019 heeft besloten de bestemming van het litigieuze perceel te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’. De gemeente [woonplaats] heeft het litigieuze perceel derhalve aan het openbaar verkeer onttrokken, zodat dit perceel op grond van artikel 7 Wegenwet geen openbare weg is. Leasimmo BV heeft weliswaar beroep ingesteld tegen dit besluit, maar het vigerende bestemmingsplan is thans niet door een rechterlijke instantie aangetast. Van een openbare weg in de zin van artikel 4 Wegenwet is dan ook geen sprake, zodat de vordering op deze grondslag faalt.
4.7.
Vanwege het debat tussen partijen overweegt de rechtbank ten aanzien van artikel 4 Wegenwet, ten overvloede, als volgt.
4.8.
De memorie van toelichting [1] op artikel 4 Wegenwet luidt ten aanzien van het begrip ‘openbaarheid’ als volgt: “
De voorgestelde regeling geldt alleen voor openbare wegen. Zij begrijpt daaronder niet die wegen, welke slechts daarom voor een ieder toegankelijk zijn, omdat de rechthebbende – in de regel de eigenaar – het publiek niet weert. Het kan nuttig of nodig zijn mede ten aanzien van zulke wegen voorschriften te geven in het belang van de veiligheid van het verkeer. De strekking van dit ontwerp echter brengt beperking mede tot die wegen, die meer duurzaam de belangen van het openbaar verkeer dienen, zodat het publiek daarover verkeert niet slechts bij gedogen van de eigenaar, doch als daartoe gerechtigd
.
4.9.
Over het begrip ‘weg’ heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC6035) geoordeeld: “
De Wegenwet heeft naar het oordeel van de Afdeling betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen
.
4.10.
Leasimmo BV heeft gelet op haar vordering de plicht feiten te stellen die tot het oordeel kunnen leiden dat de bewuste doorgang kwalificeert als ‘weg’ die ‘openbaar’ is. Leasimmo BV heeft echter geen feiten aangereikt die zien op het element ‘weg’. Uit genoemde uitspraak – die niet op zichzelf staat – volgt dat niet iedere doorgang kwalificeert als weg in de zin van de Wegenwet. De wel ingenomen stellingen op basis van verklaringen van personen, voor zover die concreet zijn, duiden niet op een algemene verkeersfunctie in die zin dat sprake is van een verkeersbaan die een functie vervult ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dient.
4.11.
Als gaat om het element ‘openbaarheid’ dan geldt dat Leasimmo BV, gelet op voormelde toelichting, feiten dient te stellen over de aard van het gebruik en de houding van de eigenaar. Kaarten of tekeningen geven geen informatie over de aard of houding. De verklaringen van de personen waar Leasimmo BV zich op baseert dateren van ver na de inwerkingtreding van de Wegenwet en hebben geen betrekking op de feitelijke situatie wat betreft aard van het gebruik en de houding van de eigenaar in de volgens de wet relevante periode. De stellingen van Leasimmo BV zijn dan ook enerzijds onvolledig en anderzijds ontoereikend. Bewijslevering komt dan niet aan de orde.
Erfdienstbaarheid
4.12.
Voor zover geen sprake is van een openbare weg stelt Leasimmo BV zich op het standpunt dat door verjaring een recht van erfdienstbaarheid is ontstaan ten laste van het perceel van [gedaagde 1] c.s. omdat zij gedurende 20 jaar zich heeft gedragen als had zij een recht van erfdienstbaarheid.
4.13.
Artikel 3:105 lid 1 BW bepaalt dat hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Ingevolge artikel 3:306 BW geldt een verjaringstermijn van twintig jaar, welke termijn op grond van artikel 3:314 lid 2 BW aanvangt op de dag nadat de niet-rechthebbende bezitter is geworden. Hoofdregel volgens het huidige Burgerlijk Wetboek is dat die termijn niet is aangevangen vóór 1 januari 1992, aangezien het onder het recht van voor 1 januari 1992 niet mogelijk was om een erfdienstbaarheid te verkrijgen door middel van bevrijdende verjaring. Resteert de vraag of nadien bevrijdende verjaring heeft plaatsgevonden ten behoeve van Leasimmo BV.
4.14.
Voor het verkrijgen van een recht van erfdienstbaarheid door middel van verjaring dient gedurende de verjaringstermijn sprake te zijn van ondubbelzinnig bezit van Leasimmo BV (een houden voor zichzelf met de pretentie eigenaar te zijn) van die erfdienstbaarheid in die zin dat er feitelijke en/of uiterlijke omstandigheden, zoals gedragingen en een bestendige toestand van een erf, aanwezig zijn waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om een bevoegdheid als gerechtigde tot die erfdienstbaarheid uit te oefenen. Anders gezegd: er is sprake van ondubbelzinnig bezit wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de gerechtigde tegen wie de verjaring loopt daaruit niets anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert rechthebbende tot de erfdienstbaarheid te zijn.
4.15.
Vaststaat dat [gedaagde 1] c.s. sinds 1998 eigenaar zijn van hun perceel. Zij hebben gesteld dat sinds die tijd Leasimmo BV geen gebruik heeft gemaakt van het perceel van [gedaagde 1] c.s. zodat bezit gedurende een termijn van 20 jaar nooit aan de orde kan zijn. In tegenstelling tot hetgeen in de stukken staat, heeft Leasimmo BV ter comparitie eveneens verklaard dat sinds zij eigenaar werd van het weiland in 2003 niet met (landbouw)voertuigen over het litigieuze perceel is gegaan. Gesteld noch gebleken is dat Leasimmo BV op een andere wijze sinds 2003 onafgebroken van het litigieuze perceel gebruik heeft gemaakt, hetgeen ook niet aannemelijk is omdat (in ieder geval vanaf 2006) op de grens van het litigieuze perceel en het weiland een hekwerk en paaltjes met prikkeldraad staan, hetgeen de doorgang naar het weiland belemmert. Aan de voor bevrijdende verjaring gestelde eisen is dan ook niet voldaan, zodat de vordering op deze grondslag niet kan slagen.
Buurweg
4.16.
Leasimmo BV stelt zich (meer subsidiair) op het standpunt dat het litigieuze perceel een buurweg is in de zin van artikel 719 BW (oud).
4.17.
Naar het vóór 1992 geldende recht kon op de voet van artikel 719 BW (oud) een buurweg ontstaan. Artikel 719 BW (oud) luidt als volgt: “
Voetpaden, dreven of wegen aan verscheiden geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelfde zijn bestemd geweest”. Het instituut van de buurweg vond onder het oude recht zijn grond in het feit dat een erfdienstbaarheid van weg in beginsel niet door verjaring kon ontstaan en de maatschappelijke opvattingen eisten dat men aanspraak moest kunnen maken op een weg die men geruime tijd gewend was te gebruiken zonder dat daartegen verzet was gerezen. Een buurweg ontstaat door middel van een vormvrije overeenkomst, waarbij het gemeenschappelijk gebruik zijn grondslag moet vinden in de bestemming tot buurweg door de buren. Daartoe is een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsverklaring van de eigenaren of zakelijk gerechtigden op de tot buurweg bestemde grond vereist. Op grond van het overgangsrecht (artikel 160 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek) dienen de rechten, bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot een buurweg onder het huidige recht gerespecteerd te worden indien komt vast te staan dat de betreffende weg vóór 1992 als buurweg kon worden aangemerkt.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte verklaringen onvoldoende concreet blijkt dat het litigieuze perceel door (de rechtsvoorgangers van) [gedaagde 1] c.s. als buurweg is aangewezen. Als deze rechtsvoorgangers in het verleden enkele personen toestemming hebben gegeven om via het litigieuze perceel naar het achterliggende weiland te gaan, althans dit hebben gedoogd, betekent niet dat daarmee voldaan is aan de eis dat aan het litigieuze perceel de buren van die strook de bestemming van buurweg is gegeven.
Noodweg
4.19.
Uiterst subsidiair heeft Leasimmo BV zich erop beroepen dat het litigieuze perceel een noodweg is als bedoeld in artikel 5:57 BW. Uit dat wetsartikel volgt dat de eigenaar van een erf dat geen behoorlijke toegang heeft tot een openbare weg of een openbaar vaarwater te allen tijde van de eigenaars van naburige erven aanwijzing van een noodweg ten dienste van zijn erf kan vorderen tegen vooraf te betalen of te verzekeren vergoeding van de schade welke door die noodweg wordt berokkend. In het algemeen is bepalend of bij het ontbreken van een noodweg een behoorlijke exploitatie van het ingesloten erf bij een normale bestemming niet mogelijk is (Hoge Raad 9 juli 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC0958).
4.20.
Uit de kadastrale gegevens en uit hetgeen de rechtbank heeft waargenomen tijdens de descente van 5 april 2019 volgt dat het [perceel nummer] zodanig ligt ingesloten dat dit is afgesloten van een openbare weg of een openbaar vaarwater. Leasimmo BV heeft voor een behoorlijke exploitatie van zijn perceel (ongeacht de normale bestemming daarvan) in beginsel gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad belang bij aanwijzing van een noodweg.
4.21.
Ingevolge artikel 5:57 lid 3 BW dient bij het aanwijzen van de noodweg enerzijds rekening te worden gehouden met het belang van Leasimmo BV om de openbare weg zo snel mogelijk te kunnen bereiken en anderzijds met het belang van [gedaagde 1] c.s. om zo min mogelijk overlast van die noodweg te ondervinden. Er dient dus een belangenafweging plaats te vinden ter beantwoording van de vraag of de noodweg over het perceel van [gedaagde 1] c.s. moet lopen.
4.22.
Met betrekking tot het belang van Leasimmo BV bij het aanwijzen van een noodweg over het litigieuze perceel van [gedaagde 1] c.s. heeft zij het volgende aangevoerd. Uitwegen over het litigieuze perceel is voor [perceel nummer] de enige mogelijkheid om met (landbouw)voertuigen de openbare weg te bereiken. Het is niet mogelijk [perceel nummer] te bereiken via het in eigendom van Leasimmo BV zijnde perceel [perceel nummer] . Op dat perceel is een bedrijfsloods aanwezig van huurders [naam huurders] , die op die locatie een fruitteeltbedrijf exploiteert. Het is evenmin mogelijk [perceel nummer] te bereiken via het in eigendom van Leasimmo BV zijnde perceel [perceel nummer] . Laatstgenoemd perceel vormt een ‘privétuin’ voor de perceelnummers [perceel nummer] . Het aldaar aanwezige poortje is te smal om doorheen te gaan met een agrarisch voertuig. Ook belemmeren diverse bomen en hagen de doorgang. Tot slot staat [perceel nummer] ook niet in verbinding met de openbare weg via de percelen [perceel nummer] (beide geen eigendom van Leasimmo BV), omdat deze percelen worden gebruikt voor de teelt.
4.23.
[gedaagde 1] c.s. hebben met betrekking tot het belang bij niet-aanwijzen van een noodweg over hun terrein het volgende aangevoerd. Leasimmo BV is eigenaar van bijna alle percelen rondom het perceel van [gedaagde 1] c.s. en [perceel nummer] . Leasimmo BV heeft dus meerdere mogelijkheden om toegang tot [perceel nummer] te verkrijgen. Daarvoor heeft zij het woonperceel van [gedaagde 1] c.s. niet nodig. [gedaagde 1] c.s. betwisten dat het niet mogelijk zou zijn [perceel nummer] via perceel [perceel nummer] of [perceel nummer] te bereiken. Op het laatste perceel is aan de linkerzijde van de bestaande loods een strook grond aanwezig die braak ligt en breed genoeg is om (met een landbouwvoertuig) van en naar [perceel nummer] te komen. [gedaagde 1] c.s. betwisten daarnaast dat het niet mogelijk zou zijn om [perceel nummer] te bereiken via de percelen [perceel nummer] . Dat deze percelen worden gebruikt voor teelt, doet niets af aan de mogelijkheid op die percelen een noodweg aan te wijzen. Het perceel van [gedaagde 1] c.s. is ongeschikt om met (landbouw)voertuigen van de [adres] naar [perceel nummer] te gaan. Naast overlast, is het perceel van [gedaagde 1] c.s. te smal en is de bestrating niet geschikt. Een noodweg over de eigen percelen van Leasimmo BV is mogelijk.
4.24.
Vaststaat dat [perceel nummer] is omringd door percelen waarvan de meeste in eigendom toebehoren aan Leasimmo BV. In dat kader ligt het voor de hand dat Leasimmo BV in beginsel een noodweg aanwijst over een van haar eigen percelen. Op die manier ondervinden [gedaagde 1] c.s. geen overlast die ze anders wel zouden ervaren. Anders dan Leasimmo BV betoogt, heeft de rechter ter plaatse geconstateerd dat vanaf [perceel nummer] kan worden uitgeweegd via (in ieder geval) de percelen [perceel nummer] en [perceel nummer] . De strook grond links van de loods op perceel [perceel nummer] biedt, ook al staat er een boom, niet minder ruimte om met een tractor (en veewagen) toegang tot [perceel nummer] te verkrijgen dan het litigieuze perceel deze geeft. De toegang via perceel [perceel nummer] is bovendien qua afstand even lang als de toegang via het litigieuze perceel. Ook via perceel [perceel nummer] kan worden uitgeweegd. Dit perceel is breed genoeg om met (landbouw)voertuigen perceel [perceel nummer] te bereiken. Dat aanwezige erfafscheidingen zouden moeten worden verwijderd, vormt geen beletsel. De omstandigheid dat Leasimmo BV dit perceel aan een derde heeft verhuurd, vormt evenmin een beletsel. Leasimmo BV heeft immers haar eigen noodsituatie gecreëerd door [perceel nummer] onbereikbaar te maken middels het verhuren van perceel [perceel nummer] zonder daarbij een recht van gebruik te bedingen in de huurovereenkomst. Voorts neemt de rechtbank in overweging dat op het perceel van [gedaagde 1] c.s. een woonbestemming rust. [gedaagde 1] c.s. hebben belang het perceel conform die bestemming te gebruiken, waaronder niet valt het komen en gaan van (landbouw)voertuigen over het perceel.
4.25.
Gelet op voornoemde omstandigheden valt de belangafweging uit in het voordeel van [gedaagde 1] c.s. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank de stelling van Leasimmo BV verwerpt dat het litigieuze perceel als noodweg in de zin van artikel 5:57 BW moet worden aangemerkt.
Proceskosten
4.26.
Gelet op bovenstaande dienen de vorderingen van Leasimmo BV te worden afgewezen. Leasimmo BV zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht 291,00
- salaris advocaat
922,00(2,0 punten × tarief € 461,00)
Totaal € 1.213,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Leasimmo BV in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.213,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Leasimmo BV in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019 in tegenwoordigheid van mr. Hartman als griffier.

Voetnoten

1.bron: https://www.jongbloed.nl/code/inkijkexemplaar/9789013066913/lexplicatie-wegenwetgeving-o.-kwast.pdf