ECLI:NL:RBZWB:2019:2103

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
10 mei 2019
Zaaknummer
02/820714-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige poging tot diefstal van hennep uit een woning met geweld tegen bewoners

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een gewelddadige poging tot diefstal van hennep uit een woning heeft gepleegd. De feiten vonden plaats op 26 mei 2018 in Bergen op Zoom, waar de verdachten, in de veronderstelling dat er niemand thuis was, de woning binnendrongen met een schroevendraaier en een koevoet. Tijdens de inbraak gebruikten zij geweld tegen de bewoners, die in bed lagen te slapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten niet met een vooropgezet plan handelden, maar dat hun acties wel degelijk als een woningoverval konden worden gekwalificeerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de eis van de officier van justitie te hoog was in de gegeven omstandigheden. De rechtbank hield rekening met de impact van de gebeurtenis op de slachtoffers, die zich niet meer veilig voelden in hun eigen woning, en de traumatische gevolgen die dit voor hen had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820714-18
vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond – stadsgevangenis te Rotterdam
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2018 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten, althans één of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/diens mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- met een of meer voertuigen en/of met een of meer anderen naar die woning (gelegen aan de [adres 2] ) is/zijn gereden en/of met gereedschap bij zich naar die woning is/zijn gegaan en/of
- zich de toegang tot de woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft/hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of
- met een of meer anderen die woning heeft/hebben betreden en/of de slaapkamer van voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] is/zijn binnengedrongen en/of
- tegen die [naam 1] en/of [naam 2] heeft/hebben gezegd "Politie" en/of
- op die [naam 1] is/zijn gesprongen, althans gaan liggen en/of zitten en/of met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken en/of geduwd in de nek/hals en/of hoofd, althans het lichaam van die [naam 1] en/of
- een koevoet, althans een hard voorwerp, aan die [naam 2] (dreigend) heeft/hebben opgeheven en/of getoond waarbij (vervolgens) een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en/of zijn mededader(s) en die [naam 2] en/of
aldus een bedreigende situatie voor die [naam 1] en/of [naam 2] hebben doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot een woningoverval in vereniging, samen met medeverdachte [naam 3] . De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaringen van [naam 1] en op de verklaringen van [naam 2] afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris, de foto’s van het letsel van [naam 1] , de geneeskundige verklaring over het letsel van [naam 1] , de verklaring van getuige [naam 4] , de bevindingen van de politie met betrekking tot de telefoongegevens van de telefoons van [naam 3] en [verdachte] , de verklaringen van de verdachten afgelegd bij de politie, het sporenonderzoek en op de resultaten van het NFI met betrekking tot het DNA-onderzoek aan de binnenzijde van het zonnehoedje/vissershoedje en het petje, die de verdachten tijdens de overval hebben gedragen. Volgens de officier van justitie dienen deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang te worden bezien, wat maakt dat het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario niet alleen ongeloofwaardig maar ook onaannemelijk is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van een poging tot inbraak met geweld. De verdediging wijst daarbij op het alternatieve scenario dat [verdachte] nooit in de woning is geweest, wat kan worden gecontroleerd en geverifieerd aan de hand van objectieve onderzoeksbevindingen, zoals het onderzoek naar de historische telefoongegevens van de telefoon van [verdachte] .
Bovendien levert het op het petje aangetroffen DNA-mengprofiel van [verdachte] geen bewijs dat [verdachte] de persoon is geweest die het petje op had tijdens de overval en dus bij de overval betrokken is geweest. Het aangetroffen DNA-mengprofiel van [verdachte] op het petje sluit in die zin aan bij het alternatieve scenario van verdachte dat een (onbekende) derde bij de overval betrokken is geweest. Die lezing wordt gesterkt door het ontbreken van DNA van [verdachte] op de schroevendraaier en op de loop van het (nep)vuurwapen.
Indien de rechtbank meent dat verdachte wel ‘de tweede persoon’ betreft, stelt de verdediging dat de verklaringen van de slachtoffers discrepanties bevatten, op basis waarvan de verklaringen als niet volledig en betrouwbaar kunnen worden weggezet. Hierdoor kan niet worden bewezen dat ‘de tweede man’ opzet heeft gehad op de geweldshandelingen. Bovendien meent de verdediging dat het onrechtvaardig is wanneer ‘de tweede persoon’ wordt veroordeeld voor de geweldshandelingen van [naam 3] , terwijl op basis van het dossier niet blijkt dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking op het onderdeel geweld in de tenlastelegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
Op 26 mei 2018, omstreeks 04:37 uur, ontvingen verbalisanten [naam 8] en [naam 5] de melding dat in Bergen op Zoom in de [adres 2] een woninginbraak gaande zou zijn.
De verbalisanten kwamen binnen een minuut ter plaatse en ze zagen dat uit de woning aan de [adres 2] een man naar buiten kwam gerend die schreeuwde dat twee mannen net waren weggerend en hij wees daarbij in de richting van de IJsselstraat. De verbalisanten zijn daarop in de richting van de IJsselstraat gerend. Verbalisant [naam 8] zag vervolgens een manspersoon in de Scheldelaan staan en riep daarop
“politie, blijven staan”. De man was buiten adem van het rennen en bleef met zijn handen omhoog staan. De man, naar later bleek [naam 3] , is vervolgens als verdachte op heterdaad aangehouden.
Op dat moment kwam ook de mannelijke bewoner van de [adres 2] aangelopen en die riep
“Ja dat is hem. Hij was bij mij in de woning. Hij heeft mij gestoken. Ik heb er één van de trap gegooid, maar weet niet welke. Ik heb gewoon 2 kindjes in de woning”[naam 3] reageerde hierop met
“ja kindjes in de woning, maar wel drugs daar, op de derde verdieping zit het. Ik samen met vriend gehoord drugs daar. Wij niet wisten dat daar mensen in woning waren”. [1]
Door de bewoner van de [adres 2] , de heer [naam 1] , is nog diezelfde nacht om 04:50 uur aangifte gedaan van een poging tot inbraak met geweld in zijn woning. Hij heeft verklaard dat hij en zijn vrouw op bed lagen en dat zij wakker werden doordat twee mannen op hen sprongen. Ze hoorden de mannen meerdere malen roepen
“politie politie”. [naam 1] voelde dat één man op hem kwam liggen en hij merkte dat de man iets in zijn hand vasthield, waarmee hij werd geslagen en waarmee stekende bewegingen werden gemaakt in zijn richting. [naam 1] pakte daarop de hand van de man vast en hij voelde dat de man een schroevendraaier in zijn hand vasthield. Hij gooide de man van zich af zodat deze op het bed lag en toen is hij bovenop hem gaan zitten en heeft hem op zijn gezicht geslagen. Vervolgens zag [naam 1] dat zijn vrouw in gevecht was met een andere man, die een koevoet vasthield. Op enig moment zag hij dat zijn vrouw wegliep en terugkwam met een nepwapen. [naam 1] zag dat zijn vrouw dit nepwapen tegen het hoofd van de man zette met wie zij in gevecht was geweest. Vervolgens duwde aangever de man met wie hij had gevochten via de trap naar beneden, de hal in. Daarna had één van de twee mannen de knip van de voordeur gehaald en renden beide mannen weg. [2] De man met de schroevendraaier had een vissershoedje op zijn hoofd en de man met de koevoet een petje. [3]
Op 26 mei 2018 is [naam 1] onderzocht op de huisartsenpost. Op 28 mei 2018 is hij nogmaals onderzocht door huisarts [naam 6] . Door de huisarts zijn aan de achterkant van het hoofd in de behaarde hoofdhuid twee prikwondjes waargenomen. Daarnaast zijn schrammen en krassen te zien op zijn schouder, nek, buikwand, bovenarm en bovenbeen. Ook is sprake van een hechtwond aan zijn rechterhand en zijn er blaarverwondingen aan zijn vingers aan zijn rechterhand. Verder is aan de achterkant van het hoofd (occipital) van [naam 1] een winkelhaakverwonding waargenomen. [4]
Op 26 mei 2018 is ook mevrouw [naam 2] gehoord, bewoonster van de [adres 2] te Bergen op Zoom en partner van aangever [naam 1] . Zij heeft verklaard dat zij vanwege de warmte het slaapkamerraam had opengezet. Omstreeks 04:30 uur werd zij wakker en hoorde ze iemand roepen
“politie, politie”.Op dat moment zag zij iemand in de vensterbank zitten, die vervolgens vanaf de vensterbank op het bed sprong. Zij zag dat de man een schroevendraaier in zijn hand vasthield en dat de man stekende bewegingen maakte in de richting van de nek van haar man. Ze is daarop naar de lichtknop gelopen en heeft het licht aangedaan. Ze draaide zich vervolgens om en ze zag een tweede man in de slaapkamer staan met een breekijzer in zijn hand. Op dat moment pakte ze het breekijzer met beide handen vast en duwde ze het breekijzer naar beneden om te voorkomen dat de tweede man haar met het breekijzer zou slaan. Ze raakte in gevecht met deze tweede man en schreeuwde dat hij los moest laten en dat hij weg moest gaan. Ze sloeg hem vervolgens een paar keer met de rechtervuist in het gezicht. Vervolgens zag ze dat haar man met één hand het breekijzer vastpakte en dat hij met zijn andere hand nog de schroevendraaier vasthield. Ondertussen verplaatste het gevecht zich van de slaapkamer naar de hal op de eerste verdieping. Op enig moment liet [naam 2] het breekijzer los en kreeg ze de gelegenheid om een balletjespistool uit de kledingkast te pakken. Ze pakte dit balletjespistool en liep terug de hal in en hield het tegen het hoofd van de man met het breekijzer. Daarbij zei ze tegen de mannen dat ze naar buiten moesten, omdat ze anders zou schieten. Ze zag dat de man met het breekijzer van de trap viel. Toen de man met de schroevendraaier het pistool zag, wilde hij ook naar beneden. Hij is via de trap naar beneden gelopen. De mannen hebben vervolgens de haak van de voordeur opengedraaid en zijn naar buiten gerend. De politie heeft één van de twee mannen aangehouden. In de slaapkamer van de woning heeft [naam 2] een zonnehoedje aangetroffen. Op de grond bij de voordeur lag een petje. [5]
[naam 3] heeft verklaard dat [verdachte] hem die nacht met een Volkswagen Golf op is komen halen in Den Haag. Ze zouden wiet gaan stelen uit een woning, omdat [verdachte] van een informant wist dat daar een wietplantage was. Hij verzekerde hem dat er geen mensen in huis zouden zijn. In het midden van de nacht zijn ze in de auto van [verdachte] naar Bergen op Zoom gereden om naar het betreffende adres te gaan. Onderweg zijn ze nog gewisseld van auto en zijn ze in een witte Hyundai gestapt. De bestuurder van de Hyundai is toen in de Volkswagen Golf van [verdachte] gestapt. De bestuurder van de Hyundai zou in de Volkswagen Golf op hen wachten en zou ook de wiet vervoeren. [verdachte] en hij zijn in Bergen op Zoom naar een woning gelopen. [naam 3] had een schroevendraaier bij zich en [verdachte] een koevoet. Toen ze bij de desbetreffende woning aankwamen, zagen ze dat een raam aan de achterkant van de woning openstond. [verdachte] zei dat dat was om de plantjes lucht te geven. Daarop zijn ze via het platte dak, door het openstaande raam de woning binnengegaan, [naam 3] als eerste. In de woning raakte [naam 3] in gevecht met een man. De man pakte met één hand de schroevendraaier vast en met zijn andere hand sloeg hij [naam 3] . Vervolgens ontdekte [naam 3] dat er ook nog een vrouw in de woning was en hij zag dat [verdachte] ook in de woning stond, terwijl hij de koevoet vasthield in zijn handen. Vervolgens zag [naam 3] dat de vrouw een pistool vasthield en dit richtte op [verdachte] . Het lukte hen beiden om via de trap naar beneden te komen, de deur van het slot af te halen en te openen, zodat ze naar buiten weg konden rennen. Die nacht droeg [naam 3] een visserspetje en [verdachte] een baseballpetje. [6]
[verdachte] heeft verklaard dat hij die nacht in zijn Volkswagen Golf met [naam 3] vanuit Den Haag naar Bergen op Zoom is gereden. [7]
Door de politie zijn een aantal goederen in beslag genomen, waaronder een zonnehoedje/vissershoedje en een petje. De rand van het petje, dat contact maakt met het hoofd van de drager van het petje, is bemonsterd, veiliggesteld en gewaarmerkt met het SIN-nummer [nummer 1] . [8] Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat aan de binnenzijde van het petje (met bemonstering [nummer 1] ) een DNA-mengprofiel is aangetroffen met onder andere het DNA van [verdachte] . [9] Daarnaast is de binnenzijde van het zonnehoedje/vissershoedje bemonsterd, veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN-nummer [nummer 2] . [10] Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het spoor op de binnenzijde van het hoedje macht met het DNA-profiel van [naam 3] . [11]
4.3.2
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 1] en [naam 2]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] onbetrouwbaar, inconsistent en tegenstrijdig zijn en de verdediging verzoekt daarom deze verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank constateert met de verdediging dat [naam 1] en [naam 2] op sommige punten niet geheel consistent hebben verklaard. Anders dan de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat de verklaringen, die zij kort na het incident hebben afgelegd, authentiek en betrouwbaar zijn en derhalve kunnen worden gebruikt voor het bewijs. In dit kader overweegt de rechtbank dat [naam 1] bij het afleggen van zijn aangifte nog nauwelijks tijd heeft gehad om over de gebeurtenis na te denken; om 04:37 uur ontvingen de verbalisanten de melding dat sprake zou zijn van een woninginbraak en al om 04:50 uur heeft [naam 1] hiervan aangifte gedaan. Ook [naam 2] heeft de volgende dag al een verklaring afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de latere verklaringen die [naam 1] en [naam 2] hebben afgelegd, onder meer bij de rechter-commissaris, mogelijk enigszins zijn beïnvloed door het tijdsverloop en door andere oorzaken die op de werking van het geheugen van invloed kunnen zijn. Om deze reden heeft de rechtbank deze latere verklaringen niet meegenomen als bewijsmiddel.
4.3.3
Is [verdachte] ‘de tweede man’?
Beoordeeld moet worden of [verdachte] ‘de tweede man’ was die samen met [naam 3] in de woning is geweest.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
[naam 3] wijst [verdachte] aan als degene die hem die nacht heeft opgehaald in Den Haag en met wie hij die nacht in de woning aan de [adres 2] in Bergen op Zoom is geweest om hennep te stelen. Daarbij heeft [naam 3] verklaard dat hij die nacht een vissershoedje droeg en [verdachte] een baseballpetje. Ook [naam 1] en [naam 2] verklaren dat ‘de tweede man’, de man met het breekijzer, een petje op had. Dit petje hebben zij vervolgens op de grond bij de voordeur in de woning aangetroffen, zo blijkt uit de verklaring van [naam 2] . Dit petje is voor onderzoek ingestuurd naar het NFI en uit dit onderzoek blijkt dat in het onderzochte dragerspoor mede het DNA van [verdachte] is aangetroffen.
De rechtbank acht op grond hiervan de verklaring van [verdachte] dat hij die avond verdachte [naam 3] en ene Mitcu heeft afgezet in Bergen op Zoom en dat hij bij [bedrijf] in Bergen op Zoom op hen heeft gewacht, ongeloofwaardig.
Temeer nu [verdachte] geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het aangetroffen petje. De rechtbank verwerpt dan ook het door [verdachte] gegeven alternatieve scenario. Overigens acht de rechtbank het op zich niet onaannemelijk dat een derde persoon hierbij betrokken is geweest, nu beide verdachten daarover verklaren, maar deze is niet in de woning geweest.
4.3.4
Poging tot diefstal?
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat voor de rechtbank vast dat [naam 3] en [verdachte] op 26 mei 2018 in de nacht met een of meer voertuigen vanuit Den Haag naar Bergen op Zoom zijn gereden en dat zij vervolgens met een schroevendraaier en een koevoet via een openstaand raam de woning van [naam 1] en [naam 2] zijn ingeklommen om daar hennep te stelen.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van beide verdachten dat het doel was het stelen van hennep. Dat er geen hennepkwekerij in de woning aanwezig was, zoals de politie heeft geconstateerd, doet niets af aan hun oogmerk op die diefstal. Dit leidt de rechtbank tot de tussenconclusie dat sprake is van een poging tot diefstal in vereniging door middel van inklimming.
4.3.5
Diefstal met (bedreiging met) geweld?
Vervolgens moet worden beoordeeld of [naam 3] en [verdachte] opzettelijk geweld hebben gepleegd en/of gedreigd hebben met geweld jegens de bewoners en zo ja, wat het verband is met de poging tot diefstal.
In de eerste plaats acht de rechtbank de verklaring van [naam 3] geloofwaardig dat hij samen met [verdachte] de woning aan de [adres 2] is ingeklommen om hennep uit de woning te stelen, terwijl zij dachten dat de bewoners niet thuis waren. De meegenomen schroevendraaier en koevoet duiden daar ook op. Het zijn twee typische inbrekerswerktuigen die passen bij een inbraak en niet bij een vooropgezet plan voor een ‘echte’ woningoverval.
De rechtbank hecht echter geen geloof aan de verklaring van [naam 3] dat hij niet heeft gestoken met de schroevendraaier en dat door verdachten in de woning geen geweld is gebruikt, anders dan om zichzelf of [verdachte] te beschermen.
De rechtbank wijst in dit verband erop dat [naam 1] meteen op straat (bij de aanhouding van [naam 3] ) heeft geroepen dat hij is gestoken. Ook wijst de rechtbank op de aangifte van [naam 1] en de verklaring van [naam 2] , waaruit volgt dat door de verdachten geweld tegen hen is gebruikt. Zowel [naam 1] als [naam 2] heeft verklaard dat de man met de schroevendraaier meermalen stekende en zwaaiende bewegingen in de richting van (de nek van) [naam 1] heeft gemaakt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan hun verklaring hierover. Dat de man met de schroevendraaier [naam 1] hierbij heeft geraakt, vindt steun in de geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat [naam 1] meerdere krassen en schrammen had op zijn lichaam. Ook zijn door de huisarts prikwondjes aan de achterkant van het hoofd in de behaarde hoofdhuid waargenomen. De rechtbank overweegt dat ook de aard van de verwondingen bij [naam 1] passen bij een worsteling met een schroevendraaier. Verder blijkt uit de aangifte van [naam 1] en uit de verklaringen van [naam 2] en van [naam 3] dat tegelijkertijd ook sprake was van een worsteling tussen [naam 2] en [verdachte] , terwijl [verdachte] een koevoet bij zich had die hij dreigend in haar richting heeft getoond.
De rechtbank stelt dan ook vast dat in de woning door verdachten geweld is gebruikt en gedreigd is met geweld doordat [naam 3] met een schroevendraaier in het lichaam van [naam 1] heeft gestoken en [verdachte] in een worsteling dreigend een koevoet aan [naam 2] heeft getoond.
Dit geweld en het dreigen daarmee staan in direct verband met de poging tot diefstal.
Op basis van de verklaring van [naam 3] is de rechtbank van oordeel dat verdachten deze geweldshandelingen jegens de bewoners van de woning hebben verricht met als doel om te kunnen ontsnappen uit de woning. Immers waren zij uit op de hennep die (zo dachten zij) in de woning zou liggen, maar niet bedacht op de aanwezigheid van personen in de woning.
Dat ook door [naam 1] en [naam 2] geweld is gebruikt maakt dit niet anders. Voor de rechtbank staat vast dat dit was in reactie op het in de nacht binnendringen in hun slaapkamer en het geweld en de dreiging daarmee door beide verdachten. Dat de verdachten onverwachts werden geconfronteerd met bewoners komt geheel voor hun rekening en risico.
4.3.6
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [naam 3] samen naar de woning van [naam 1] en [naam 2] zijn gegaan om hennep uit de woning te stelen. Zij hebben daarbij samen opgetreden: ze zijn gezamenlijk aan de uitvoering van hun plan begonnen en hebben in de woning gelijktijdig geweld toegepast dan wel gedreigd met geweld in de richting van de bewoners. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking, ook bij de uitvoering van het plan en levert dit medeplegen op. Dat betekent dat de geweldshandelingen van de ene dader strafrechtelijk ook voor rekening komen van de ander.
4.3.7
Conclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [naam 3] schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal van hennep/hennepplanten uit een woning met geweld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks26 mei 2018 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofdiens mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een hoeveelheid hennep/hennepplanten,
althans één of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten deletoebehorende aan [naam 1] en/of [naam 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/diens mededader(s),en daarbij die voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/ofte doen volgen van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [naam 1] en
/of[naam 2] , te plegen met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of ombij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s) hetzijde vlucht mogelijk te maken
, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,met
een of meer vanzijn mededader
(s), althans alleen:
- met een of meer voertuigen en
/ofmet een of meer anderen naar die woning (gelegen aan de [adres 2] )
is/zijn gereden en
/ofmet gereedschap bij zich naar die woning
is/zijn gegaan en
/of
- zich de toegang tot de woning
(gelegen aan de [adres 2]
) heeft/hebben verschaft door middel van
braak en/of verbreking en/ofinklimming en
/of
-
met een of meer anderendie woning
heeft/hebben betreden en
/ofde slaapkamer van voornoemde [naam 1] en
/of[naam 2]
is/zijn binnengedrongen en
/of
- tegen die [naam 1] en
/of[naam 2]
heeft/hebben gezegd "Politie" en
/of
- op die [naam 1]
is/zijn gesprongen
, althans gaan liggen en/of zittenen/
ofmet een schroevendraaier
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,heeft
/hebbengestoken
en/of geduwdin
de nek/hals en/of hoofd, althanshet lichaam van die [naam 1] en
/of
- een koevoet
, althans een hard voorwerp,aan die [naam 2]
(dreigend
) heeft/hebben
opgeheven en/ofgetoond waarbij
(vervolgens
)een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en
/ofzijn mededader
(s)en die [naam 2] en
/of
aldus een bedreigende situatie voor die [naam 1] en
/of[naam 2] hebben doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de poging tot een woningoverval wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij de strafeis acht geslagen op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met het geringe aandeel van verdachte in het geweld. Daarnaast verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewelddadige poging tot diefstal van hennep en/of hennepplanten uit een woning. Zij zijn midden in de nacht, uitgerust met inbrekerswerktuig via een openstaand raam de slaapkamer ingeklommen, terwijl de bewoners in bed lagen te slapen. Verdachten waren in de veronderstelling dat de bewoners niet thuis waren, maar zij waren kennelijk foutief geïnformeerd, want de bewoners waren wel thuis en er is bovendien geen hennep in de woning aangetroffen. Om hun vlucht uit de woning mogelijk te maken, hebben verdachten vervolgens geweld gebruikt en gedreigd met geweld tegen de bewoners door het door hen meegenomen inbrekerswerktuig (een schroevendraaier en een koevoet) als wapen te gebruiken.
In het algemeen geldt dat een dergelijke gebeurtenis, waarbij vreemden binnendringen in een woning en waarbij geweld wordt gebruikt en gedreigd wordt met geweld, voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring oplevert waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Dit geldt hier des te sterker omdat er ook twee kleine kinderen in huis waren. Dat de impact nog steeds groot is, blijkt ook uit de ter zitting door [naam 2] afgelegde slachtofferverklaring. Uit die verklaring blijkt dat zij en haar man, hoewel het bijna een jaar geleden is, nog dagelijks eraan terugdenken, ondanks de EMDR-therapie die zij hebben gevolgd. Ook voelen zij zich niet meer veilig in hun eigen woning. Niet alleen [naam 1] en [naam 2] ondervinden deze gevolgen, maar ook hun dochtertje dat het hele voorval heeft meegekregen doordat haar slaapkamerdeur op een kier stond.
De rechtbank kan zich goed voorstellen dat het gezin ontzettend is geschrokken van wat er die nacht is gebeurd in hun woning en dat zij zich zeer bedreigd hebben gevoeld door wat heeft plaatsgevonden in hun slaapkamer, een plek die juist veiligheid en vertrouwdheid zou moeten bieden. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij (zeker vooraf) klaarblijkelijk niet gevoelig was voor de mogelijke gevolgen. Het heeft hem in ieder geval niet weerhouden van het plegen van dit feit.
De rechtbank is gezien de ernst van het feit van oordeel dat voor de bewezenverklaarde poging tot diefstal met geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten, maar niet voor een soortgelijk feit.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte, anders dan de mededader, geen fysiek geweld heeft gebruikt.
De rechtbank zal een veel lagere straf opleggen dan de door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat de eis van de officier van justitie te hoog is in de gegeven omstandigheden. Wat hier is gebeurd is geen ‘gewone’ woningoverval, omdat er geen sprake lijkt te zijn van een vooropgezet plan om mensen in hun woning te beroven. De verdachten gingen er immers van uit dat er geen mensen in de woning aanwezig waren.
De rechtbank gaat daarom niet uit van het LOVS-oriëntatiepunt voor een woningoverval (vanaf 3 jaar gevangenisstraf). Maar aan de andere kant is het door de slachtoffers wel degelijk als een woningoverval ervaren en dat is volledig te wijten aan de verdachten, die midden in de nacht binnendrongen in hun slaapkamer en vervolgens flink geweld hebben toegepast. Daarom is wel een forse gevangenisstraf passend.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, voldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van verdachte.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen van [naam 1] en [naam 2]
[naam 1] en [naam 2] hebben zich als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd. [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 20.000,- ter zake van immateriële schade. [naam 2] vordert een totale schadevergoeding van € 49.912,80, waarvan € 9.912,80 ter zake van materiële schade: beschadigingen aan de woning en het meubilair (laminaat, muren, behang, bed, televisie en kastdeuren) en het plaatsen van rolluiken. Daarnaast vordert zij € 40.000,- ter zake van immateriële schade, waarvan € 20.000,- voor zichzelf en € 20.000,- voor de vergoeding van de door haar dochtertje geleden schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] ten aanzien van de immateriële schade te matigen en deze toe te wijzen tot € 5.000,-.
Ook verzoekt zij om € 5.000,- toe te wijzen aan hun gezamenlijke dochtertje, omdat aannemelijk is geworden dat zij psychische schade heeft opgelopen. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om de vordering van [naam 2] ten aanzien van de materiële schade te matigen en toe te wijzen tot € 5.000,-, nu er kosten moeten worden gemaakt om de beschadigingen (aan het meubilair) te herstellen. Voorts vordert de officier van justitie in beide vorderingen vergoeding van de wettelijke rente vanaf 26 mei 2018 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen, omdat verdachte geen betrokkenheid heeft bij het feit. De verdediging bepleit subsidiair dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard wegens een gebrek aan onderbouwing. De verdediging refereert zich voor wat betreft het stucwerk en de kast aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen [naam 1] , [naam 2] en hun gezamenlijke dochter rechtstreekse immateriële schade hebben geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van die schade is echter niet eenvoudig vast te stellen, ook omdat nog niet duidelijk is wat de (psychische) gevolgen op langere termijn zullen zijn. Nader onderzoek daarnaar zou naar het oordeel van de rechtbank leiden tot een onevenredige belasting van dit strafproces. De rechtbank waardeert deze schade, gelet op de bedragen aan immateriële schade die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, op € 2.500,- per persoon.
De vorderingen met betrekking tot de immateriële schade zullen dan ook tot die bedragen worden toegewezen. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. Voor dat deel kunnen zij de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is ten aanzien van de door [naam 2] gevorderde materiële schade van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [naam 2] materiële schade heeft geleden, nu is gebleken dat het stucwerk op de wanden, de laminaatvloer en het bed zijn beschadigd. De exacte hoogte van de schade is op basis van de vordering ook hier moeilijk vast te stellen. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of de hele vloer moet worden vervangen of alleen één plank. De rechtbank waardeert deze schade op in ieder geval € 2.500,-. De vordering met betrekking tot de materiële schade zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Nader onderzoek naar de overige gevorderde schadeposten zou leiden tot een onevenredige belasting van dit strafproces en de rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Voor dat deel kan zij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dart geldt niet voor de opgevoerde schadepost ‘plaatsen van rolluiken’, omdat dat niet kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
De gevorderde wettelijke rente zal voorts worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 26 mei 2018.
Omdat er sprake is van twee daders, worden de vorderingen hoofdelijk toegewezen. Dat wil zeggen dat beide daders allebei aansprakelijk zijn voor het gehele bedrag en dat wanneer de één betaalt, de ander dat niet meer hoeft te doen.
Met betrekking tot de toegewezen vorderingen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dat betekent dat het bedrag zal worden geïnd door het CJIB en dat als verdachte niet of niet tijdig betaalt, hechtenis kan worden toegepast als dwangmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot diefstal, gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
voorarrestheeft doorgebracht
in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.500,-ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 26 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] € 2.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 26 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 26 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 2.500,- ter zake van materiële schade en € 5.000,- ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- wijst de vordering inzake het plaatsen van rolluiken af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] € 7.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 26 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en bij niet betaling te vervangen door 72 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Bogaert en mr. Heblij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2019.
Mr. Heblij is verhinderd om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB2R018048
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] mede namens [naam 2] , [naam 7] en [naam 6] , p. 12-15.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] d.d. 26 mei 2019, p. 27-28.
4.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [naam 1] d.d. 27 augustus 2018, opgesteld door huisarts [naam 6] , p. 32.
5.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer/benadeelde [naam 2] , p. 33-38.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 april 2019 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] d.d. 24 augustus 2018, p. 159-166.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 11 juli 2018, p. 208.
8.Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek d.d. 24 september 2018
9.Het rapport van het NFI (bemonstering handvat schroevendraaier, uiteinde loop, binnenzijde pet) d.d. 1 november 2018
10.Het proces-verbaal biologisch vooronderzoek, p. 90-91.
11.Het rapport van het NFI (bemonstering binnenzijde hoedje) d.d. 28 augustus 2018, p. 94-97.