Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2019, stond de verdachte terecht op beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie en diefstal met valse sleutel. De zaak kwam voort uit een oplichting waarbij slachtoffers via e-mails, zogenaamd van de Rabobank, werden verleid om hun gegevens in te vullen op een valse website. De verdachte werd ervan verdacht betrokken te zijn bij een pintransactie van een moneymule, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de diefstal of het witwassen van de geldbedragen. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren voor betrokkenheid, de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.