Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de hem tenlastegelegde feiten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2019, stond de verdachte terecht op verdenking van oplichting, witwassen en andere strafbare feiten. De zaak kwam voort uit een serie e-mails die uit naam van de Rabobank waren verzonden, waarin slachtoffers werden verleid om een nieuwe pinpas aan te vragen. De verdachte zou betrokken zijn geweest bij een pintransactie van een moneymule, maar de rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte op basis van gelaatsvergelijking onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen.
Tijdens de zitting op 29 maart 2019 werden de standpunten van de officieren van justitie, mr. Van Setten en mr. Hermans, en de verdediging besproken. De tenlastelegging was gewijzigd en omvatte onder andere het verbergen van de herkomst van geldbedragen en het verwerven van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de foto in het dossier leek en dat er geen opzet op een strafbaar feit was.
De rechtbank concludeerde dat de 'hit' op de verdachte, verkregen via automatische gelaatsvergelijking, niet voldoende bewijs bood om de verdachte als dader aan te merken. Er waren geen andere bewijsmiddelen die de verdachte konden verbinden aan de ten laste gelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle beschuldigingen.