ECLI:NL:RBZWB:2019:2348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
BRE 18_6222
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en verplichtingen op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in een bijstandszaak. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W.R. Aerts, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, dat hem verplichtte om maandelijks een specificatie van reistransacties en afschriften van bank- en spaarrekeningen te overleggen. Eiser was van mening dat deze verplichting in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat er geen wettelijke grondslag was voor deze verplichting op basis van artikel 55 van de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een inlichtingenverplichting op eiser rustte op grond van artikel 17 van de Participatiewet, waardoor hij wijzigingen in zijn woonsituatie en financiële situatie zelf moest doorgeven. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde verplichting niet kon worden opgelegd ter vermindering van de bijstandsuitkering, omdat het recht op bijstand al was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit in zoverre. Tevens werd Orionis veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/6222 PW

uitspraak van 20 mei 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 augustus 2018 (bestreden besluit) van Orionis over de aan hem in het kader van de Participatiewet opgelegde verplichtingen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 30 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn partner, [naam partner eiser] . Orionis heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.M. Feijtel, [vertegenwoordiger verweerder1] en [naam vertegenwoordiger2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Bij besluit van 5 juni 2018 (primair besluit) is aan hem per 15 mei 2018 bijstand toegekend. Daarbij is aan hem de verplichting opgelegd om maandelijks met ingang van 1 juni 2018 een specificatie reistransacties en een afschrift van al zijn bank- en spaarrekeningen te overleggen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat er volgens hem sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel/legaliteitsbeginsel.
3. Artikel 55 van de Participatiewet bepaalt dat naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, het college vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen kan opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
4. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of Orionis bij de toekenning van bijstand aan eiser de verplichting om maandelijks een specificatie reistransacties en een afschrift van al zijn bank- en spaarrekeningen te overleggen, heeft kunnen opleggen op grond van artikel 55 van de Participatiewet. De rechtbank overweegt dat er op grond van artikel 55 van de Participatiewet drie categorieën verplichtingen kunnen worden opgelegd. Allereerst zijn dat verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling. Daarnaast zijn dat verplichtingen die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand en ten slotte zijn dat verplichtingen die strekken tot vermindering of beëindiging van bijstand.
5. Ter zitting heeft Orionis aangegeven dat de aan eiser opgelegde verplichting strekt tot vermindering van bijstand. Volgens Orionis kan het recht op bijstand van eiser niet worden vastgesteld als er gelet op de voorgeschiedenis geen inzicht bestaat in de reisbewegingen van eiser en zijn financiële situatie. Volgens Orionis kan de bijstandsuitkering van eiser worden verminderd als uit bijvoorbeeld de reisgegevens blijkt dat hij een deel van de week bij zijn partner, en dus buiten de gemeente Vlissingen, verblijft.
6. De rechtbank is van oordeel dat die vermindering geen vermindering is, zoals bedoeld in artikel 55 van de Participatiewet. Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat Orionis de verplichting niet heeft opgelegd ter vermindering van de bijstandsuitkering, maar om het recht op bijstand van eiser maandelijks te kunnen vaststellen. Het recht op bijstand van eiser is echter al vastgesteld, aangezien aan hem bijstand is toegekend. In dat kader rust de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Participatiewet op hem, zodat hij uit hoofde daarvan verplicht is om onder andere wijzigingen in zijn woonsituatie en financiële situatie uit eigen beweging aan Orionis door te geven.
7. Uit wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat Orionis ten onrechte aan eiser de verplichting, gestoeld op artikel 55 van de Participatiewet, heeft opgelegd om maandelijks met ingang van 1 juni 2018 een specificatie reistransacties en een afschrift van al zijn bank- en spaarrekeningen over te leggen. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd, voor zover dat betrekking heeft op het opleggen van die verplichting. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door ook het primaire besluit in zoverre te herroepen.
8. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
9. De rechtbank zal Orionis veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij aan eiser de verplichting is opgelegd om maandelijks met ingang van 1 juni 2018 een specificatie reistransacties en een afschrift van al zijn bank- en spaarrekeningen te overleggen;
  • herroept het primaire besluit eveneens in zoverre;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt Orionis in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.