6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het slachtoffer zonder een echte aanleiding tegen haar been getrapt en tegen het gezicht geslagen, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Door dit geweld is het slachtoffer angst aangejaagd en heeft zij pijn en letsel gekregen. Het is algemeen bekend dat dergelijk geweld, naast lichamelijk leed, voor het slachtoffer gedurende lange tijd grote psychische gevolgen met zich kan brengen. Dat is ook gebleken uit de slachtofferverklaring van aangeefster, zoals voorgelezen ter zitting. Daarin is bevestigd dat het voorval ook bij haar twee aanwezige kinderen gevoelens van onmacht en onveiligheid heeft opgeroepen. Bovendien vond het geweld overdag plaats op straat, zodat ook andere omstanders en passanten hebben kunnen zien dat het daar zomaar ineens niet veilig kan zijn.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte van 11 maart 2019. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 11 februari 2019, opgesteld door de heer M. Fluit, psychiater en mevrouw G.M. Jansen, GZ- psycholoog (hierna: de deskundigen). Verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek in het PBC. Desondanks hebben de deskundigen het volgende in overweging gegeven.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een chronisch psychotische stoornis, vermoedelijk in het kader van schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Deze stoornis is al langere tijd bij verdachte aanwezig. Gezien het beloop van de stoornis is het psychotisch proces te omschrijven als een schizofreniespectrumstoornis. De deskundigen zijn van mening dat deze stoornis ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig was. De deskundigen achten verdachte ten minste verminderd tot sterk verminderd toerekenbaar ten tijde van het plegen van het strafbare feit, nu zijn schizofreniespectrumstoornis met fluctuerende paranoïde psychotische ontregelingen, zijn functioneren al over een langere tijd beïnvloedden en hebben geleid tot een verval in zijn functioneren.
De deskundigen menen dat de ernst en de combinatie van de ziekelijke stoornissen een langer durende behandeling vergen. Verder zijn de deskundigen van mening dat het risico op herhaling van het onverwacht gebruik van geweld voor de korte en de langere termijn zal blijven bestaan bij gelijkblijvende omstandigheden. Om deze redenen dient een langer durend behandeltraject te worden ingezet, waarin psycho-educatie (gericht op het ziektebesef- en inzicht), het ontwikkelen van behandelmotivatie en het accepteren van farmo-therapie moeten plaatsvinden. De maatregel TBS met voorwaarden wordt door de deskundigen als niet haalbaar beschouwd, nu het verdachte ontbreekt aan enige vorm aan inzicht in zijn ziekte en bij eerdere behandelpogingen is gebleken dat hij geen behandelmotivatie heeft waardoor behandeling niet van de grond is gekomen.
Om voornoemde reden wordt ook behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden als niet haalbaar beschouwd. De deskundigen adviseren om verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen.
Ter zitting hebben de deskundigen de door hen opgestelde rapportage toegelicht en aangevuld. Volgens hen betreft verdachte een “doodzieke jongen”. Hoewel zij verdachte tijdens zijn verblijf in het PBC niet indringend hebben kunnen spreken, vermoeden zij dat bij verdachte, gelet op zijn complexe en opvallende gedragspatroon met achterdochtige en psychotische uitlatingen en agressieve uitbarstingen, sprake is van een schizofreniespectrumstoornis van het gedesorganiseerde type. De deskundigen blijven bij de conclusie dat verdachte niet als volledig ontoerekeningsvatbaar, maar als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het psychotisch toestandsbeeld van verdachte fluctueert; op momenten is hij helder van geest, maar er zijn ook momenten waarbij zijn realiteit is verstoord, wat bij verdachte achterdocht en agressiviteit oproept.
Ter onderbouwing noemt psychiater Fluit het voorbeeld van een legpuzzel: op sommige plekken is de puzzel intact, maar op sommige plekken ontbreken puzzelstukjes of liggen de stukjes op de verkeerde plek. Het recidivegevaar van verdachte wordt daardoor als hoog ingeschat. De deskundigen menen dat verdachte door het gebruik van passende medicatie meer in de realiteit zal komen te staan. Dat zal ertoe leiden dat hij zijn agressie beter kan beheersen en beter kan omgaan met onverwachte situaties.
De rechtbank is van oordeel dat de PBC-rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank maakt de conclusies van de deskundigen daarom tot de hare.
Gelet op de inhoud van de PBC-rapportage, de toelichting van de deskundigen ter zitting, de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van TBS noodzakelijk is. De rechtbank realiseert zich dat het opleggen van de maatregel van TBS een zeer verstrekkende is. Zonder behandeling vormt verdachte echter een gevaar voor de veiligheid van anderen, terwijl behandeling anders dan in het kader van een TBS maatregel niet tot de mogelijkheden behoort. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk. De rechtbank betrekt daarbij dat (langdurige) behandeling anders dan in het kader van een TBS maatregel niet mogelijk is. Voor een TBS maatregel met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat verdachte niet bereid is mee te werken aan een behandeling. Blijkens het rapport van de psychiater en de psycholoog kan daarmee onvoldoende de veiligheid van de maatschappij worden gegarandeerd.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf noodzakelijk. De officier van justitie is bij haar strafeis uitgegaan van een bewezenverklaring van zware mishandeling. Nu de rechtbank slechts mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, bewezen acht legt zij, mede gelet op straffen die voor soortgelijke straffen worden opgelegd, een lagere straf op dan die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 2 maanden passend en geboden.