ECLI:NL:RBZWB:2019:2782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
02/800510-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Feraaune
  • J. Felix
  • A. Vermariën
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van gereedschap met voorwaardelijke ISD-maatregel voor veelpleger

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2019, staat de verdachte terecht voor diefstal van diverse goederen uit een winkel in Bergen op Zoom. De tenlastelegging betreft het wegnemen van een Varo handcirkelzaag en een Ferm klopboormachine op 20 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij de goederen wilde retourneren, deze zonder betaling heeft meegenomen en daarmee de heerschappij van de winkel heeft onttrokken. De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel, gezien de verbeterde omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende recente reclasseringsinformatie beschikbaar is om een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen, en biedt de verdachte een laatste kans met een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank legt daarnaast voorwaarden op, waaronder een alcoholverbod en meewerken aan urinecontroles. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800510-18
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [Geboorteplaats]
wonende te [Woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein (HvB locatie Nieuwegein)
raadsman mr. drs. P. Groenhuis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2018 te Bergen op Zoom met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse goederen, waaronder een
draadmand en/of mascotte vloeitjes en/of een Varo handcirkel en/of een Ferm
klopboormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[Slachtoffer] , gevestigd aan de [Straatnaam] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2018 te Bergen op Zoom, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
medewerker(s) van [Slachtoffer] , gevestigd aan de [Straatnaam] te bewegen tot de
afgifte van enig goed en/of een geldbedrag, het verlenen van een dienst, het
ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, door
- diverse goederen uit de winkel [Slachtoffer] te pakken en/of
- ( vervolgens) aan een winkelmedewerker van voornoemde winkel [Slachtoffer] die
goederen te tonen en/of
- ( vervolgens) aan een winkelmedewerker van [Slachtoffer] een (andere) kassabon
te tonen en/of
- ( vervolgens) aan een winkelmedewerker duidelijk te maken dat hij, verdachte,
deze diverse goederen wilde ruilen/retourneren voor geld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een handcirkelzaag en een klopboormachine heeft gestolen bij de [Slachtoffer] en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte dat hij de winkel is binnengegaan, een kassabonnetje heeft gepakt, vervolgens goederen uit de winkel heeft gepakt en daarmee langs de kassa is gegaan zonder hiervoor te betalen. Uit de aangifte blijkt dat de handcirkelzaag en de klopboormachine niet zijn aangeboden bij de servicebalie. Deze goederen stonden ook niet vermeld op het bonnetje dat verdachte in zijn bezit had toen hij werd aangehouden, zodat het ook om deze reden niet aannemelijk is dat hij van plan was de goederen aan te bieden bij de servicebalie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde maar wel van de poging tot oplichting, nu zijn opzet niet gericht was op het wederrechtelijk toe-eigenen van de goederen, maar op het verkrijgen van het geld na inlevering van de bon en de goederen uit de winkel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 20 augustus 2018 werd aangever [Naam] , filiaalmanager van de [Slachtoffer] aan de [Straatnaam] in Bergen op Zoom, aangesproken door een man die hij herkende als iemand die eerder had gestolen in de winkel [1] . Aangever zag op de camerabeelden van de winkel dat de man gereedschap uit de schappen in een tas deed. Aangever zag dat de man voorbij de kassa liep waarna het alarm afging. De man liep door naar de servicebalie om een mandje te retourneren. De man bleek meerdere artikelen uit de winkel bij zich te hebben, waaronder een Varo handcirkelzaag en een Ferm klopboormachine.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag in de [Slachtoffer] in Bergen op Zoom was en artikelen uit de winkel heeft gepakt en dat hij niet de bedoeling had deze goederen af te rekenen [2] .
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van diefstal van het genoemde gereedschap. De stelling van de verdediging dat verdachte niet het opzet had om de spullen te stelen, maar om deze met behulp van een gevonden kassabonnetje te retourneren gaat niet op, nu verdachte alleen een mand en niet de handcirkelzaag en klopboormachine heeft aangeboden aan de servicebalie. Verdachte is met het gereedschap voorbij de kassa gegaan zonder deze artikelen af te rekenen en heeft deze dan ook aan de heerschappij van de [Slachtoffer] onttrokken, zodat van een voltooide diefstal sprake is. Voor de diefstal van de overige op de tenlastelegging genoemde goederen acht de rechtbank niet voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig en zij zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 augustus 2018 te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Varo handcirkelzaag en een Ferm klopboormachine, toebehorende aan [Slachtoffer] , gevestigd aan de [Straatnaam] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte zijn leven thans weer aardig op de rit heeft. Hij gebruikt geen alcohol meer, heeft weer contact met zijn kinderen en ex-partner, kan verblijven bij zijn moeder en heeft uitzicht op een baan bij zijn oude werkgever. Hij heeft zijn tijd in detentie nuttig besteed. Het is daarom niet passend om verdachte gelet op deze verbeterde situatie nu een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van gereedschap. Ondanks verdachtes relatief jonge leeftijd, heeft hij al een aanzienlijk strafblad met vergelijkbare, feiten die de winkeliers veel overlast bezorgen. Verdachte werd door aangever ook al herkend als iemand die vaker kassabonnetjes uitzocht en vervolgens probeerde de goederen op het bonnetje te zoeken en bij de servicebalie in te wisselen voor geld.
De reclassering heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Er is een hoge kans op recidive door de aanwezige criminogene factoren op verschillende leefgebieden. Verdachte komt zijn afspraken niet na en het lukt hem ondanks de inzet van verschillende hulpverleners niet om sturing aan zijn leven te geven. Hij heeft nauwelijks zelfinzicht en mist vaardigheden om zelf, maar ook met hulp een stabiel leven op te bouwen.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de Reclassering Nederland van oordeel dat het opleggen van deze maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Immers, op het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de maatregel rekening gehouden met de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorlopige hechtenis, heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft in de overweging of de maatregel onvoorwaardelijk of voorwaardelijk moet worden opgelegd een afweging gemaakt tussen hetgeen het rapport van de reclassering vermeldt en de verklaring van de verdachte ter zitting. Het reclasseringsrapport dateert van november 2018 en het gaat ogenschijnlijk momenteel zowel psychisch als lichamelijk aanzienlijk beter met verdachte nu hij in detentie hulp heeft gekregen en (noodgedwongen) geen alcohol gebruikt. De verdediging heeft aangevoerd dat diverse leefgebieden op orde zijn. Er is hierover echter geen recente informatie beschikbaar van de reclassering, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel mogelijk en ook wenselijk was geweest.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel voorwaardelijk moet worden opgelegd om verdachte een allerlaatste kans te geven te bewijzen dat hij het ook buiten detentie goed kan doen. De rechtbank zal naast de standaardvoorwaarden, ook de volgende voorwaarden opleggen: een alcoholverbod, meewerken aan urinecontroles, ambulante behandeling indien de reclassering dat noodzakelijk acht en meewerken aan een begeleide woonvorm. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van voorwaarden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarenna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen gedurende de termijn van twee jaar of zoveel korter als de leiding van een nader door de reclassering te bepalen inrichting in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte gedurende de termijn van twee jaar geen alcohol zal gebruiken;
* dat verdachte gedurende de termijn van twee jaar zal meewerken aan urinecontroles zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zal meewerken aan een begeleide woonvorm indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de overige voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Feraaune, voorzitter, mr. Felix en mr. Vermariën, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
20 juni 2019.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant met nummer PL2000-201819650, opgesteld in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde ambtenaren, genummerd van 1 t/m 31
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juni 2019